De Nieuwe Taalgids. Jaargang 57
(1964)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdHet Nieuwe Boek. II, No. 6.Johan van der Woude schrijft over De dichteres Clara Eggink. - F.W. van Heerikhuizen, Een mislukking en een meesterwerk, laakt en prijst resp. de dissertatie van C.J.J. van Schaik, Balthazar Huydecoper, een taalkundig, letterkundig en geschiedkundig initiator en de studie van H. Reeser, De jeugdjaren van Anna Louisa Geertruida Toussaint. - Clare Lennart signaleert Knap werk van Bernlef. | |
Maatstaf. Mei.J. Weverbergh valt F.H. Hermans' visie op Du Perron aan in Aandachtig luisteren en rustig antwoorden. - R.A. Cornets de Groot mediteert over Vestdijks proza (Gelijk de wilde jacht). - Maurice Roelants' Repliek geldt Van Vrieslands artikel in Maatstaf, oktober 1963, Het einde van het tijdschrift Forum. | |
Merlyn. Mei.Als Optiek van een grensganger bespreekt J.J. Oversteegen de bundel verhalen Het plantaardig bewind, debuut van Jacques Hamelink, en publiceert tevens een interview met de schrijver. - H.U. Jessurun d'Oliveira draagt een Interview met Jan Wolkers bij. - Dat Claus in zijn gedicht Het teken van de hamster gebruik maakt van werk van voorgangers, acht C.W. Watering in Een stukje traditie bij Claus, een mogelijk symptoom van de herleving der imitatio. - J.J.H. Mooij beschouwt René Wellek als historisch-theoreticus. | |
Ontmoeting. Mei.Kees Ouboter wijdt Herdrukken, nieuwe indrukken aan het Maatstaf-nummer over Achterberg, en vergelijkt deze dichter met Nijhoff. | |
De Nieuwe Stem. Mei.P. Spigt herdenkt Herman Heijermans. - Paul de Vree beschouwt De evolutie van Gard Sivik. | |
Streven. Juni.B.F. van Vlierden bespreekt in Ivo Michiels in het labyrint de jongste roman Het boek Alfa van Michiels, dat ‘één bewustzijnsogenblik van een soldaat die op wacht staat’ beschrijft. | |
[pagina 349]
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXX, Afl. 2-3.Op historische gronden constateert P.C. Boeren geografisch-staatkundige en ook taalkundige misvattingen aangaande ‘Limburg’: Oud- en Nieuw-Limburg. - N. Wijngaards wijst op Topen en symbolen in de roman van Floris ende Blancefloer, voornamelijk in twee episoden: Blancefloers graf en de ontmoeting tussen de twee gelieven in Babylon. - A. Weijnen geeft interessante semantische beschouwingen over voorzetsels in twee artikels, waarvan de inhoud bezwaarlijk in het gedrongen bestek van deze rubriek is samen te vatten: Structuren van Nederlandse voorzetsels en De structuur van de temporele laag van de voorzetsel-betekenissen. - Een uitvoerig opstel van H. Schultink, met een grote hoeveelheid citaten als bewijsmateriaal, handelt over De bouw van nieuwvormingen met her-. - J. Goossens vervolgt zijn Taalgeografie en moderne naamgeving met de benamingen voor enige moderne landbouwwerktuigen, voornamelijk in Belgisch-Limburg. - Als een naklank van de Veldeke-debatten tussen Frings en Van Mierlo mag gelden de bijdrage van Gabriele Schieb, Zu G. de Smet, J. van Mierlo en het Veldekeprobleem. - Boekbeoordelingen: Eug. de Bock, Verkenningen in de Achttiende Eeuw (C. Kruyskamp); J. Landwehr, Fable-Books printed in the Low Countries (C. Kruyskamp); T.J. Beening, Het landschap in de Nederlandse letterkunde van de renaissance (H. van de Waal); Wilfried de Pauw, De vriendschap van Albert Verwey en Stefan George (P.J. Meertens); Harry G.M. Prick, Lodewijk van Deyssel, Gedenkschriften (P.J. Meertens); M.-A. Jacobs, Carry van Bruggen (J.M.J. Sicking); A. Weijnen, Nederlandse dialectkunde (P.J. Meertens); F. de Tollenaere en A. Weijnen, Woordenboek en Dialect (A. Sassen); F. de Tollenaere, Nieuwe Wegen in de Lexicologie (A. van Wijngaarden); Robert van Passen, Toponymie van Kontich en Lint (P.J. Meertens). | |
Levende Talen. Juni.J. Hoogteijling doet verslag van een uitgebreid onderzoek naar de vertrouwdheid met bastaardwoorden bij eersteklassers op middelbare scholen, en verbindt daaraan ‘enige conclusies en wensen’: Gewenste woordenkennis voor de eerste klas van het v.h.m.o. - In de titel van een artikel van F.G. Droste is de inhoud als volgt weergegeven: Betekenis als syntactisch stramien: woordsoorten en woordgroepen in het Nederlands. - Robert Southey's reis door Holland in 1825, beschreven door C. van Dongen, heeft hem o.a. in aanraking gebracht met Bilderdijk. - Boekbesprekingen o.m.: H. Schultink, Statische of dynamische taalbeschrijving? (A.J.J. de Witte); F. van Coetsem, Structuralisme en Oudgermanistiek (A.J.J. de Witte); C.W. van de Watering, Jacob Zeeus, De Wolf in 't schaepsvel (L. Strengholt); Kees Fens, De eigenzinnigheid van de literatuur (A. van Til, zeer uitvoerig); J. Noë S.J., Aart van der Leeuw, in ‘Ontmoetingen’ (H. Vogelesang). | |
Taal en Tongval. XVI, Afl. 1.Na een In Memoriam Dr. Jan Lindemans van. C. Tavernier is de aflevering geheel gevuld met een overzicht van Streektaalliteratuur in Oost-Nederland, door H. Entjes. | |
Driemaandelijkse Bladen. XVI, Nr. 1.R.C. Hekker handelt over oorsprong, ontwikkeling en verbreiding van Steltenberg en bo: de eerste is een hooibergplaats, de tweede een tijdelijke stalling. - Onder de titel De tweetalige mens in Borne komt H. Entjes terug op de dissertatie van Nuijtens, die hij NTg. LVII, 112 vlgg. besproken heeft, en oppert nogal wat bezwaren. - B.J. Hekket ontwikkelt een etymologie van de naam Borne, die aansluit bij die van Nuijtens. | |
[pagina 350]
| |
- H.T.J. Miedema geeft een overzicht, naar de gegevens van de volkstelling van 1947, van Concentraties van noordelijke familienamen, hoge frequentie van bepaalde namen in bepaalde gemeenten in Groningen, Friesland en Drente. - In Lukevent op studie (Lukevent is de hoofdfiguur in een 17e-eeuwse klucht) behandelt G.N. Visser het motief van de boerenjongen die in onwaarschijnlijk korte tijd dokter worden wil. | |
Onze Taal. XXXIII, Nr. 4(door een vergissing eerst nu geplaatst: Nr. 5 is NTg. LVII, 301 behandeld). Een opstel van G. van Steenhoven, Krijgshaftige taaleconomie, handelt over naamgeving van de honderdduizenden(!) artikelen die bij de krijgsmacht in gebruik zijn.. Nr. 6. Dit nummer bevat drie redactionele artikels. In het eerste is de titel Frengels de nederlandse weergeving van een franse schertsformatie ‘franglais’, door een frans auteur gebruikt in een boek dat scherp te keer gaat tegen de anglomanie in het Frans. Het tweede geeft proeven van Namen van boerderijen in de Noordoostpolder uit een pas verschenen publikatie daarover. Het derde, getiteld Op weg naar de analyse, beoogt aan te tonen dat omschrijvende verbale constructies niet altijd nodeloos omslachtig zijn, maar, mits met oordeel toegepast, stilistische waarde kunnen hebben. Nr. 7 en 8 (dubbelnummer). Hierin is afgedrukt een groot gedeelte van de rede van Prof. Michels, Trekken van taalgebruik (zie NTg. LV, 277). Daarop volgen enige kortere stukjes, waarvan er een, Nu eens andersom, gaat over ontleningen uit het Nederlands in het Engels. | |
Dietsche Warande en Belfort. Juni.J.L. Pauwels beziet de spellingperikelen Tien jaar na het verschijnen van de Woordenlijst van de Nederlandse Taal. | |
De Vlaamse Gids. Juni.W.L.M.E. van Leeuwen snijdt het thema aan De ‘gestorven gelief de’ van Gerrit Achterberg. - M. Rutten in Tellurisch, barok, antiek bespreekt het werk van de dichters Pieter G. Buckinx, Luc Benats en Marcel Obiak. Juli. Naar aanleiding van Rümke's studie over Van Eeden, Van de koele meren des Doods, schrijft Eric Standaert over Frederik van Eedens meesterwerk. | |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taalen Letterkunde. 1963, Afl. 1-2-3-4.J.F. Vanderheyden maakt bij Adriaan vander Gucht en zijn ‘Vlaemsche Orthographie’ Enkele kanttekeningen: nasporingen op het stadsarchief te Brugge ‘met de medewerking van A. Schouteet’ hebben wel enkele gegevens omtrent leven en werk van Vander G. opgeleverd, maar over diens bij P. de Heuiter vermelde spellingtraktaat geen nieuws gebracht. - In een artikel Wat naders over het gesticht Cellekens te Mechelen handelt Robert Foncke o.a. over spelling en taal van een uit ± 1700 daterend stukje dat op die stichting betrekking heeft. - Van André Demedts is er een bijdrage, getiteld Streuvels zoals ik hem ken. - Leo van Puyvelde geeft het verhaal, door hemzelf als een ‘politieromannetje’ bestempeld, van De lotgevallen van een ‘H. Maagd in de Glorie’ van Rubens. - Over de plichten en zorgen van Matthias de Vries in 1863 schrijft P. de Keyser Naar aanleiding van twee Franse brieven van Prof. Matthias de Vries aan bibliothecaris Jhr. Ferdinand vander Haegen uit 1963; die brieven, aan het slot van het artikel afgedrukt, houden verband met een in Gent te houden congres voor sociale wetenschappen. | |
[pagina 351]
| |
Tijdschrift voor Taal en Letteren. XXX, Afl. 3.De Eva van J. van Mulders in zijn artikel De taal van Eva of Dutch as she is wrotten is Eva de Raedt de Canter, op wier spelling en taalgebruik hij heel wat heeft aan te merken; terloops krijgt Mevrouw Boer-Den Hoed een veeg uit de pan voor haar zweeds-nederlandse woordenboek; beter komt ‘Langenscheidts praktisches Lehrbuch Niederländisch’ eraf: de aanmerkingen daarop, vrij talrijk weliswaar, betreffen hoofdzakelijk orthografische inconsequenties; aan het slot van dit ‘kritisch mengelwerk’ pleit de auteur voor radicale afschaffing van onnederlandse spellingen. - Onder Nederlandse Letteren geeft Fr. Closset zeer persoonlijke besprekingen van enige nieuwe - en ook wel oudere - romans en novellen en een dichtbundel. | |
Leuvense Bijdragen, Bijblad. LIII, Afl. 2.In De nieuwe Weense Handschriftencatalogus van Hermann Menhardt wijst R. Lievens ernstige tekorten aan op het gebied van het Middelnederlands. - Op dat korte inleidend artikel volgen, als gewoonlijk, boekbesprekingen, o.a. van: H. Schultink, De morfologische valentie van het ongelede adjectief in modern Nederlands (J.L. Pauwels); E. Nuijtens, De tweetalige mens (J.L. Pauwels); J.J. Mak, Rhetoricaal Glossarium (J.L. Pauwels); Lode Roose, Anna Bijns een rederijkster uit de hervormingstijd (J.J. Mak); W.M.H. Hummelen, De sinnekens in het rederijkersdrama (A. Keersmaekers); J. Wille, Literair-historische opstellen (A. Keersmaekers). - Verder komen in de Kroniek, waaraan zes recensenten hebben meegewerkt met het grootste aandeel (31 van de 46 nummers, naar uit een voetnoot is te berekenen) voor L. Simons, kortere besprekingen voor van verscheiden geschriften met neerlandistische of voor de neerlandistiek belangrijke inhoud. | |
Ons Erfdeel. VII, Nr. 4.Van Giacomo Prampolini is afgedrukt zijn dankwoord bij de uitreiking van de Martinus Nijhoffprijs voor vertalingen (Italiaanse waardering voor het Nederlands), van de ‘prinsipaal’ van de Universiteit van Suid-Afrika de Commendatio bij de erepromotie van Stijn Streuvels aan die universiteit. - Luc Verbeke vervolgt zijn Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen. - Op een artikel van Fr. Closset over Die van 't Fonteintje, Raymond Herreman, Karel Leroux, Richard Minne en Maurice Roelants, volgen enkele gedichten van alle vier, met ‘overzetting’ in het Frans door André Piot. - Lieselot en Frits Pittery geven in de reeks Steden van Frans-Vlaanderen hun tweede stuk over Rijsel. - Onder Grote Frans-Vlamingen behandelt Gilbert van Ryckeghem de dertiende-eeuwse minderbroeder Willem van Rubroec. - Verder een aantal andere artikelen, o.a. over Het jongerenkontakt Noord-Zuid (Jan Lehembre), De landelijke woning in Frans-Vlaanderen (Nestor Depoers), en de gewone rubrieken Kulturele Kroniek, Tijdschriften en Boeken en Aantekeningen en Verslagen. | |
Standpunte. XVII, Nr. 5.E. Lindenberg (Bredero neem afskeid) interpreteert Bredero's ‘Adieu-liedt’ en poogt op grond daarvan tot een meer genuanceerde karakteristiek van de dichter te komen: Bredero heeft ‘meer van die Renaissance as wat gewoonlik aangeneem word’. - J. du P. Scholtz schrijft over Outeurskap en ontstaanstyd van ‘Kaatje Kekkelbek’, P.J. Conradie over Noodlot en menslike verantwoordelikheid in die tragedie. - A.J. Coetzee geeft Interpretasies by die Slampamperliedjies. - R. Antonissen (Poësie van 'n najaar - van 'n voorjaar?) bespreekt nieuwe zuidafrikaanse poëzie, nl. ‘Koggelstok’ (G. Louw), ‘'n Fluit in die Riet’ (L. Eksteen), ‘39 Gedigte’ (B.J. Toerien), ‘Sê Sjibbolet’ (A. Small), ‘Die Mummie en ander verse’ (S.J. Pretorius) en | |
[pagina 352]
| |
‘Dolosse’ (D.J. Opperman). - L.C. Eksteen is weinig ingenomen met de ‘Inleiding tot de taalkunde’, onder redactie van H.J.J.M. van der Merwe. - J.C. Kannemeyer beoordeelt Verhale van Holmer Johanssen (‘Die swerftog van die Helena’) en Dubbeldoor, verhalen van A.H. de Vries. | |
Tydskrif vir Letterkunde. Mei 1964.T.M. Hart bezint zich op de begrippen Simboliek en simbolisme. | |
Tydskrif vir Geesteswetenskappe. IV, Nr. 2.F.F. Odendal ontwikkelt 'n Skema vir die Afrikaanse Monoftonge naar criteria van kwantiteit, ronding en nasalering .- D.H. Cilliers geeft een historisch overzicht van Die onderrig en studie van Afrikaans. - P.J. Nienaber heeft de Bronnegids (voor de studie van afrikaanse taal en letterkunde) over 1963 verzorgd. - Boekbesprekingen o.a.: een nieuwe dichtbundel van D.J. Opperman, Dolosse (T.T. Cloete); J. du P. Scholtz, Taalhistoriese Opstelle (J.G.H. Combrink); M. Nienaber-Luitingh en C.J.M. Nienaber, Woordkuns, omgewerkte tweede uitgave (J.C. Combrink). | |
Wijsgerig Perspectief op Maatschappij en Wetenschap. Maart 1964.In deze aflevering vindt men - blijkens een mededeling op het omslag - ‘een poging om het taal-fenomeen in zijn eigen aard, functie, creativiteit en manifestatie «onder woorden» te brengen’. De artikelen zijn van E. Nuijtens (Wat is een taalgemeenschap?), H. Schultink (Taalwetenschap en culturele antropologie), M. van Haegendoren (Taal en politiek), K. Heeroma (Taalgebruik, taalgedrag, taalbestaan) en G. Nuchelmans (Taal en intersubjectiviteit). | |
Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 18 (1963), No. 2.G. Doorman wijdt een waarderende bespreking aan het ‘Woordenboek der Noorden Zuidnederlandse Plaatsnamen’ (1962), van J. de Vries. |
|