De Nieuwe Taalgids. Jaargang 63
(1970)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Wat vriendelijker schijn ...‘Op bl. 34 [van D. de Groot, L. Leopold en R.R. Rijkens, Inleiding tot de beoefening der Nederlandsche letterkunde. Bloemlezing..., 1e Deel. Groningen 1867] vinden wij bij den versregel: ‘Wat leider boodschap, uit wat aangenamer mondt’, deze noot: Leider even als het volgende aangenamer een genitief na wat. Zie Brill, § 127 ‘B.I, 2,3.’ ‘Dit is zeer onjuist’ want mond is mannelijk. De juiste verklaring is: na wat kwam vroeger in dit soort gevallen een bn ‘in den vergelijkenden trap’Ga naar voetnoot1. Aldus A. Bogaers in de Taalgids 9.241v. ‘Door verwarring van de oorspronkelijke gen. constructie met die, waarin wat bijvoeglijk is gebruikt, ontstond eene constructie waarbij op wat een znw. volgde niet alleen in 't vrouw. enkelv. en in het meerv., maar ook in 't mann. en onz. enkelvoud, verbonden met een adjectief op -er’. Aldus F.A. Stoett, Mnl. Synt.3 103Ga naar voetnoot2. Brill en de anderen die hier van een genitief spreken vergissen zich ongetwijfeld, maar Stoett die een ‘verwarring’ met een genitief meent te zien, heeft het evenmin bij het rechte eind. Het zou wel heel toevallig zijn als de genitieven op -r het juist hier over bijna de hele linie gewonnen hadden. Aan de andere kant: welke zin heeft een gewone vergrotende trap in dit soort gevallen? Om dat nog duidelijker te maken citeer ik een wat groter tekstgeheel waarin het type acht keer voorkomt: de eerste strofe van Dullaert z'n gedicht Verraderlijke kus: Wat vriendelijker schijn bij vijandlijker haat!
Wat bitterder gemoed bij zoeter liefdeteken!
Wat zedeloozer hart bij zedelijker spreeken!
Wat Christelijker groet bij duivelscher verraad!Ga naar voetnoot3
Wille geeft als voetnoot: ‘Ofschoon ze dat oorspronkelijk niet zijn, gevoelt D. blijkbaar deze adjectief-vormen op er na wat als comparatieven.’ Gelooft ook hij in de genitievische oorsprong? Karsemeijer en Kazemier volgen in hun kommentaar Wille ongeveerGa naar voetnoot4: ‘Merkwaardig is 't gebruik van de vormen vriendelijker, vijandlijker etc. na 't voornaamwoord wat. Dullaert beschouwde deze vormen waarschijnlijk als comparatieven.’ Nu is ‘merkwaardig’ hier natuurlijk synoniem voor ‘raadselachtig’, en inderdaad moeten we bekennen dat het etiket ‘vergrotende trap’ vanuit abn-standpunt niets duidelijk maakt. Weijnen beperkt zich voorzichtig tot de konstatering: ‘Heel frequent is het gebruik van de -er-vorm na uitroepend wat, bij alle geslacht en getal: wat grooter strijt, wat goddelycker glans, wat grover onbescheit’Ga naar voetnoot5. | |
[pagina 16]
| |
Zoals in zoveel andere gevallen geeft ook hier de dialektkunde de oplossing van tekstraadsels. In de Taalgids die ik in het begin citeerde maakt Johan Winkler in een artikel over De Leeuwarder tongval en het Leeuwarder taal-eigen op blz. 225 de volgende opmerking: ‘Skoonder = Schoon. Dit woord dat waarschijnlijk een germanisme is wordt somtijds gebezigt om iets bijzonder of uitstekend schoons aan te duiden. Wie b.v. eene moeder die haar kind draagt, wil vleijen, zegt: nou! wat 'n skoondere jonge; de slager die zijne waar aanprijst zegt: kiik es! wat skoonder stukje fleis!’Ga naar voetnoot1. Ook Wanink vermeldt het verschijnsel. Na een opmerking over twee types vergrotende trap (‘dikkerder naast dikker’) zegt hij: ‘N.B. Een schijnbaar vergrotende trap wordt een enkele maal als stellende trap gebruikt: Wat 'n grooter peerd = welk een groot paard. Wat 'n langer slêet. Wat 'n hooger hoes. Wat mooier blôomen. Wat banger schietert. Wat magerder varken. Wat dikker wief. Wat breeder stroate. Wat raarder kuur (Staring). Zonder dat er van een “vergelijking” sprake is, drukt deze vorm uit, dat de zelfstandigheden de bedoelde eigenschap in biezonder grote mate bezitten’Ga naar voetnoot2. Ofschoon hij eveneens de twee types vergrotende trap stîwədər naast stîwər enz. vermeldt, spreekt Bezoen niet over het type met watGa naar voetnoot3. Ook van der Haar geeft wel die twee types (bv. dikərdər tegenover dikər), maar zonder het type met watGa naar voetnoot4. Aangezien Weijnen het type helemaal niet noemt en een aantal steekproeven in dialektspraakkunsten evenmin resultaten opgeleverd hebbenGa naar voetnoot5, lijkt het onwaarschijnlijk dat er van veel andere plaatsen gegevens bekend zijn. Tot de 17e eeuw hebben ook andere als oostelijke schrijvers het gebruikt, en ze kenden er blijkbaar goed de betekenis van. De beschrijvingen van Winkler en Wanink stemmen daarmee volkomen overeen. Daarom ook lijkt het me dat we de naam vergrotende trap voor dit type - zij het met een korreltje zout - wel kunnen handhaven. De vertaling ervan mag natuurlijk vriendelijker enz. beslist niet handhaven; de betekenis is - en nu vertaal ik de hele eerste regel van Dullaert maar meteen -: Wat een biezonder vriendelijke bedrieglijke gelaatsuitdrukking naast een biezonder vijandelijke haat! De vormen op -r versterken dus nog de tegenstelling waarop deze regels gebouwd zijn. - Met een genitief en zelfs met verwarring met een genitief heeft het type niets te maken. | |
[pagina 17]
| |
Konklusie: beschrijvingen van twee verschillende dialekten laten zien dat mnl. en 17e-eeuws wat vriendelijker schijn enz. beslist geen genitief bevat maar een speciale vergr. trap met als betekenis ‘buitengewoon’. De ‘verklaring’ van Stoett e.a. zwijgt overigens 1. over het feit dat de genitief zelfs in het duitse taalgebied al in de 15e eeuw verdweenGa naar voetnoot1, zodat die ook in die dialekten op het ogenblik ‘ausser im Wallis und südlich des Monterosa, sowie in Graubünden’ afwezig isGa naar voetnoot2; 2. over het feit dat juist de -er-uitgang juist hier algemeen werd. Eindhoven, 31-8-68. p.c. paardekooper |
|