Bange Pisander: Six van Chandelier en Erasmus' Adagia
Maar sommge kleiner van gemoed,
Pisander, en die bloode bloed,
Die Plutus hiet by Luciaan,
En Niesje naast de zy gegaan
Van Mops, en Thyrsis mingenoot,
Met honderden, zoo klein, als groot, -
Die vluchten onbesuist verbaast -
In deze regels uit 's Amsterdammers Winter (Poësy 1657, p. 67 = bloemlezing Van Es p. 72 vs 591-6 en 605) heeft Six van Chandelier de eigennamen vooral betrokken uit Erasmus' Adagia. Exemplaren van dit werk, in latere uitgaven vaak verrijkt met spreekwoordenverzamelingen van anderen, werden wel als prijs verleend aan leerlingen. De verwijzingen in deze aantekening zijn naar het exemplaar van de Adagia-editie Frankfort 1656 dat berust in de U.B. Nijmegen (volgnummer 87 a 7); uit het ingeplakte vel blijkt dat het werd toegekend aan Jacobus Hooft, leerling der tweede klas, bij het herfstexamen 1672 door de amsterdamse rector Cornelis Sladus (zie over hem C.P. Burger Jr in Het Boek, 2e reeks, 20 = 1931, p. 309-10), onder wie ook Six van Chandelier ‘in 't worstelperk van schoollatyn’ (p. 571) heeft gezwoegd; in Six' Poësy (p. 382) staat een ‘Dankdicht, Aan Kornelis Sladus, Regeerder der Latynsche schoolen, aan d' oude syde’.
Timidior Pisandro - zo bang als Pisander - luidt een adagium bij Erasmus (p. 691). Bedoelde Pisander, een atheens politicus van het eind der vijfde eeuw v. Chr., is op de korrel genomen door Aristophanes, de bekendste vertegenwoordiger van de Oude (satirische) Comédie (zie Pauly-Wissowa, Real-Enc. xix 142 i.v. Peisandros no. 9).
Timidus Plutus - bange Plutus (de god Rijkdom) - is een adagium bij Erasmus (p. 691) dat eveneens op Aristophanes teruggaat (zie Pauly-Wissowa, Real-Enc. xxi 1029-30, 1040, 1045 i.v. Plutos). Aristophanes is, zoals Erasmus bij dit adagium aantekent, in de uitbeelding van de blode bloed nagevolgd door Lucianus in diens Timon. Timon of mensenhater was een van de bekendste dialogen van deze griekse satiricus uit de tweede eeuw na Chr. die bij humanist en renaissancist uitermate geliefd was.
Mopso Nysa datur - Nysa schenkt haar hand aan (iemand als) Mopsus -, klaagt haar ongelukkige vrijer Damon in Vergilius' achtste ecloga vs. 26. Erasmus (p. 391) ziet er een toepasselijk adagium in, als een knap ding zich vergooit aan een pummel. Six heeft de pastorale naam Nysa volksaardig gemaakt; Niesje is een hollandse populaire vorm voor Agnes.
De laatste naam Thyrsis (niet naar Erasmus) is eveneens pastoraal. Herders- en minnepoëzie waren zo nauw verbonden dat herder en vrijer verwisselbare termen waren. Six zelf, toen hij zich tot minnepoëzie gedrongen voelde, wist, als rechtzinnig classicist, dat hij -althans in theorie - bij de ouden in de leer moest gaan, in casu bij de dichter van de minnekunst Ovidius, een latijns -, en bij de schepper van de pastorale poëzie Theocritus, een grieks dichter (p. 146). Het eerste gedicht van Theocritus is Thyrsis getiteld. De schepper van het herdersspel Torquato Tasso heeft in Aminta ‘zyn eigen afbeeldsel onder den naam Tirsis’ gevoegd (J.B. Wellekens, vert. van Tasso's Amintas, Amst. 1715, p. *6r). Deze populair geworden naam voor een vrijer heeft adelbrieven.
j.c. arens