De Nieuwe Taalgids. Jaargang 63
(1970)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
Spiegels negenregelige strofeIn zijn artikel over de strofe van Spiegels Lieden opt' Vader ons typeert Strengholt deze als ‘een negenregelige strofe met de rijmschikking ababcdccd, die in zijn tweedelige versificatorische opbouw onmiddellijk aan een lied doet denken: een Aufgesang met twee zogenaamde Stollen ab/ab, gevolgd door een daarvan afwijkend gestructureerd Abgesang cdccd’.Ga naar voetnoot1 Hij noemt hier minstens één kenmerk te weinig. Alle strofen hebben immers dezelfde afwisseling van staand en slepend rijm: a en c zijn altijd slepend, b en d zijn altijd staand. Ook dit kenmerk hebben ze gemeen met de strofen van het ‘Paternosterlied’ - cxxx van Een devoot ende Profitelyck Boecxken -, dat, zoals Strengholt terecht betoogt, invloed op de Lieden moet hebben gehad. Het zou een bewijs te meer voor die invloed kunnen zijn, indien althans beide kenmerken niet steeds, dus ook in de acht andere door hem genoemde liederen uit het Boecxken - cxxiv-cxxix en cxxxi-cxxxii - gecombineerd optreden. Toen ik hier een onderzoekje naar instelde, viel mij in de eerste plaats op, dat niet alle acht hetzelfde rijmschema hebben. cxxiv heeft ababcdeed, cxxvi heeft ababcddcd. Ook de strofen 4 en 5 van cxxvii wijken af: resp. ababacaac en abacdedde. Maar, met uitzondering van de laatste twee, zijn ‘staand’ en ‘slepend’ in alle op dezelfde wijze als in de Lieden en het ‘Paternosterlied’ over de verzen verdeeld. Dit kenmerk kan dus verder niets bewijzen. Dit neemt niet weg, dat het een kenmerk is. Het zou onjuist zijn, de beschrijving van de strofische bouw zonder nader onderzoek tot het rijmschema te beperken. Tot de kenmerken kan nl. ook behoren: de plaats van de syntactische grenzen, de wijze waarop de zinnen (zo men wil: de gedachten) over de verzen zijn verdeeld. Zo correspondeert in de strofische gedichten van Jacob van Maerlant de syntactische geleding duidelijk met de door de rijmen aangebrachte geleding. En dit is maar één voorbeeld uit zeer vele. Is er in het ‘Paternosterlied’ (P) en in de Lieden (L) ook een dergelijke correspondentie? Ik citeer van beide de eerste strofe.Ga naar voetnoot2 O Heere God leert ons beden
Wt vierigher herten gront
Neemt van ons onse quade seden
Die wij hebben in onsen mont
Een liedeken willen wi singhen
Also ghi ons hebt gheleert
Doet mi mijn herte ontspringen
Dat ic mi leere bedwinghen
So wort mijn vruecht vermeert.
O Oorzaak aller dingen,
veroorzaakt in myn hert;
een licht om uyt te zingen
hoet al geschapen wert.
Heeftet hier al waaromme,
wat onder ons geschiet;
hoe mach dan yemand dromen,
dat de werld zy voortgekomen,
uyt blindt gevallich niet?
LI bestaat uit twee samengestelde zinnen, uit twee gedachten. De grens daartussen valt samen met die tussen abab en cdccd. In PI daarentegen ligt na elk even vers een diepere | |
[pagina 117]
| |
syntactische grens dan na elk oneven vers. Nu is één strofe natuurlijk te weinig om op grond daarvan een uitspraak te doen over het strofische vormprincipe van een geheel gedicht. Als we de andere er niet bij betrokken, zou ons zelfs wat het ‘Paternosterlied’ betreft een belangrijk kenmerk ontgaan. P2 tot en met P7 beginnen alle met een over twee verzen verdeelde passus van het Onze Vader. Dit heeft, ook al zijn er afwijkingen, de verdeling van de zinnen over de volgende verzen in hoge mate bepaald. P1 en P8 hebben de functie van een voorzang, resp. van een nazang; ze hebben hun structuur grotendeels aan de andere te danken. Houden we met de inhoud en met de syntactische grenzen rekening, dan blijken de negen verzen der P-strofen niet te bestaan uit een groep van vier gevolgd door een groep van vijf. Voor Lieden is de kwestie minder duidelijk. De eerste strofe is wat de structuur betreft - abab//cdccd - zeker niet uniek. Twintig van de 77 strofen zijn in dit opzicht aan de eerste gelijk of daarmee zeer vergelijkbaar (nl. 7, 8, 9, 11, 15, 16, 25, 28, 29, 30, 33, 36, 45, 47, 50, 53, 59, 71, 74, 76). Er zijn er echter ook (o.a. 3, 6, 19) met een zwaar enjambement tussen het vierde en het vijfde vers. Men kan zich afvragen, of de diepe syntactische grens, samenvallend met de grens in het rijmschema tussen ‘Aufgesang’ en ‘Abgesang’, een, zij het dan variabel, element van het strofische vormprincipe is, dan wel een van de vele gelijkwaardige mogelijkheden. In allen gevalle verschillen L en P van elkaar in de wijze waarop de zinnen over de verzen zijn verdeeld. Hieraan is overigens geen enkel argument te ontlenen tegen de mening van Strengholt, dat P invloed heeft gehad op L. Op een andere plaats heb ik er de aandacht op gevestigd, dat Spiegels negenregelige strofe met het rijmschema ababcdccd - hierbij zie ik af van de opeenvolging van ‘staand’ en ‘slepend’ en van de syntactische grenzen - reeds in de 14e eeuw voorkomt, en wel in een gedicht van een anonymus dat als Ene Boerde bekend staat en in een gedicht dat aan Augustijnken van Dordt wordt toegeschreven.Ga naar voetnoot1 Rechtstreekse invloed van deze gedichten op de Lieden, op zichzelf al zeer onwaarschijnlijk, is na de ontdekking van Strengholt volstrekt uitgesloten. Ook de gedachte aan indirecte beïnvloeding (via de genoemde liederen uit het Boecxken) moet verworpen worden. Negenregelige strofen kunnen o.a. van elkaar verschillen door aantal en aard der rijmen. In de strofische gedichten van Hadewijch komen voor: ababbaaba (2, 39), ababbabab (3), ababaabbb (19), ababccddc (21). Een Sang van Hooft heeft: ababcccb.Ga naar voetnoot2 In zes van zijn Veltdeuntjens vinden we: ababbcddc, abbabcdcd, abbaacddc, abbabcddc.Ga naar voetnoot3 Het eerste hiervan is ten grondslag gelegd aan niet minder dan 17 Knipzangen, maar het door Vondel geschreven Slot van de Knipzang heeft abbaaccdd.Ga naar voetnoot4 Vooral door toedoen van Spiegel en zijn Lieden slaat ababcdccd in het gezelschap van al die schema's een goed figuur. Maar het doet onder voor ababbcbcc. Dit heeft immers, doordat het verwerkelijkt is in The Faerie Queene van Spenser en in Childe Harold's Pilgrimage van Byron, internationale vermaardheid verworven. c.f.p. stutterheim |
|