‘Johan, één vet’
De bovenstaande bestelling, die mijn nieuwsgierigheid opwekte, staat in de brief door de Amsterdamse toneelspeler Arnold Ising Jr. op 16 augustus 1887 geschreven aan zijn vriend Lodewijk van Deyssel, die toen in Mont-lez-Houffalize woonde. (De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising Jr. deel i, 53 [1968], uitgegeven door Harry G.M. Prick):
- | Na 't tweede bedrijf was ik klaar. Kom, denk ik, misschien vind ik de ‘Cercle |
- | artistique’ wel in ‘de Poort van Cleef’. ‘Johan’, zeg ik, ‘één vet!’ ‘Best me- |
- | neer!’ ‘En de Figaro’. Vervelend al die joden! ‘Asjeblief, meneer, één vet en de |
- | Figaro. -’ |
Vet in de betekenis van de een of andere drank treft men niet aan in de vrij recente behandeling van dit woord in het w.n.t. Daar in deze aflevering van deel xxi wel vetkroeg voorkomt, dacht ik er gemakkelijk in deel viii, 303 achter te komen, maar kroeg blijkt hier kruik te zijn. Ook het archief van ‘Die Port van Cleve’ leverde geen resultaat op.
Bij het denken aan de zeer bekende dreun 2 er is slechts één versregel, die steeds herhaald wordt - ‘Ik heb een potje met vet op de tafel gezet’ (niet vermeld in het w.n.t.), was mijn eerste vermoeden dat de inhoud wel eens bier zou kunnen zijn. In het archief van Amstel Brouwerij n.v., bleek het woord vet in die betekenis echter onbekend te zijn; bovendien vond men het ongewoon, dat iemand die de Figaro kan lezen een glas bier zou bestellen: bier was op het eind van de vorige eeuw een drank die slechts door het zgn. werkvolk werd gedronken.
Het daarna aantreffen van hooivet in de Van Dale8 (niet in de voorafgaande drukken of in het w.n.t.) leek het bovenstaande te bevestigen:
‘(gew.) fooi na de hooioogst; borrel die wordt aangeboden als de laatste wagens hooi zijn binnengereden’.
Op zoek naar de etymologie van dit vet in de betekenis van jenever is gedacht aan een eventuele familienaam Vet als fabrikant (vgl. een bokma, een bols). Inderdaad heeft in Schiedam die naam, gespeld als Veth, bestaan. Zo kwamen b.v. op een lijst van branders aldaar d.d. 26 februari 1795 de namen Jan Veth Sr., G. Veth en Jan Veth Jr. voor. Daar echter in de loop der voorgaande eeuw de naam verdwenen is, verviel deze veronderstelling vanzelf.
Het in Amsterdam bestelde drankje bleek trouwens minder straf te zijn. Door het raadplegen van ‘Woordenschat’ van Taco H. de Beer en Dr. E. Laurillard [1893] - een bron van het w.n.t.! - kon pas de definitieve oplossing gevonden worden. Vet wordt daarin omschreven als: ‘bier met dik schuim’, met vermelding dat vet in die tijd tot het jargon van het restauratiebedrijf behoorde.
Wat de bovenvermelde omschrijving van hooivet betreft, deze is niet fout, maar onvolledig: oorspronkelijk bestond het onthaal uit melk en bier, waarvoor de plaatselijke dorpsbrouwerijtjes een speciaal soort slap bier brouwden, meibier genaamd, dat uitgedeeld werd bij zaaien, dorsen, hooien en oogsten. Later is dat vervangen door jenever, waarschijnlijk gemakshalve.
In 1887 brouwden slechts enkele Nederlandse brouwerijen bier volgens het nu nog geldende moderne ondergistende principe; ± 520 Nederlandse brouwerijen brouwden in die tijd bovengistend bier (vgl. Engels bier), dus nagenoeg schuimloos. Het