Noëma = Wellust (Vondel, Samson vs. 853)
Hieronymus, in zijn Liber de Nominibus Hebraicis een lexicon van oudtestamentische namen bewerkend dat op naam stond van Philo van Alexandrië, geeft als betekenissen van de naam Noemma (Gen. 4:22; Noëma, met korte e, in de Septuagint, Naëma in de Statenvertaling) ‘bevalligheid of wellust, of trouw’ (decor, sive voluptas, vel fides, Patres Latini Migne 23.826). Augustinus in De Civitate Dei de afstammelingen van Cain besprekend, merkt op dat de naam Noema Wellust betekent (Noema Voluptas interpretatur, 15.20.4; Patres Latini Migne 41.465). Om deze betekenis blijkbaar heeft Vondel de naam Noëma gebruikt in zijn treurspel Samson (1660). De Vorstin ontvouwt daar aan de Aertspriester het plan ‘een spel van zinnen’ te laten spelen, ‘Hoe Wellust Sterckheit’ begoochelt. Simson moet Sterckheit spelen.
Noëma heetze in wie de Wellust haere rol
Zal speelen. (W.B. 9.209 vs 853-4; de naam ook vs 966)
j.c. arens