De Leidse bibliografie Nederlandse taalkunde
In aansluiting bij het artikel van R. Spoor en P. de Vroomen Dokumentatie moderne Nederlandse letterkunde, een proefneming (NTG 4e afl. 62e jrg.) en in verband met een kort geleden voltooide multiplicatie wil ik hier een zakelijke beschrijving geven van de Leidse bibliografie Nederlandse taalkunde. Ik hoop hiermee een bijdrage te leveren tot de opheffing van het tekort of zelfs het volslagen gebrek aan informatie en communicatie, waardoor de universitaire wereld, althans wat de Nederlandse taal- en letterkunde betreft, nog wordt gekenmerkt. Het is te hopen dat spoedig de tijd gekomen zal zijn dat neerlandisten die met een bepaald project bezig zijn, niet meer in de voortdurende angst behoeven te leven dat ergens anders precies hetzelfde werk gedaan wordt. Achtereenvolgens wil ik aan de orde stellen de historie (1), de vorm (2), de begrenzing (3), de ordening (4), de stand van zaken (5), tenslotte de multiplicatie en de verspreiding (6).
1. | Aan deze bibliografie heb ik - en ik alleen - van febr. 1957 tot juni 1966 gewerkt in opdracht van Prof. Dr. C.F.P. Stutterheim, wiens assistent ik was; gemiddeld stonden mij slechts betrekkelijk weinig uren per week ter beschikking, zodat het werk maar langzaam vorderde. Tijdrovend was vooral de bezinning, die pas goed mogelijk bleek te zijn toen ik al een eind, en niet helemaal tot mijn tevredenheid, op weg was. Ik behoef na het voorafgaande nauwelijks te zeggen dat zowel die bezinning als het eigenlijke werk in de onvolledigheid zijn blijven steken. |
2. | De bibliografie bestaat, afgezien van de rubriekskaarten, uiterlijk uit dunne kartonnen fiches van 10 bij 15 cm.; voor de multiplicatie moest helaas om technische redenen vrij dun papier gebruikt worden. Op genoemde fiches staan getypt de gebruikelijke gegevens als naam auteur, titel(s), drukken etc.; doorgaans wordt een korte, maar soms ook wel een vrij uitvoerige samenvatting van de inhoud van boek of artikel gegeven. T.a.v. die inhoudsweergave heb ik dus nogal wisselend gehandeld: als ik, doordat ik bijv. de desbetreffende publikatie toch moest doorlezen met het oog op de rubricering, tamelijk veel informatie kon geven, dan heb ik dat meestal niet nagelaten. De bruikbaarheid heb ik in dit geval boven de eis van consequentie in de behandeling laten prevaleren. |
3. | In de bibliografie heb ik alle publikaties op het gebied van de Nederlandse taalkunde geregistreerd die ik tegenkwam; waarderingen als onjuist, onbelangrijk, verouderd heb ik geen rol laten spelen. Algemeen-taalwetenschappelijke publikaties zijn vermeld, als er vooral met Nederlandse voorbeelden wordt gewerkt. Terzijde gelaten is het gebied van de (taalkundige) tekstinterpretatie: dit is een gebied dat schreeuwt om een afzonderlijke bewerking. Evenzo terzijde gelaten zijn de niet-apart verschenen woordenlijsten, bijv. die in tekstuitgaven. Een begrenzingscriterium van andere orde is dat ik kranteartikelen heb verwaarloosd. Wat de tijd betreft heb ik geen grenzen getrokken: studies over oudnederlands heb ik evengoed verwerkt als die over modern Nederlands; ook oudere taalkunde is opgenomen, bijv. 17e-eeuwse grammatica's en woordenboeken. |
4. | De opzet is consequent systematisch; dit wordt genoegzaam duidelijk uit het - zeer onvolledige - overzicht van de (nog lang niet ideale) rubricering, dat ik hier laat volgen, waarbij ik de vele onderrubrieken maar niet zal noemen. Rubricering:
|