‘Si beghint mi den worm int hoot te roerene’
Aldus Mariken van Nieumeghen 117 (uitg. Beuken). De juiste betekenis van het ‘roeren van de worm in het hoofd’ vindt men al bij Leendertz Mnl. Dram. P. blz. 565 en in MNW 9, 2810 (waar ook verwezen wordt naar WNT i.v. Bolworm (dl. iii, kol. 320). G.W. Wolthuis spreekt er in zijn bekende werk Duivelskunsten en Sprookjesgestalten (Amsterdam 1952) met geen woord over, evenmin J. van Mierlo in zijn Aantekeningen bij M.v.N. (in Versl. en Med. v.d. Kon.Vl.Acad. 1951). Wie van de lexicografen of uitgevers wel aandacht besteden aan deze regel, hebben het steeds over bij- of volksgeloof. Hun bronnen vermelden ze niet. Maar is het alleen maar bij- of volksgeloof? Ik was indertijd bij het schrijven van mijn Vlaamse Volksdevoties enz. in Volkskunde 1946, blz. 97 e.v., 158 e.v.) al getroffen door de op ervaring berustende, medisch correcte diëtetische voorschriften levend onder het onwetende ‘diet’. Nu ik bij W. Havers Neuere Lit. zum Sprachtabu (Wien 1946) S. 75 (met lit.!) las over de hongerworm en de franse zegswijze ‘tuer le ver’ = de worm doden, d.i. het gevoel van onbehagen bij honger verdrijven (en dat ook alweer op bij- of volksgeloof berustend?) raadpleegde ik Prof. Van Thiel in Leiden die me tot mijn voldoening zei, dat dit helemaal zo dwaas niet was. Wormen spelen inderdaad in het menselijk lichaam een belangrijke rol. Wormen kunnen in de hersenen dolheid veroorzaken en (inz. lintwormen) in de maag een hongergevoel.
Prof. Van Thiel is op dit gebied gespecialiseerd, enfin heeft grote belangstelling voor de geschiedenis van de medische wetenschap. Wij filologen moeten met dergelijke geleerden contact zoeken, want zo op je eentje kun je het niet meer af. Maar dat is een andere, overigens mij hevig boeiende aangelegenheid. Wat ik alleen maar wilde zeggen is, dat dat ‘bij- of volksgeloof’ blijkbaar niet zo dwaas is, als men dacht of denkt.
j.j. mak