De Nieuwe Taalgids. Jaargang 58
(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Het Nieuwe Boek. II, Nr. 9/10Johan van der Woude ziet Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940, deel 1, 2, als de Geschiedenis van twee temperamenten. - Een meesterwerk van Willem Brakman, zo oordeelt Willem Brandt over Brakmans nieuwste roman De gehoorzame dode. - Waarderend bespreekt F.W. van Heerikhuizen in Leven en Dichtwerk de verzamelde studies van Peter van Eeten Dichterlijk labirint, opstellen over het werk van Willem Kloos, en het boek van Karel De Clerck, Uit het leven van P.C. Boutens. -Willem Brandt spreekt van Het zinnelijk cultuur-pessimisme van Hugo Raes in verband met diens roman Hemel en Dier. | |
Ontmoeting. September 1964Kees Ouboter schrijft over C. Rijnsdorp, 70 jaar. - Dezelfde schr. geeft n.a.v. Herdrukken, Nieuwe Indrukken; het betreft hier het werk van Van Ostayen en Gijsen. | |
De Nieuwe Stem. Oktober 1964Anthonie Donker bespreekt Uit het leven van P.C. Boutens door Karel De Clerck en voegt er eigen herinneringen aan de dichter aan toe. - In de rubriek Kritiek en Verweer valt T. Haan onder de titel Tegenonderzoek de polemische Leo Ross aan. | |
Tirade. Oktober 1964A. Nuis verwerpt in Een kwartiertje voor Leo Ross diens polemische essays. November J. de Kadt waardeert Denkend aan Heijermans ... vooral diens talent als toneelschrijver. | |
Merlyn. September 1964Dirk W. Dijkhuis confronteert Nijhoff en Eliot/Eliot en Nijhoff. - Enno Endt analyseert Een meisje van Gorter. - H.U. Jessurun d'Oliveira spreekt in Het ochlokratisch realisme van Piet Calis een vernietigend oordeel uit over Calis' Maatstaf-opstellen, thans gebundeld als Daling van Temperatuur. - J.J. Oversteegen geeft Prolegomena voor een analyse / Over Hemel en Dier van Hugo Raes. | |
Levende Talen. Oktober 1964J.B. Drewes beoordeelt Een drietal publicaties naar aanleiding van de wet op het voortgezet onderwijs. - F. Balk-Smit Duyzentkunst repliceert met Over ‘wetenschappelijk’ en ‘voorwetenschappelijk’ in de linguïstiek op het artikel over haar dissertatie van P.A.M. Seuren in de vorige jaargang. - Martien J.G. de Jong geeft in Preromantiek en ‘Medea’ enige ‘preromantische’ oordelen over het werk van Jan Vos, en doet mededeling van een onvoltooid treurspel ‘Medea’ van Bilderdijk. - Gerben Colmjon houdt tegen C.F.P. Stutterheim staande dat Acket en Ikkink niet te (onder)scheiden | |
[pagina 70]
| |
zijn in de kwestie van het auteurschap van Een nacht vol dwaasheden in het land van De Nieuwe Gids. - Het zijn merendeels nederlandse Shakespearevertalers die L. Verkoren de revue laat passeren in zijn bijdrage Shakespeare Translators and their Problems. - C.A. Zaalberg karakteriseert zijn verslag van Het tweede colloquium voor Neerlandici extra muros als ‘geen verslag, maar aantekeningen van een genodigde’. -Boekbeoordelingen o.a.: Lode Roose, Anna Bijns een rederijkster uit de Hervormingstijd, door J.J.Mak; P.C. Paardekooper, Beknopte ABN-syntaxis (aldus gespeld, niet, als de auteur: -syntaksis), door A. Sassen. | |
Taal en Tongval. XVI, Afl. 2-3Dit dubbele nummer was bestemd om Aan Edgard Blanquaert bij zijn zeventigste verjaardag te worden aangeboden, maar het is de gehuldigde, die in zijn eenenzeventigste levensjaar overleed, niet meer onder ogen gekomen. Er staan, na een persoonlijk woord van de initiatiefnemer Willem Pée en de vrienden Herman Teirlinck en Julien Kuypers, 27 wetenschappelijke bijdragen in, waarvan de inhoud niet op de in deze tijdschriftenrubriek gebruikelijke wijze kan worden samengevat wegens de plaatsruimte die dat zou vereisen. Hier volgt alleen een opsomming van de auteurs met de titel van hun artikel of een aanduiding van het onderwerp waarover het handelt: zulks zeker niet zonder schade aan de indruk die de lezer aldus krijgt van de veelal belangwekkende inhoud. K. Boileau over 18e-eeuwse schrijftaal in Limburg; J.H. Brouwer, in het Fries, over drie nieuwfriese woorden; F. van Coetsem en O. Leys over fonetische, niet-fonologische, nasaliteit in de dialecten van Geraardsbergen en Oostvleteren; W. Couvreur over een antwerps calbas ‘gevangenis’; H. Draye over taalgrenskwesties; H. Entjes over korte vocalen in oostelijk Nederlands; E. Eylenbosch over aardveil en klimop; Th. Frings over H-pronomina; J. Goossens, Een tweede Limburgs gerundium; N. Gunzburg, Een dode taal herleeft in Israël; M. Gysseling over muntnamen op slachte; R. Haeserijn, De studie van de Nederlandse vaktalen; K. Heeroma over haar; M. Hoebeke over de vormen van draaien, naaien, waaien c.s. in middeleeuws Oudenaards; P. De Keyser, Palster ende scerpe ontfaen; J. Leenen, Stoottoon en apo- of syncope; A.van Loey over de taal van hs. E. van Reinaert i; J.L. Pauwels, Reduplicerende woorden met i/a-wisseling (het type mikmak, snipsnap); W. Pée, Olle Kamellen, een duitse brief van Hoffmann von Fallersleben aan Julius Hoste Sr., met een lied in het Nederlands; Y. Pintelon-Van Loo over zinsaccent; K. Roelandts, Expressieve varianten van anlautkonsonant; C.F.P. Stutterheim, Wankele prosodie; L. Theyskens over laboratoriumproeven met perceptie; F. de Tollenaere over veulie ‘veulen’ en vergelijkbare vormen in Ronse; V.F. Vanacker over zuidnederlandse schikkingen als ik heb er niets willen over zeggen; H. Vangassen, Wig; G.Winnen, Enkele Waalse leenwoorden te Goetsenhoven. | |
Onze Taal. XXXIII (1964), Nr. 10Een redactioneel artikel Saves (= 's avonds) gaat in hoofdzaak over de verhouding tussen uitspraak en spelling; een ander, Stijl, van Mej. H.A.J. Griep, klaagt over de geringe resultaten van het moedertaalonderwijs bij het v.h.m.o. Nr. 11 T.F. denkt Niet zo somber over de leerlingen van het v.h.m.o. als Mej. Griep. - F.C. Dominicus betuttelt De taal van de Grondwet. | |
[pagina 71]
| |
Dietsche Warande en Belfort. Oktober 1964Lieve Scheer schrijft over de Vertelkunst van Piet van Aken. - De rubriek Boekbesprekingen bevat o.m. een korte bespreking van Alb(ert) W(esterlinck) van enkele deeltjes ‘Monografieën’ en ‘Ontmoetingen’, te weten resp. Louis Paul Boon door Hugo Claus; Stijn Streuvels door Gerard Knuvelder, Karel Jonckheere door Marnix Gijsen en Aart van der Leeuw door J. Noë; sub Literatuurgeschiedenis worden in dezelfde rubriek door dezelfde recensent besproken: J. Kolkhuis Tanke, Een Nijmeegs dichter uit de 18e eeuw; A.M. Vermeulen, Jan De Leenheer, moralisator en humanist; Eugène De Bock, Verkenningen in de achttiende eeuw, alsmede de volgende edities: Poots Minnezangen door C.M. Geerars, de tweede druk van Floris ende Blancefloer door J.J. Mak, Vondels Adonias of Rampzalige Kroonzucht door L. Strengholt en Meyers Boekanier door W. Drop. | |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XVII (1964), 8 en 9Marc Galle bespreekt Dichterlijk labirint van P.v. Eeten (Over Willem Kloos' reizen van Sodom naar Parnas). Hij betreurt dat het boek aan stilistische interpretatie van Kloos' werk niet toekomt. | |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXX, Nr. 5In de ‘Kronieken’ wijdt Fr. Closset een beschouwing aan het oeuvre van Lodewijk van Deyssel (1864-1952). - Onder ‘Boeken’ een bespreking van Louis J.E. Fessard, Jan Slauerhoff, ondertekend L.G., en van dezelfde hand korte aankondigingen, merendeels refererend, van een aantal taal- en letterkundige publikaties. Nr. 6 Willem Pée herdenkt Edgard Blancquaert. - In de ‘Kronieken’ een artikel van Fr. Closset over Herman Gorter (1864-1927). | |
Leuvense Bijdragen. LIII, Afl. 3E. Nieuwborg ontwikkelt Un programme de classification automatique des structures linguistiques, zoals dat te Leuven met apparaten van het Rekencentrum aldaar wordt uitgewerkt. - R. Van de Velde zet van Het Krimgotisch de Berichtgeving en problematiek uiteen, en maant tot voorzichtigheid bij de interpretatie. - N. De Paepe komt tot een ontkennend antwoord op de vraag Kunnen onze Beatrijslegende en abele spelen geëvalueerd worden door middel van Andreas Capellanus' ‘De arte honeste amandi?’, daarin van mening verschillende met N. Wijngaards ten aanzien van de abele spelen, en met F. Lulofs ten aanzien van de Beatrijslegende. | |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. 1964, Afl. 1-2-3-4R. Foncke laat zien hoe De magistraat van Oud-Mechelen door verbodsbepalingen tegen door ambachten georganiseerde heiligenstoeten op straat en de karnavalviering deze volksfeesten heeft tegengewerkt. - Van dezelfde hand is een bijdrage Ook in Oud-Mechelen was het verboden te vloeken (blijkens strafbepalingen daartegen). -Verder behandelt R. Foncke De twee testamentaire codicillen van Sieur Frans Suetens | |
[pagina 72]
| |
te Mechelen (1714 en 1719); hij drukt beide stukken af, en maakt enige opmerkingen over de namen die erin voorkomen, en over de spelling en de taal. - Het omvangrijkste artikel, 165 bladzijden groot en door de auteur zelf als een ‘boek’ aangediend, ingedeeld in zeven hoofdstukken met een uitvoerig register aan het slot, is dat van S.A. Vosters, Juan Luis Vives en de Nederlanden, waarin ‘de contacten (besproken worden) tussen Vives en het Nederlandse humanisme, zijn mening daarover en de invloed, die hij ervan onderging’. Afl. 5-6-7-8 J.L. Pauwels merkt bij de Woorden op -atie en -ering in het Nederlands op, dat -ering vooral optreedt, als een frans voorbeeld met -ation ontbreekt; verder zou de ontwikkeling ertoe kunnen leiden dat de -eringderivaten de handeling en de woorden op -atie meer het resultaat uitdrukken. - Robrecht Lievens publiceert een tekst die hij beschouwt als De eerste brief van Ruusbroec, waarvan totnogtoe alleen fragmenten bekend waren; voor Ruusbroecs auteurschap voert hij een aantal argumenten aan, alsook voor de oorspronkelijkheid tegenover de latijnse versie, waarin hij een vertaling ziet. - Voorts deelt Robrecht Lievens een nieuw fragment mee van wat hij noemt Een pocketboek van Augustijnken van Dordt, een parafrase op het begin van het St.-Jansevangelie. - J.L. Pauwels behandelt Secretarie/secretariaat en andere woorden op -aat, en acht het geen bezwaar dat secretariaat zowel het bureau als de functie aanduidt; secretarie is een uitsluitend noordnederlands woord met scherp omlijnde betekenis. - In de titel van een verhandeling van W. Asselbergs, Het landschap van de Vierde Martijn, komt tot uitdrukking dat hij het z.i. fantastisch-meta-forische landschap van belang acht voor de interpretatie van het moeilijke gedicht, waarin hij drie gedeelten onderscheidt, en voorts verbanden legt met gelijktijdige internationale verwikkelingen, en toespelingen daarop ziet of vermoedt; de uitvoerige analyse leidt hem tot ernstige twijfel aan het auteurschap van Hein van Aken. | |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXIV (1964-'65), Nr. 1 (November 1964)Dit tijdschrift, dat na het overlijden van Dr. J. Goossenaerts (zie NTg. lvii, 126) enige tijd heeft stilgelegen, verschijnt voortaan onder redactie van Dr. M. Hanot. De overleden redacteur wordt in het eerste nummer van de nieuwe jaargang herdacht door Jozef Weyns, Dr. Jozef Goossenaerts: de mens, en door M. Gysseling, Goossenaerts als filoloog. - In de rubriek ‘In Memoriam’ ook enige herdenkingen, waaronder de uitvoerigste die van Prof. em. Dr. E. Blancquaert, door V.F. V(anacker). | |
Standpunte. XVIII, Nr. 1 (Oktober 1964)Rob. Antonissen (Om die dood van die mite) bespreekt de novellenbundel Dwaal van Chris Barnard en de roman Een vir Azazel van Etienne Leroux. - In zijn artikelenreeks Uit eie boekebesit schrijft A. van Selms over de Italiaanse buit die 17deeeuwse nederlandse schrijvers bij hun reizen naar het zuiden zochten. - In Kritiek op kritiek verweren H.J.J.M. van der Merwe en Abr. H. de Vries zich tegen Standpunte-recensies van respectievelijk de Inleiding tot die taalkunde en Dubbeldoor. -Ernst van Heerden bespreekt Uys Krige's vertaling van Shakespeare's Twelfth Night, waarvoor hij veel waardering heeft. Truida Louw-Pohl bespreekt de opvoering van het stuk in Zuid-Afrika (Oor Toneel iii). |
|