Vrezen = Vermoeden
In de Van Dale8 (niet in de vorige drukken) vermeldt men bij het werkwoord vrezen ook de betekenis: moeten toegeven dat iets zo is: ik vrees van wel; ik vrees dat ik u moet teleurstellen. Ook Koenen-Endepols signaleert in de laatste drukken deze betekenisontwikkeling, in welk boek men echter niet, zoals in de Van Dale, van een anglicisme spreekt.
Voor de historie van deze betekenisverandering lijkt mij van belang een citaat uit H.W. Heuvel, Oud-Achterhoeksch Boerenleven6 [1967; de eerste druk is van 1927]. De auteur werd in 1864 geboren in Larens buurschap Oolde en terugziend op zijn jeugdjaren schrijft hij op blz. 80 van bovengenoemde boek:
‘Wat later verschijnt een Stokkumsche boer, die met een “Gendagsaem” op een stoel neervalt en dan zegt: “Ik vreeze, dat hier een nuchteren kalf is, want ik zooge 'n kowleste” nl. de nageboorte, op de mestvaalt. Wij lachen een beetje, om dat vreemde gebruik, van 't werkwoord vreezen in de beteekenis van vermoeden.’
Alkmaar
c. kostelijk