Eenentwintigen en klok-en-hameren.
In alle woordenboeken, ook in de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel, laatstelijk door Beets bewerkt, kan men het lemma klok-en-hamerspel aantreffen, maar overal ontbreekt het verbum klok-en-hameren. Terwijl toch ieder die zich in zijn jeugd wel met dat onderhoudende spel vermaakt heeft, zich herinnert dat infinitief en tweede participium volop in gebruik zijn: we gaan klok-en-hameren; we hebben de hele avond geklok-en-hamerd; ook persoonsvormen gaan ongedwongen: we klok-en-hamerden iedere avond opnieuw. Het zou niet aardig zijn, te veronderstellen dat de woordenboekaniers het woord opzettelijk hebben weggelaten, omdat ze de knoop van het koppelteken niet durfden doorhakken: klok-en-hameren of klokenhameren?
Een zodanig boos vermoeden kon in een nabij verleden eerder rijzen bij een ander gezelschapsspel, eenentwintigen. Dat woord ontbreekt èn in de Woordenlijst van Beets èn in het W.N.T.; zelfs komt het nog niet voor in de door Bezoen zorgvuldig vernieuwde 23e druk van Koenen van 1951. Bij een zo overbekend woord is dat wel zo merkwaardig dat het enigszins verdacht gaat lijken. Eenentwintigen was namelijk tot 1955 een probleemgevalletje, omdat het hoofdtelwoord een en twintig als drie woorden geschreven werd, zo goed als klok en hamer (een van de figuren uit het klok-en-hamerspel), en het sprak niet helemaal vanzelf, dat het verbum mocht geacht worden op éen lijn te staan met achtenveertiger, dat ook voor De Vries en Te Winkel door het suffix -er tot een eenheid werd gesmeed en dus ook grafisch een eenheid mocht zijn (Grondbeginselen5, 117). In eenentwintigen immers is er geen suffix; het is wat Schultink, Morfologische valentie van het ongelede adjectief, noemt een ‘impliciete transpositie’ tot verbum, en wat ik liever een ‘onmiddellijke afleiding’ van een en twintig zou noemen. Daarom is het de vraag of de Van Dale van 1950, die het verbum wèl heeft en er de grafische eenheid eenentwintigen van maakt, wel gehandeld heeft volgens de toen nog geldende voorschriften. Dat hij verstandig gehandeld heeft, zal niemand betwisten, maar de toenmalige voorschriften inzake de telwoorden lieten verstandig handelen niet altijd toe: zelfs het rangtelwoord een en twintigste, door -ste evenzeer tot eenheid gemaakt als achtenveertiger, moest niettemin driewoordig blijven.
Nu eenentwintig grafisch éen woord is, is eenentwintigen geen twijfelgeval meer. Wel blijft de ‘onmiddellijke afleiding’ van klok en hamer een vraagpuntje. Wie vroeger bij een en twintig de grafische eenheid eenentwintigen durfde vormen, moest eigenlijk bij klok en hamer ook niet aarzelen en er klokenhameren bij maken. Maar het lijkt toch praktischer, de vrijheid te nemen die de Woordenlijst-1954 op blz. LXIV laat om het koppelteken toe te passen ‘ter verduidelijking van de bouw van het woord of ter voorkoming van misleidende of zonderlinge spellingbeelden’. Klok-en-hameren dus. Zoals het in de titel van deze orthografische bespiegeling alvast gedaan is.
C.B.v.H.