De Nieuwe Taalgids. Jaargang 63
(1970)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 296]
| |
De datering van Vondels Grafnaelt van 's Konings Stadthouder in YrlandtIn De Nieuwe Taalgids van 1953 heeft Prof. Dr. L.C. Michels enige aspecten belicht van Huygens' waardering van VondelGa naar voetnoot1. Daarbij komt onder meer het volgende aan de orde: ‘Huygens had in 1641 een tweetal korte latijnse gedichten geschreven op de onthoofding van de graaf van Strafford, onderkoning van Ierland (Worp iii, p. 161 v.). Het tweede daarvan: Straffordus omni laude celsior is door Vondel vertaald (WB iv, p. 215 v.); tezamen met de latijnse tekst werd dit vers door Elsevier te Leiden in plano gedrukt, zonder ondertekening. Huygens was er niet mee ingenomen, integendeel.’Ga naar voetnoot2 Michels bespreekt daarop Huygens' eerste reactie, in een brief aan Barlaeus, en vervolgt: ‘Het verdient opmerking, dat Huygens niet vroeger van Vondels vertaling kennis heeft gekregen. Strafford stierf op 22 Mei 1641, het vers Straffordus omni laude celsior is van 13 Juli d.a.v. (...), maar de brief aan Van Baerle dagtekent van 5 December 1644, dus drie en een half jaar later. Toch wordt daar van Vondels vertaling gesproken als van een ‘ut videtur’ recente publicatie (‘nuper’), waarvan de stijl, het metrum en de bewoordingen hem hooglijk mishagen. Hij blijkt trouwens slecht op de hoogte, waar hij zegt dat de ‘salebrosus interpres’ zijn overzetting aan een amsterdamse drukker ter publicatie heeft ter hand gesteld, terwijl in werkelijkheid de plano bij Elsevier te Leiden gedrukt was (Unger nr. 371). Waarschijnlijk heeft hij ze eerst leren kennen uit ‘'t Leste Gespreck van... Thomas Wentworth...’, dat (zonder plaats) in 1644 verscheen en o.a. Vondels vers bevatte. Dat dit laatste wel inderdaad van 1641 is, is zonder meer aannemelijkGa naar voetnoot3, hoewel de plano geen jaar heeft en het gezag van Brandts uitgave van 1682, die 1641 opgeeft, niet onbetwistbaar is.’Ga naar voetnoot4 De plano, waarvan de Koninklijke Bibliotheek een exemplaar bewaart (beschreven door KnuttelGa naar voetnoot5 onder nr. 4743), heeft inderdaad geen jaar, maar ook de plaats van uitgave en de drukker zijn, in tegenstelling tot wat Michels op gezag van UngerGa naar voetnoot6 meedeelt, onbekend. De regel onder het gedicht van Vondel: | |
[pagina 297]
| |
‘Vertaelt uit dit Latijn, eerst te Leiden gedruckt, by Abraham Elsevier.’, deelt namelijk niet plaats en drukker van deze plano mee. De vraag waar het hier om gaat, is: waarop heeft dit ‘eerst... gedruckt’ betrekking? Nu treffen we dergelijke formuleringen in pamfletten uit deze periode vaker aan. Met name de Amsterdamse drukker Joost Broersz. gebruikt geregeld de formule ‘eerst gedruckt by...’Ga naar voetnoot1 en wel met de duidelijke functie te verwijzen naar een voorafgaande uitgave van de desbetreffende tekst. Enige voorbeelden kunnen dit verduidelijken. Knuttel nr. 4810 heeft als impressum: ‘Overgheset uyt d'Engelsche Copye, eerst Ghedruckt tot Londen, ende nu t'Amsterdam by Joost (B)roersz. 1642.’ Knuttel nr. 4819 noemt ook de eerdere uitgever: ‘Na de Copie, eerst gedruckt tot London voor Joseph Hunscott, ende nu t'Amsterdam by Joost Broersz.... 1642.’ De mededeling onder Vondels Grafnaelt blijft in principe voor meer uitleggingen vatbaar, vooral doordat een aanvulling met ‘nu gedruckt by...’ ontbreekt. Maar de interpretatie dat ‘eerst te Leiden gedruckt’ alleen op ‘dit Latijn’ slaat en niet op de gehele tekst van de plano, is te verkiezen omdat deze uitleg met de feiten zal blijken te kloppen, en een aanvaardbare reconstructie van de gang van zaken mogelijk maakt. Huygens had het gedicht Straffordus omni laude celsior op 13 juli 1641 geschreven.Ga naar voetnoot2 Van een eventuele verspreiding van het gedicht in dat jaar is niets bekend. In 1644 echter werd het gedicht gepubliceerd, in de door Barlaeus verzorgde bundel Momenta desultoria, gedrukt te Leiden bij Bonaventura en Abraham Elsevier.Ga naar voetnoot3 Naar deze editie verwijst de mededeling op de plano. Het is dan ook geen wonder dat Unger over de plano moest meedelen: ‘In Willems, Les Elzevier werd deze uitgave niet geschreven.’Ga naar voetnoot4 De bundel Momenta desultoria kwam in juni 1644 van de pers.Ga naar voetnoot5 In de tijd daarna hield Huygens' secretaris H. Bruno zich onledig met het overhandigen en verzenden van presentexemplaren aan Huygens' relaties. Op 15 juli schreef hij aan Huygens, die toen in Vlaanderen verbleef, (ik citeer de samenvatting van WorpGa naar voetnoot6): ‘Ik geloof niet, dat het boek al in den handel gebracht is. Er zijn zoo wat zeventig exemplaren aan u gestuurd en ten geschenke gegeven.’ Vanaf begin juli stroomden de | |
[pagina 298]
| |
bedankbrieven binnen. De voornaamste daarvan zijn opgenomen in de tweede druk van de Momenta desultoria (1655)Ga naar voetnoot1. Ook Vondel kreeg een exemplaar. Op 16 september 1645 schreef hij een brief aan HuygensGa naar voetnoot2, waarin we lezen: ‘...: nu zyn my door zekeren Bruno uwe E. luchtige en geestige buitensprongen toegezonden, die ick met vermaeck hebbe gelezen,...’. Uit dit presentexemplaar moet Vondel Huygens' gedicht op Strafford hebben leren kennen, dat hij daarna vertaald heeft. Dat de onthoofding van Strafford bij de aanhoudende politieke onrust in Engeland nog steeds een actueel onderwerp was, blijkt mede uit het door MichelsGa naar voetnoot3 genoemde pamflet, gedateerd 1644, dat behalve Vondels vers een uitvoerig verslag van de terechtstelling bevat. Huygens zal dus wel degelijk goed op de hoogte zijn geweest, toen hij op 5 december 1644 schreef dat Vondels vertaling onlangs (‘nuper’) en bij een Amsterdamse drukker was uitgegeven. Alles wijst erop dat Vondels Grafnaelt uit de herfst van 1644 stamt.
De datering van Brandt, in Poëzy 1682, zal eveneens die van KnuttelGa naar voetnoot4 en UngerGa naar voetnoot5 gebaseerd zijn geweest op de datum van Straffords onthoofding. In navolging van Unger dateren ook de W.B.-editie en de voornaamste handboeken Vondels vertaling op 1641Ga naar voetnoot6. Dat een betrekkelijk geringe fout in de datering van één gedicht al tot een vertekening van de situatie kan leiden, toont Kalffs bespreking van het gedicht: ‘Steeds op den uitkijk met zijn scherpe oogen, waaraan weinig voorname gebeurtenissen in en buiten zijn land ontgingen, had hij [sc. Vondel] in 1641 een Grafnaelt opgericht ter eere van graaf Strafford, door zijn koning in den steek gelaten, door het Lagerhuis ter dood veroordeeld. Even hartstochtelijk als vroeger in zijne liefde en zijn afkeer, verheft hij nu Straffords ‘heiligh Hooft’; het Lagerhuis wordt met ‘razende gemeent’ en ‘graeuw’ betiteld.’ De scherpe ogen behoren in dit geval niet aan Vondel maar aan Huygens toe. Haarlem e.k. grootes |
|