Vijfjambische versregels in Joseph in Dothan
De twee putklachten van Joseph in vers-technisch opzicht met elkaar vergelijkend, verzuimt W.A.P. Smit (Van Pascha tot Noah, deel 1, p. 342 v.) te vermelden, dat beide klachten geschreven zijn in een vijfjambisch thema. Door wel naar deze putklachten te verwijzen (Joseph in Dothan, vs. 743-762 en vs. 957-976) had Smit zijn conclusie over het gebruik van de ‘jambische vijfvoet’ in Jeptha meer bewijskracht kunnen geven in a.w. deel ii, p. 377. De putklachten immers zijn duidelijk lyrische passages, vallend buiten de zakelijke gegevens in het drama. En Smit concludeert over de vijfvoet in Jeptha: ‘Voor lyrische passages, zoals de inzet van Ifis er een is,’ - vs. 1423-1432 - ‘biedt de vijfvoet aan een dichter van Vondels formaat nauwelijks minder kansen dan de alexandrijn, maar bij de integratie van zakelijke gegevens in het drama doet de beperking van zijn mogelijkheden zich onvermijdelijk ook voor hem gelden.’ Smits ‘persoonlijke indrukken’ - zij pretenderen niet meer te zijn dat dat - brengen hem ‘tot een gevoel van bewondering voor het poëtische peil dat ondanks het gebruik van de jambische vijfvoet in dit drama werd bereikt.’ (curs. van Smit); dat Smit het vijfjambisch thema in de putklachten wel winst zal achten, meen ik uit zijn geciteerde conclusies te mogen opmaken.
Sittard
a.p. braakhuis