| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids. Januari - Februari
Han Lammers memoreert in Een avond aan het hof het conflict in de Gids-redactie van 1865, waarvan hij de oorzaak zoekt in dieper liggende tegenstellingen binnen de redactie. - J. Bernlef en K. Schippers voeren een Gesprek met Maurice Gilliams. -Frits Kief acht Gorter als politicus onderschat. - Nico Scheepmaker geeft in Vertel in eigen woorden na een afkeurend oordeel over de vertalingen in het Russisch van nederlandse poëzie, verschenen in de in Moskou uitgegeven bundel Ladonj Poeta. - In Kroniek en Kritiek, Letterkunde, geeft Hans Andreus zijn Reacties van een lezer op het werk van Sybren Polet. - Van Potgieter tot Mulisch biedt een lijst van alle Gids-redacteuren.
Maart
J. Bernlef en K. Schippers zetten hun serie interviews voort met een Gesprek met C. Buddingh'. - In Kroniek en Kritiek, Letterkunde, wijdt Hans Andreus zijn Reacties van een lezer aan de ‘image’ die sommige auteurs van zichzelf hebben gecreëerd, en behandelt Huug Kaleis in Een walgelijke Wolkers? het verhaal De wet op het kleinbedrijf van deze auteur. - Onder Toneel wijst Peter Lohr op de Kunstmatige vrolijkheid en ongecontroleerde tragiek in resp. Dimitri Frenkel Frank, De polyester polka en Lodewijk de Boer, Het gat.
Maatstaf. Februari
Naar aanleiding van verscheiden reacties op zijn afwijzend oordeel van Gomperts' essaybundel De geheime tuin verdedigt Martien J.G. de Jong zich met Reputatie, Kritiek en Vakwerk. - R.A. Cornets de Groot legt verband tussen Mulisch als profetisch kunstenaar en Hermes Trismegistus in Wegen der ondergang (II).
Raam. December 1964
In het Journaal geeft Lambert Tegenbosch een beschouwing over de ik-figuur in het verhaal. - De rubriek Nieuwe Boeken bevat besprekingen van B.W. betreffende o.m. Cees Nooteboom, De zwanen van de Theems; Bert Schierbeek, Een groot dood dier; Dimitri Frenkel Frank, Spinoza en Paul Rodenko, Harten twee harten drie, gevolgd door Jack in Levenland.
Merlyn. Januari
De betekenis van de organische minderwaardigheid voor Van Deyssels stijl is een hoofdstuk uit een als dissertatie opgezet geschrift van wijlen E. d'Oliveira. - Dat ‘Laarmans zich uitlevert aan ieder die horen wil en kijken’ ziet Kees Fens in Het verhaal van de publieke man als de essentie van Elsschots Het dwaallicht. - H.U. Jessurun d'Oliveira vergelijkt in Wanneer was toen Bloems beide gedichten Utrecht: Bemuurde Weerd en De sluis - J.J. Oversteegen zet in Van Schendels Waterman: feit en fictie deze roman van Van Schendel tegen diens bron, het in 1892 gepubliceerde De Zwijndrechtsche Nieuwlichters (1816-1832) volgens de gedenkschriften van Maria Leer, uitgegeven door D.N. Anagrapheus. - Kees Fens schrijft Over Nescio's ‘Dichtertje’ - Ter Braaks argwaan tegen de grammatica wordt gesignaleerd door J.G. Kooij in Ter Braak en de grammatica. - J.J. Oversteegen reageert met Een verbaasd gezicht op R. Nieuwenhuys, Tussen twee vaderlanden.
Maart
Met Uren, dagen, jaar karakteriseert Kees Fens De avonden van G.K. van het Reve.
| |
| |
- ‘Litteratuur is zijn bestaansvorm’ concludeert J.J. Oversteegen in Uit eten bij de kannibaal t.a.v. W.F. Hermans, Mandarijnen op zwavelzuur en Het sadistisch universum. - Het wereldbeeld en de coquetterie geeft een analyse van Sybren Polets gedicht Wijmaterie door Dirk W. Dijkhuis. - Wat werd ontvloden is de reactie van F. Balk-Smit Duyzentkunst op H.U. Jessurun d'Oliveira's artikel Wanneer was toen in het vorige nummer, alsmede diens repliek.
| |
Tirade. Januari
De Kronieken bevatten o.m. Driemaal Gorter, waarin J. de Kadt aandacht schenkt aan Herman Gorter Documentatie samengesteld door Enno Endt, Wisselend Getij door Jenne Clinge Doorenbos en Twintig gedichten in handschrift, ingeleid en verzorgd door Garmt Stuiveling.
Februari
De rubriek Hollandse Nieuwe geeft korte beoordelingen op S. Vestdijk, Juffrouw Lot door J.E.K.-S.F; Bordewijk, Lente door H.L.M. en Literair Akkoord (bloemlezing essays uit nederlandse en vlaamse tijdschriften gedurende 1963).
| |
Kentering. November 1964
Microscopische mythologie is de titel van de door Peter Berger opgestelde redactionele inleiding, waarin het probleem behandeld wordt van de kloof tussen auteur en publiek. - Wim Hazeu, Piet Calis op strooptocht en gestrikt. Daling van kritisch vermogen is een aanval op deze criticus. - Dat Bernlef naast het doel geschoten heeft, is de mening van de redactie in de rubriek Repliek.
December 1964
Peter Berger acht de lezer Medeplichtig met Achterberg. - Harry Scholten behandelt Achterberg en enkele commentaren.
| |
Streven. XVIII, Dl. I, Nr. 5
In de rubriek Boekbespreking wordt aandacht besteed door F. van Tartwijk aan de nijmeegse dissertatie van P.J.A.M. Buijnsters, Tussen twee werelden / Rhijnvis Feith als de dichter van ‘Het Graf’; uit de reeks Zwolse Drukken en Herdrukken worden door Joh. Heesterbeek besproken G.A. Steffens, Pieter Nieuwlanden het evenwicht; N. Wijngaards, Jan Harmens Krul; de resp. edities van C.M. Geerars, Minnezangen van Hubert Korneliszoon Poot en van J.J. Mak, Floris ende Blancefloer van Diederic van Assenede; K. Chr. J.W. de Vries, De Mariaklachten; Jacob Zeeus, De wolf in 't schaepsvel, ed. C.W. van de Watering; Balthazar Huydecoper, Achilles, ed, C.J.J, van Schaik; G. Stuiveling, De wording van Perks Iris.
Nr. 6
Onder boekbespreking worden gerecenseerd: Anton van Duinkerken, Brabantse Herinneringen door Frans van Tartwijk; Louis J.E. Fessard, Jan Slauerhoff (1898-1936), l'homme et l'oeuvre door Joan Th. Stakenburg.
Nr. 7
M.J. Granpré Molière geeft Enkele gedachten over het Nederlands als liturgische taal. -Bij de Boekbespreking wordt aandacht gevraagd voor C. Wilkeshuis, Jan van Ruusbroec (Phoenix-pocket, Nr. 108) door P. Grootens.
| |
Levende Talen. Februari
J. van der Schaar wijdt waarderende woorden In Memoriam Professor François Clos-
| |
| |
set; H.J. van Wielink geeft een levensbericht van Edgard Lemaire 1897-1964. - Twee voordrachten, gehouden in de jongste jaarvergadering van de Vereniging van Leraren in Levende Talen, zijn in het nummer opgenomen: die van H. Mol, De linguïst en de ingenieur, en die van C.F.P. Stutterheim, Gevoel, stem en zin. - Boekbesprekingen o.a.: M.H. Schenkeveld, Willem de Clercq en de literatuur, en Gezellekroniek i en ii, beide door H.A. Wage.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXXI, Afl. 1-2
Op de vraag Wat is Ingweoons? antwoordt K. Heeroma, dat het vroege Ingwaeoons een door ‘taalnatuurlijke’ klanktendenties gekenmerkte vorm van het Germaans was aan de noordelijke periferie van het frankische rijk, die vooral daar kans kreeg om tot ‘cultuur’taal te stijgen, waar de afstand tot het later noordwaarts opdringende Frankisch het grootst was. - P.J.H. Vermeeren analyseert Drie gedichten van Huygens na driehonderd jaar, nl. ‘Rad van onrust’, ‘Droomen niet’ (aldus in het hs.; in de druk ‘Droomen’) en ‘Willigh sterven’, kort na elkaar geschreven, hoewel in de Koren-bloemen van 1672 niet bijeenstaande; hij merkt daarin een duidelijke onderlinge samenhang op naar inhoud en bouw: samen vormen ze voor hem een zelfportret van Constanter in 1664. - G.I. Lieftinck houdt een Pleidooi voor de philologie (in de oude en eerbiedwaardige betekenis van het woord), dat, opgezet als hoog waarderende bespreking van W.P. Gerritsen, ‘Die Wrake van Ragisel’, zich enigszins vrij laat gaan in verschillende richtingen van de nederlandse, in het biezonder de hollandse, mediëvistiek. - C. Kruyskamp behandelt een genre gedichten Van de os op de ezel, dat in Nederland eerst naar franse voorbeelden gevolgd en later ook zelfstandig beoefend is. - Verder vestigt Kruyskamp de aandacht op een vroeg-17de-eeuws boekje waarvan de verkorte titel luidt De vrije kost, een bewerking van een frans boekje over de klaploperij van François Villon en zijn gezellen. - R. Lievens heeft in enige handschriftsnippers van het Brits Museum Een nieuwe getuige voor Van den Levene ons Heren ontdekt. - Na zijn interessante studies over de lokale en de temporele ‘laag’ in de nederlandse voorzetsels (zie NTg. lvii, 349) begeeft A. Weijnen zich nu in de wat delicatere materie van De
niet-dimensionale betekenislaag van de voorzetsels. - Boekbeoordelingen: L. Roose, Anna Bijns, een rederijkster uit de hervormingstijd (C. Kruyskamp); K. Heeroma, Diederik Buisero, De schoonste, of het ontzet van Schevening (P.J. Meertens); W. Drop, Hendrik Arnold Meijer, De Boekanier (P.J. Meertens); H.J. Reeser, De jeugdjaren van Anna Louisa Geertruida Toussaint (P.J. Meertens).
| |
Taal en Tongval. XVI, Afl. 4
De dialecticiteit van het Kortrijks (d.w.z. de fonetische, fonematische en lexicologische verschillen met de algemene taal) wordt door Paul Callewaert in percentages uitgedrukt. - Verder enkele kleine bijdragen, een Kroniek van Jo Daan, en een bespreking van K. Heeroma en J. Naarding, De ontfriesing van Groningen, door F. Van Coetsem.
XVII, Afl. 1-2
Een artikel van R. Kuitert, Romantiek en Realiteit, gaat over de taaitoestand in de provincie Groningen: de auteur stelt tegenover ‘romantische’ beschrijvingen zijn ‘realistische’ visie, die hem o.a. ertoe leidt, in de provincie twee ‘tongvallen’ te onderscheiden, het Gronings en het Westerkwartiers. - Onder de titel Opdorp wordt gepubliceerd een Antwoord op een brief van Professor Edgard Blancquaert door Gerard Walschap in twee lezingen: de ene in het dialect van Londerzeel, populair-fonetisch ge
| |
| |
transcribeerd, de andere ‘vertaald’ in algemeen-Nederlands. - Wijlen A.R. Hol trekt de geografische grenzen van De g in hij heeft het en ik, gij (enkv.), hij en gij (meerv.) doet het en dergelijke vormen, en ontwikkelt een verklaring van het ontstaan daarvan. - De Tegenstellingen bij een negatiesyntagme in de Zuidnederiandse dialekten, beschreven door V.F. Vanacker, zijn die tussen, niet veel, niet meer en niet veel meer en vergelijkbare paren. - A.F. Vossen geeft een Korte beschrijving van het Nederweerts, vergeleken met een paar aangrenzende dialecten. - F. Van Coetsem houdt Enkele principieel en praktisch belangrijke beschouwingen over transcriptiemethodes bij vergelijking van oudere en recente dialectoptekeningen van hemzelf in het Zuid-Oostvlaamsegebied en optekeningen van Blancquaert en Pée. - Over Luxemburgse Dialectgeografie handelen kanttekeningen van Arm. Boileau, Naar aanleiding van Bruchs Atlas, de ‘Luxemburgischer Sprachatlas’ van wijlen Robert Bruch. - Boekbespreking: F. de Tollenaere, Nieuwe wegen in de lexicologie (F. Cuypers). - Enige bladvullingen van Jo Daan.
| |
Onze Taal. XXXIV, Nr. 3
Dit nummer opent met de tekst van een door R.W. Zandvoort gehouden radiovoordracht, Engels in Nederland: iets over linguistische infiltratie; daarop volgen verscheiden kleinere stukjes.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Januari
Lieve Scheer slaat een blik op de Hoofdkarakters in het werk van Marnix Gijsen en hun houding tegenover het leven.
Februari
De objectiviteit van de literaire criticus bestaat volgens Marcel Janssens, idealiter gesproken, uit een samenspel tussen ‘objectiviteit als rechtvaardigheid èn de zover mogelijk objectiverende oordeelshabitus van een vrij, sensiebel ... belezen en leesgraag subject’. - Albert Westerlinck beschouwt Het poëtisch wereldbeeld van Jos De Haes.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XVII (1964), Nr. 11
Theo Vesseur stelt en beantwoordt de vraag: Wat kan en mag het Nederlandstalig toneel verwachten van de filoloog?
| |
De Vlaamse Gids. Januari
Uit Victor Hugo's bezoek aan Vlaanderen (1873) door Pierre Brachin blijkt dat de Franse dichter, die de monumenten van vlaamse bouw- en schilderkunst kwam bezien, grote sympathie koesterde voor België. - W.M.L.E. van Leeuwen wijst erop in Honderd jaar geleden werd Lodewijk van Deyssel geboren dat Van Deyssel tot aan zijn dood belangstelling voor de jongeren heeft gehad. - De Kanttekeningen bevatten o.a. van J. Barthels, Een boek over Hugo Claus als avontuur. - Frans Cools laat Oorspronkelijk werk in de Nederlandse schouwburgen de revue passeren.
Februari
Paul Snoek en Hugues Pernath: de Siamese tweelingen, als zodanig betitelt M. Ruttende twee dichters in zijn bespreking van beider verzamelbundels resp. Renaissance en Instrumentarium.
| |
Spiegel der Letteren. VIII (1964-1965), No. 1
W. Asselbergs behandelt Ferguut. - H. Dyserink monstert De Frans schrijvende Vlaamse
| |
| |
auteurs van 1880 in de spiegel der Franse en Duitse litteraire kritiek. - In de rubriek Kronieken vervolgen W. Gs Hellinga en P.J.H. Vermeeren met Collatie hun Codicologie en Filologie(xiii). - Enkele aspecten van de studie der Minnelyriek sinds 1945 Deel ii: Studies over het wezen der Minne, is een bibliografisch essay van de hand van N. De Paepe. - In Margine bevat: F. Van Vinckenroye, Gilis Honings; N. Van der Blom, Nogmaals: een naamloos grafschrift van Vondel; F.H.M. Hertoghs, Daniel Bellemans, enige biografische gegevens; H. Michaël, Abel en Eva; M. Rutten, Even terug tot Charles Morice en August Vermeylen; Lijst van licentiaatsverhandelingen en doctorale dissertaties. - De Boekbeoordelingen brengen: W.E. Hegman over W.P. Gerritsen, Die wrake van Ragisel; K. Iwema over de tweede herz. en verm.dr. van Een abel spel van Lanseloet van Denemerken, uitgeg. door Rob. Roemans en Hilda van Assche; J. Van Ackere over Kleine bloemlezing uit de Orlando Furioso, ingel. en vert. door W. van Elden.
No. 2
W.M.H. Hummelen geeft notities Bij het tweede handschrift van het Spel van de Wellustige Mensch. - H. Vandemoere beschouwt Kant en de pre-Hegeliaanse opvattingen van het tragische. - De Kroniek geeft de voortzetting van Codicologie en Filologie (xiv): Filologie en Paleografie i door W.Gs Hellinga en P.J.H. Vermeeren. -In Margine bevat: J.J. Mak, Nederlandse bewerkingen van ‘La riote du monde’; W.A.F. Janssen, Naar aanleiding van een boekbespreking (nl. N.De Paepe over de Beatrijs-uitgave van F. Lulofs); J.C. Arens, Nederlandse gedichten van Jan Cruso uit Norwich; Harry G.M. Prick, Lodewijk van Deyssel te Mont-les-Houffalize. - De Boekbeoordelingen geven: N. De Paepe over Een Diets gebedenboek uit het begin der zestiende eeuw ... ed. L. Indestege; J. Noë over K. Langvik Johannessen, Zwischen Himmel und Erde; dez.over J. van den Vondel, Adonias, ed. L. Strengholt; A. Keersmaekers over C. Huygens, Trijntje Cornelis, ed. A. Bolckmans; P.J. Buijnsters over J. Kolkhuis Tanke, Een Nijmeegs dichter uit de 18e eeuw; dez. over P. Geyl, Van Bilderdijk tot Huizinga; C.M. Geerars over C.J.J. van Schaik, Balthazar Huydecoper; L. Roose over R. Roemans en H. van Assche, Bibliografie van de Vlaamse tijdschriften (reeks i, afl. 6 en 7).
| |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXXI, Nr. 1
Het nummer opent met twee herdenkingen van de overleden redacteur Fr. Closset: een In Memoriam François Closset van Marcel Lemaire, en een artikel Frans Closset, minnaar van het Nederlands van Karel Jonckheere. Daarop volgt een bibliografie, Publications de François Closset, die 12 bladzijden beslaat en naar mededeling van de samenstellers (R. Galderoux, L. Gillet, M. Lemaire en J. Quenon) een groot aantal kortere publikaties onvermeld laat. Er is ook, onder ‘Varia’, een postuum artikeltje van Closset: A propos d'automatismes. - Yvan Lebrun heeft met Taalonderzoek en taalonderwijs vooral het oog op het onderwijs in Engels.
| |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. 1964, Afl. 9-10-11-12
R.F. Lissens' Kanttekeningen bij de eerste uitgave van Gezelles ‘Vlaemsche Dichtoefeningen’ betreffen voornamelijk de ‘drukgeschiedenis’. - Jan F. Vanderheyden behandelt De vertaling van Sir Philip Sidney's ‘Defence of Poesie’ (1712), waarvoor hij in het algemeen waardering heeft. - Karel De Clerck vertelt over P.C. Boutens en de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde ter inleiding van een voor- | |
| |
dracht die Boutens in oktober 1933 voor de Academie gehouden heeft over Vorm en vormeloosheid in de dichtkunst, hier voor het eerst volledig gedrukt. - G. Jo Steenbergen heeft in advertenties statistisch nagegaan Het woordgebruik voor enkele argumenten (d.i. aanbevelende of aanprijzende waarderingen) in de reclame, met een vergelijking tussen Noord en Zuid. - Een bijdrage van V.F. Vanacker, Aspekten van syntaxis-onderzoek, geeft een overzicht over de uiteenlopende werkwijzen op dit terrein, en legt nadruk op de biezondere eisen die het syntactisch onderzoek van gesproken taal stelt. - A. van Loey levert een Proeve van etymologie en vaststelling van de betekenis met het woord inheems.
| |
Leuvense Bijdragen. LIV, Afl. 1
P. Julius, O.F.M. Cap., maakt, na enige algemene opmerkingen over handschriften-studie, een aantal Losse aantekeningen bij handschriften uit Oost-Europa, nl. bij de NTg. lvi, 283 aangekondigde uitgave van R. Lievens. - N. De Paepe bepaalt zich in zijn artikel De ‘Vengeance Raguidel’ en ‘Die Wrake van Ragisel’ voorlopig tot de franse roman, waarin hij, anders dan W.P. Gerritsen, een strakke compositie en een consequent uitgewerkte idee wil onderkennen; in een vervolg op deze uitvoerige Marginalia bij een nieuwe uitgave (nl. de dissertatie van Gerritsen: zie NTg. lvii, 174 vlgg.) zal de vergelijking tussen de oudfranse tekst en de middel-nederlandse bewerkingen aan de orde komen. - J.J. Mak geeft voorbeelden van Hypercorrectie bij Wouter Jacobsz in diens ‘Dagboek’. - Een artikel van R. Van de Velde, Crimean Gothic. The contemporary Dutch tradition, ‘intends’ volgens de auteur zelf ‘to complete the historical and philological point of view of’ zijn stuk in de vorige jaargang over het Krimgotisch (NTg. lviii, 71 vermeld). - N. Wijngaards repliceert over Het oorsprongsveld der Abele Spelen op het artikel van N. De Paepe (zie NTg. lviii, 71), maar blijkens een Naschrift van laatstgenoemde blijft het meningsverschil tussen beiden.
| |
Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam. XL(1964), Afl. 3 - 4
D.P. Blok overziet In Memoriam J. de Vries (1890-1964) vooral diens naamkundige werkzaamheid; H. Draye herdenkt Josef Goossenaerts (1882-1963). - Dat de metropool Keulen in de middeleeuwen niet alleen naar het zuiden openstond, bewijst H. Schützeichel met het aanzienlijk aandeel Niederländisches in Kölner Namen des Mittelalters; eenzijdige overschatting van zuidelijke invloed heeft ook, zo meent hij, geleid tot te late datering van de hoogduitse klankverschuiving in Keulen. - P. Tummers heeft in zijn artikel Migratie van plaatsnamen in het Land zonder Grenzen, d.i. de driehoek Maastricht-Luik-Aken (hier ruim genomen, zodat Zuid-Limburg centraal wordt), vooral het oog op de -apa-namen, de -acum-namen en het type wiler/weiler. D.P. Blok bespreekt De door H. Halbertsma bewerkte Terpenatlas van Noord-Nederland. - H.T.J. Miedema ziet Een Fries-Groningse tegenstelling bij familienamen o.a. in Miedema/Medema. - P. Debrabandere wijdt een beschouwing aan Een nieuw woordenboek van voornamen, dat van J. van der Schaar. - Op grond van uitvoerige nasporingen in oude bescheiden over Hostert , Betuwe en Koningstraat in het Land van Maas en Waal acht H.v. Heiningen vroeger geopperde etymologieën van de eerste naam weinig aannemelijk, maar hij durft niet dan zeer aarzelend een andere voorstellen; ook Betuwe, dat in Maas en Waal aanvankelijk zonder -uwe of -ouwe voorkomt, is hem door zijn onderzoek vooral niet helderder geworden. - Het negende
| |
| |
Internationaal Congres voor Naamkunde te Londen (juli 1966) geelt H.J. van de Wijer aanleiding tot een overzicht van het internationaal naamkundig bedrijf.
| |
Nova et Vetera. XLII, Nr. 2
J. Noë tracht een ‘verantwoorde gedragslijn uit (te) stippelen’ t.a.v. De nieuwe structurele syntaxis: nieuw contra oud?. - In de rubriek Boekbesprekingen worden o.m. gereleveerd een deeltje uit de reeks Ontmoetingen (Nr. 52) door J.F. Aerts, nl. J. Noë, Aart van der Leeuw en door A. Keersmaekers de studie van Lode Roose, Anna Bijns, een rederijkster uit de hervormingstijd.
Nr. 3
R. Haeseryn beschouwt Spanningen tussen algemene taal en vaktalen: Afkortingen met of zonder punt?
| |
Ons Geestelijk Erf. XXXVIII, Nr. 4
C. Janssens-Aerts behandelt Het geestelijke liedboek in de Zuidelijke Nederlanden (1650-1675). - Als Mededeling geeft P. Julius: St. Franciscus, Tauler, Mande en nog wat. - Onder Boekbesprekingen wordt door Th. Ausems beoordeeld Lode Roose, Anna Bijns, een rederijkster uit de hervormingstijd, door J.A. de aft 227-230 van de Bibliotheca Belgica Bibliographie génerale des Pays-Bas, door J. Andriessen het werk van Ernst von Monroy, Embleme und Emblembücher in den Niederlanden, 1560-1630.
| |
Ons Erfdeel. VIII, Nr. 3
Luc Verbeke is met zijn vervolgartikel Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans- Vlaanderen nu gevorderd tot 1955. - Van J. Smit is opgenomen het referaat over De betekenis van het Nederlands te midden van de andere universitaire talenvakken in het buitenland, dat ook in ‘Levende Talen’ is gepubliceerd: zie NTg. lviii, 140. - Op een artikel van wijlen Fr. Closset over De dichter Herwig Hensen volgt een bibliografie en een aantal gedichten van Hensen, met transpositie in het Frans door Closset. - Luis H. Daal, lector in Nederlands in Madrid, schrijft over de studie van Het Nederlands in Spanje een eerste artikel, met biezondere aandacht voor het belang van de bibliotheek van neder-landse werken aldaar. - Bij een lustrum 59/64 wordt De Kultuurraad voor Vlaanderen kritisch bekeken door J. FIeerackers, de secretaris van die raad. - Bij een stukje van Josef Kempen, Nederlanders in Duitsland, sluiten aan mededelingen van Mevrouw C.L. de Jong-Bauling over Onderwijs in de Nederlandse taal aan kinderen van Nederlandse nationaliteit in West-Duitsland. - Lieselot en Frits Pittery geven in hun reeks Steden in Frans-Vlaanderen een eerste artikel over Duinkerke. - Jozef Deleu zet zijn Bibliografie van Het Nederlandse boek in vertaling voort met aanvullingen en verbeteringen over 1963 en 1964 en een begin over 1965. - Verder artikels van uiteenlopende inhoud en de gewone, door veel medewerkers verzorgde rubrieken Kulturele Kroniek, Tijdschriften en Boeken en Aantekeningen en Verslagen.
| |
Standpunte. XVIII, Nr. 3 (Febr. 1965)
T.T. Cloete draagt een artikel bij Oor een en ander in E. Eybers se poësie. - R. Schutte bespreekt Twee reisboeke, namelijk Wolk van die Mooi Weer, door E. van Heerden en Die Staf van Monomotapa, door Elsa Joubert. - R. Antonissen bespreekt in Histo-riese en ander didaktiek nieuwe zuidafrikaanse literatuur: de romans ‘Eiland voor Afrika’ en ‘Die Groot anders-maak’ van J. Rabie, ‘Die banneling’ van Anna M.
| |
| |
Louw, ‘Die vrou en die bees’ van Berta Smit, de hoorspelenbundel ‘Kruger breek die pad oop’ van N.P. van Wyk Louw en het toneelstuk ‘Pa, maak vir my 'n vlieër, pa’ van C. Barnard. - In zijn artikelenreeks Uit eie boekebesit publiceert A. van Selms een bijdrage over Die tweede Muiderkring, een letterlievend gezelschap waarvan Henryk Hooft, familielid van de Drost, het centrum was.
| |
Volkskunde. LXV = Nieuwe Reeks XXIII (1964), Nr. 3
P.J. Meertens herdenkt uitvoerig Jan de Vries, en in het kort G.W. Wolthuis. - Bij Het ‘vlöggelen’ in Ootmarsum met Pasen heeft E. Jans Parallellen van Paasgebruiken uit N.O. Twente verzameld: overeenkomstige of vergelijkbare gebruiken die elders in zwang zijn. - Verder Kleine Mededelingen, Kroniek en verscheiden Boekbesprekingen.
Nr. 4
J.J. Voskuil geeft een voorzichtige historische interpretatie van de geografische verbreiding van De roggemoeder, een kinderschrik in korenvelden. - Een artikel van J.M.G. van der Poel over De Zeeuwse voetploeg in de late middeleeuwen is voornamelijk gebaseerd op zerkafbeeldingen van het werktuig in Hoedekenskerke en Breskens. - K.C. Peeters doet mededeling over internationale volkskundige activiteiten. - Twee korte Boekbesprekingen en een nummer Kroniek.
| |
Neerlands Volksleven. XV, Nr. 1
Het nummer is getiteld ‘Walchers Kammenetwerk’, en die titel dekt een groot aantal vertellingen van J. Vader uit het walcherse leven van het laatste kwart van de vorige eeuw. - Van de overige inhoud, die niet op Walcheren betrekking heeft, volgen hier enige artikels, waarbij verscheiden kleine bijdragen onvermeld blijven. - Adriaan P. de Kleuver schrijft over ‘Vogeltaal’: liedjes of spreuken die in verschillende streken van Nederland, min of meer assonerende met het geluid van de vogel, hem ‘in de mond gelegd’ worden of hem typeren. Een groter gebied dan de Nederlanden en vroegere eeuwen dan de onze doorwandelt M.C. Blöte-Obbes Van ‘de koning der slangen’, de ‘basilisk’ en de ‘cockatrice’ naar ‘Jenny Hanniver’. - E. Heupers beschrijft Eigentijdse kinderspelen.
| |
Language. XL, Nr. 4 (Okt. / Dec. 1964)
W.Z. Shetter bespreekt ‘Onafhankelijke en afhankelijke grootheden in het taalgebruik’, door J.S. ten Brinke, B.J. Koekkoek de ‘Taalhistoriese opstelle’ van J. du P. Scholtz.
| |
Zeitschrift für Mundartforschung. XXXI, 2/3 (Okt. 1964)
J. Goossens bespreekt ‘Die handschriftliche Überlieferung der Eneide Henrics van Veldeke und das limburgische Original’, door Gabriele Schieb. Dezelfde auteur wijdt een kort herdenkingsartikel aan Edgard Blancquaert †. - Friedhelm Debus en Joachim Göschel geven een kort verslag van het Internationaler Kongreß für Namenforschung in Amsterdam (1964).
| |
Etudes Germaniques. XX, Nr. 1
In de ‘Bibliographie critique’ besprekingen van D.A. de Graaf, Het leven van Allard Pierson en P. Minderaa e.a., Aandacht voor Cats bij zijn 300ste sterfdag, beide door P. Brachin.
|
|