De Nieuwe Taalgids. Jaargang 57
(1964)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |||||||||||||
Sentimentaliteit als grootheid in de literaire terminologieVan lieverlee heeft zich ten aanzien van een aantal begrippen, die in de cultuur- of de kunstgeschiedenis hun oorsprong vonden, een betekenisontwikkeling voorgedaan die voor het taalgebruik buiten de literatuurstudie verrijkend genoemd mag worden, die echter voor de literatuurwetenschap zelf uiterst verwarrende gevolgen heeft gehad. We nemen dit allerwegen waar. Zo worden in een betrekkelijk recent opstel over de literaire kritiek de buitenlandse kritische methoden die veelal van wetenschappelijke premissen uitgaan gecontrasteerd met de zogenaamde impressionistische kritiek in vele Nederlandse kranten en tijdschriftenGa naar voetnoot1). Het is zonder meer duidelijk dat de term ‘impressionistisch’ hier in andere betekenis gebruikt wordt dan in een werk over de Haagse School of over Van Looys De dood van mijn poes het geval zal zijn. Een ander voorbeeld levert de term ‘romantisch’ waar de spraakverwarring Babylonische omvang heeft aangenomen. Wanneer we in een kranteof tijdschriftartikel gewag gemaakt vinden van een met veel praal voltrokken vorstenhuwelijk, dat als een romantisch schouwspel wordt omschreven, of wanneer we van een jong meisje zeggen dat ze ‘romantisch’ aangelegd is, ligt hier een andere gevoelswaarde aan het woord ten grondslag dan het geval is in een verhandeling over Wuthering Heights of Die Elixiere des Teufels, om slechts twee uiteenlopende voorbeelden te noemen. Een andere gevoelswaarde, inderdaad, maar toch met veel gemeenschappelijke componenten. Het ene gebruik is psychologisch, het andere literair-wetenschappelijk; het wil dat althans zijn. Om dit laatste te bereiken zal in veel gevallen een bezinning op de terminologie noodzakelijk blijken, waarbij de oorsprong van het woord in kwestie soms verrassende perspectieven kan openen. Zo stamt ons eerste voorbeeld uit de schilderkunst; het tweede daarentegen is van literaire oorsprong, een oorsprong die ver voor de cultuur-historische periode waarin het woord die speciale geladenheid krijgt, terug ligt. Merkwaardig is in dit verband van de semantische ontwikkeling van begrippen het gebruik van de term ‘sentimenteel’, een op het ogenblik weinig vleiende kwalificatie voor literair werk, terwijl toch ruim anderhalve eeuw geleden een schrijver als Rhijnvis Feith bepaald prijs stelde op deze karakterisering van zijn werk. Heden ten dage kan men inderdaad Richards gelijk geven, waar hij beweert: ‘Among the politer terms of abuse there are few so effective as “sentimental”’Ga naar voetnoot2). Bij een nadere analyse komt hij tot een - niet zeer duidelijk - onderscheid in drieën: ‘sentimenteel’ kan in kwantitatieve betekenis gebruikt worden; het slaat dan op personen wier emoties te gemakkelijk ontketend worden. Ten tweede is het kwalitatief te gebruiken om ‘violence of emotion’ aan te duiden, en ten derde is er het psychologisch gebruik, afgeleid van het woord ‘sentiment’, dat Richards tenslotte als volgt definieert: ‘A response is sentimental when, either through the overpersistence of tendencies or through the interaction of sentiments, it is inappropriate to the situation that calls it forth’Ga naar voetnoot3). Naar aanleiding van de door hem uitgewerkte proto- | |||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||
collen van zijn Practical Criticism onderscheidt Richards dan nog naar de houding van de auteur of het effect van diens werk op de lezer, maar overheersend in zijn beschouwing is het negatieve oordeel over de sentimentaliteit, die voor de moderne mens neerkomt op overdreven gevoeligheid, of met de woorden van een andere literatuuronderzoeker: ‘Sentimentality is the work of an author who is blinded by his own warm tears’Ga naar voetnoot1). Deze beschouwer, Laurence Lerner, veroordeelt sentimentaliteit al even zeer: de cognitieve literatuur-beschouwing, die de literatuur als bron van kennis benadert, tracht de onwaarheid van de sentimentaliteit aan te tonen, de emotieve theorie (waarvan ook I.A. Richards een aanhanger isGa naar voetnoot2)), die de letterkunde als veroorzaakt door emotie voorstelt, tracht het valse gevoel ervan te ontmaskeren. Zo blijft er voor de sentimentaliteit eigenlijk geen goed woord over, ja we bevinden ons in feite reeds op het terrein van de literaire kitsch, waarin achttiende-eeuwse sentimentaliteit soms op verrassende wijze is blijven voortleven, zoals trouwens meer karaktertrekken uit de literatuur van die eeuw nu tot kitsch gezonken zijn. Zo is er de lyriserende toon, die naar de woorden van Walther Killy tot ‘Entgrenzung der Gattungen’ leidtGa naar voetnoot3). Waar een romanschrijver uit de Romantiek voelde dat woorden hem te kort schoten om zijn gevoelens in epische vorm uit te drukken greep hij naar het lyrisch gedicht dat adequater gestalte kon geven aan datgene wat hem bezielde. Daardoor verschijnen in Wilhelm Meister of in de novellen van Eichendorff de typisch romantische ‘lyrische Einlagen’, en wat men de romantische auteurs vergeeft, omdat hun expressie echt was, wordt een punt van scherpe kritiek waar triviale schrijvers iets dergelijks zonder noodzaak toepassen en dan onherroepelijk kitsch voortbrengen. Vele van de kenmerken van de kitsch zijn dan ook niets anders dan hebbelijkheden van achttiende-eeuwse sentimentele literatuur, die (te lang) zijn blijven voortleven, zoals de dikopgelegde symboliek met overduidelijke allegorese, de zwart-wit-schildering van karakters en de cumulatie - gepaard gaande met de vermenging - van de meest verscheiden gevoelens, van nationaal gevoel tot erotiek toe. Dit alles wijst erop, hoezeer onze waardering veranderd is. Wat in de achttiende eeuw schoon en belangrijk gevonden werd - en wat voor ons alleen nog historisch tot de literatuur gerekend wordt - is in onze dagen triviaal en belachelijk. Daarmee zijn we een smaakverandering op het spoor, die parallel loopt met een semantische verschuiving, die voor de literatuur-wetenschap moeilijkheden oplevert. Het zijn moeilijkheden van een aard die voor deze tak van wetenschap wel altijd zal blijven bestaan: bijna iedere term hier impliceert immers een zekere waardering. Anders dan in de linguïstiek, waar men tenslotte niet hoeft te bewijzen dat een taal of een verschijnsel daaruit mooier of beter is dan een ander, wordt van de literatuurbeschouwing uiteindelijk toch een waarde-oordeel verwacht. Bij een bezinning op de in zwang zijnde terminologie kan derhalve een historische terugblik, een speurtocht naar de oorspronkelijke betekenis van een woord, verhelderend werken, ook al zijn daarvan geen dadelijke resultaten betreffende de hedendaagse terminologie te verwachten. | |||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||
Voor het oudste gebruik van het woord ‘sentimenteel’ dient men terug te gaan tot RichardsonGa naar voetnoot1). In zijn History of Sir Charles Grandison laat hij een dame optreden die een ander haar brief wil laten vervolgen met de woorden: ‘But here comes Lucy - “My dear girl, take the pen - I am too sentimental. The French only are proud of sentiments at this day; the English cannot bear them: Story, story, story, is what they hunt after, whether sense or nonsense, probable or improbable”’Ga naar voetnoot2). Hier, anno 1753, heeft het woord nog lang niet de laffe gevoelswaarde die het voor ons heeft. Het is een duidelijk derivaat van sentiment, een typische term van de Verlichting, met een veel sterker intellectuele en morele connotatie dan onze huidige, benaderende vertaling met ‘gevoel’ of ‘gevoelen’ zou doen geloven. Omstreeks het midden van de achttiende eeuw was in Engeland de scheiding tussen verstand en gevoel veel kleiner dan tegenwoordig; de zaken van het hoofd en het hart waren bijna identiek. Pas in de tweede helft van die eeuw gaat het gevoel als factor bij de beoordeling het winnen. Bij Richardson is sentimental dan ook, geheel in de geest van het Rationalisme, weer te geven door: ‘engaged in moral reflections, moralizing, sententious’. Zeker was het in deze tijd ook een modewoord, waarvan de juiste betekenis niet ieder duidelijk was; maar zeker is ook dat de oorspronkelijke betekenis op een rationalistisch vlak heeft gelegen. Eerst na 1760, wanneer de bron van deugd en zedelijkheid van het hoofd naar het hart wordt overgebracht, krijgt het woord een emotioneler lading; het substantief sentiment betekent dan ‘gevoelen’, met allerlei nuances, maar zonder dat er een notie van moreel oordelen in opgesloten ligtGa naar voetnoot3). De ironie van de geschiedenis wil dat op dezelfde bladzijde in Grandison sprake is van een andere term, die toen een slechte gevoelswaarde had, maar die zich, om zo te zeggen omgekeerd evenredig aan ‘sentimenteel’, in bonam partem ontwikkeld heeft. We doelen op het begrip ‘romantisch’. Vlak voor het bovengegeven citaat is de briefschrijfster, Lady G. namelijk metterdaad sentimental, d.w.z. moralistisch reflecterend, geweest, waar zij naar aanleiding van echte, gerijpte liefde heeft opgemerkt: ‘What then, is the stuff, the nonsense, that romantic girls, their romancing part of life not wholly elapsed, prate about and din one's ears with, of first Love, first Flame, but first Folly?’ Inderdaad, romantic betekent hier nog niets anders dan: ‘in de geest van de oude ongeloofwaardige romances, vulgair en zedenbedervend’. Hoe verfoeilijk dergelijke lectuur wel was, blijkt overduidelijk uit de schimpscheuten die een Fielding er in zijn Tom Jones aan wijdtGa naar voetnoot4). Richardson zelf had al een decennium eerder, in Pamela, bij herhaling de term romantic in afkeurende zin gebruiktGa naar voetnoot5) | |||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||
en nog in 1764 schrijft Horace Walpole een onbesuisd, wild-romantisch werk, The Castle of Otranto, dat hij voornamelijk het licht doet zien om romantische geschiedenissen te keer te gaan, ‘whereas, in the productions of romantic story, an improbable event never fails to be attended by an absurd dialogue’Ga naar voetnoot1). Wat hij zelf schrijft, kunnen wij nu niet anders dan ‘romantisch’ noemen in de gangbare literair-historische betekenis, die dit woord in de Europese letterkunde mettertijd heeft aangenomenGa naar voetnoot2). Mettertijd, want pas nadat de Duitse literaire beweging van omstreeks 1790 de naam ‘Romantik’ voor zichzelf claimdeGa naar voetnoot3) en daarmee te kennen gaf het woord van vreemde smetten gezuiverd te achten, werd de term in Engeland na 1823 weer gebruikt om er continentale verschijnselen mee te karakteriserenGa naar voetnoot4). Dat neemt niet weg dat Scott reeds drie jaar tevoren romantic al gebruikt had om er het optreden, vooral het plotselinge verschijnen van Ivanhoe op het tournooi te Ashby mee te kenschetsenGa naar voetnoot5). En bij een Hardy in de tweede helft van dezelfde eeuw schijnt de term volledig tot rust gekomen: zijn Eustacia Vye is romantisch, voor Hardy en ook voor ons. Tevens heeft bij hem de term sentimental de gevoelsinhoud gekregen die wij er heden ten dage ook aan hechtenGa naar voetnoot6). Het woord romantisch heeft na een lange reis gemaakt te hebben een zekere waardige status bereikt; de korte, triumfale zegetocht van sentimental is dan reeds lang voorbij. De beeldspraak van de reis is hier niet misplaatst: het was Sternes Sentimental Journey waardoor het woord zich zo snel over Europa verbreidde. Bij Sterne echter is de morele connotatie van het woord af. ‘'Tis a quiet journey of the heart in pursuit of NATURE, and those affections which arise out of her, which make us love each other, and the world, better than we do’, zegt hij zelfGa naar voetnoot7). Veelzeggend is het vermelden van ‘the heart’, dat in de sterneaanse sentimentaliteit ‘the head’ (bij de rationalistisch beïnvloede Richardson nog sterk aanwezig) voorgoed verdrongen heeft. De allengs overheersende gevoelsverheerlijking heeft echter de achttiende-eeuwse redeneerzucht geenszins het veld doen ruimen: ook Sterne theoretiseert en bespiegelt over het gevoel, maar hij doet dat op geheel andere wijze dan wij het uit de Nederlandse literatuur van die dagen kennen. Vooreerst heeft Sterne onvergelijkelijk meer gevoel voor humor, gepaard aan een genuanceerde zelfspotGa naar voetnoot8). Zijn Yorick is de dupe van velerlei omstandigheden en gebeurtenissen die buiten zijn wil plaats vinden. Zo is hij altijd en op iedere vrouw verliefd en hij steekt dat niet onder | |||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||
stoelen of banken: ‘It had ever, as I told the reader, been one of the singular blessings of my life, to be almost every hour of it miserably in love with some one’Ga naar voetnoot1). En zijn liefde - en hiermee raken we een tweede verschilpunt met de Nederlandse letterkunde - is verre van kuis. Weliswaar deelt hij zijn ‘conquest’ in de befaamde episode van de ‘Fille de Chambre’ zeer verholen mede, hij levert toch een stukje achttiende-eeuwse zedegeschiedenis, dat bij een Rhijnvis Feith of Elisabeth Maria Post ver te zoeken valt. Zijn wijze van behandelen is bovendien veel luchtiger en speelser en waar hij zich werkelijk op modernsentimentele manier te zeer door zijn gevoelens laat meeslepen, bijv. waar hij in een opwelling van medelijden een te grote aalmoes aan een bedelaar geeft, zorgt zijn zelfanalyse naderhand voor het tegenwicht der nuchterheid: ‘So I gave him - no matter what - I am ashamed to say how much, now, and was ashamed to think how little, then’Ga naar voetnoot2). Slechts zelden herinnert Sternes gevoeligheid ons aan de sentimentaliteit van zijn Nederlandse confraters. Wanneer Yorick te Calais een bedelmonnik wat bits heeft weggestuurd, heeft hij dadelijk daarna spijt; hij verontschuldigt zich en ruilt met de monnik van snuifdoos. Hij vervolgt: I feel a damp upon my spirits, as I am going to add, that in my last return through Calais, upon inquiring after Father Lorenzo, I heard he had been dead near three months, and was buried, not in his convent, but, according to his desire, in a little cemetery belonging to it, about two leagues off. I had a strong desire to see where they had laid him - when upon pulling out his little horn box, as I sat by his grave, and plucking up a nettle or two at the head of it, which had no business to grow there, they all struck together so forcibly upon my affections, that I burst into a flood of tears. But I am as weak as a woman; and I beg the world not to smile, but pity meGa naar voetnoot3). We zouden niet zo lang bij Sternes werk stilstaan als er niet zo'n geweldige invloed van was uitgegaan. Het werd vertaald en nagevolgd, er verschenen gemystificeerde pseudo-vervolgen na Sternes dood, en het woord sentimental duikt na 1768 op in reeksen van boek- en tijdschrifttitelsGa naar voetnoot4). Zoals gezegd is de morele gevoelswaarde nu verdwenen; sentimental doorloopt bij Sterne de gehele skala van het gevoel, zowel fysiek als psychisch. Anti-rationalistisch ingestelde schrijvers moeten genoten hebben bij Sternes woorden: ‘I am positive I have a soul; nor can all the books with which materialists have pestered the world ever convince me to the contrary’Ga naar voetnoot5). De filosofische doctrine van het ‘moral sentiment’ heeft voor deze navolgers nooit bestaan; zij zien slechts de sterneaanse gevoeligheid en volgen vooral de uiterlijke kanten daarvan, die bij hen tot clichés worden, in woordkeus (er bestaat een aparte copia verborum in de sentimentele literatuur) en in stijl (waarbij vooral de enumeratio, de hyperbool en de exclamatio opvallen, terwijl zelfs de typografie met ronde en vierkante haakjes, kapitalen, cursiefdruk, wijzende vingers en asterisken daarbij een rol speelt). De sentimentaliteit degenereert dan snel; het wordt een mode en daardoor onoprecht. Het aanvankelijk spontane van het wenen, knielen en flauw vallen is voorbij, alleen de uiterlijke vormen daarvan worden geïmiteerd. Merkwaardig bij dat alles is dat Sterne zijn term geladen heeft onder invloed van het iets eerder vallende Franse sentimentalisme. Hoewel de term zelf dus van Engelse oorsprong is, is althans een deel van de lading aan de emotioneler | |||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||
getinte ‘sensibilité’ te danken, die voor Sterne typisch Frans was en die op hem - francofiel als hij was - een grote indruk maakte. Grotere ernst kenmerkt de Franse sentimentaliteit, die in dit opzicht wel zeer afwijkt van Sternes luchtige benaderingswijze. Rousseau bijvoorbeeld stelde zich voor tot een universeel humanisme te komen. De ideeën, die hij in zijn Julie ou la nouvelle Héloïse op een stroom van erotische bewogenheid tot de harten zijner medemensen deed spreken, waren een appèl aan het gevoel van zijn lezers. Zijn revolutionaire zin was niet sociologisch-theoretisch bepaald, maar gericht tot het menselijk sentiment. Zijn pleidooi voor het gevoel zou men dan ook eerder sentimentalisme moeten noemen, een nieuw soort levensbeschouwing, die meer is dan een stemming alleen, meer dus dan sentimentaliteit, hoewel het sentimentalisme daarin ook ontaarden kanGa naar voetnoot1). Stellig is van dergelijke ontaarding in vele gevallen sprake geweestGa naar voetnoot2); de invloed daarvan zien we ten onzent bij Rhijnvis Feith; aanvankelijk echter is de stroming, die het primaat aan het ‘sentiment’ toekent boven het verstand een diep ernstige levensbeschouwing. Zowel voor de voortzetting als voor de ontaarding van deze stroming komt de term sentimental in zwang nadat de vertaler van Sternes boek in zijn voorwoord heeft opgemerkt: ‘Le mot angl. sentimental n'a pu se rendre en fr. par aucune expression qui pût y répondre, et on l'a laissé subsister’. En sindsdien werd het een modewoord aan de vooravond van de RevolutieGa naar voetnoot3). In Duitsland begint de geschiedenis van sentimental pas als empfindsam zijn betekenis verloren heeft. Het laatstgenoemde woord werd door Bode gekozen voor de vertaling van de Sentimental Journey. Interessant is dat hij door Lessing tot de keuze van dit woord gebracht werd; zelf had hij sittlich willen gebruikenGa naar voetnoot4), een bewijs dus dat hij de oudere, moralistische connotatie van het woord kende en er een intellectuelere inhoud in wilde leggen dan ooit in Frankrijk het geval was, waar het verband met sentiment ‘gevoel’ onder invloed van Rousseau veel sterker aanwezig bleek. Na empfindsam krijgt sentimentalisch zijn betekenis door de theoretiserende beschouwingen van Schiller, die deze nieuwe term tegenover naiv steltGa naar voetnoot5). De naieve dichters vertegenwoordigen voor hem de meest oorspronkelijke talenten, waarbij de natuur als vanzelf over de kunst triomfeert. Die dichters echter, die bewust de natuur zoeken en erover reflecteren, noemt hij sentimenteel. Der Dichter, sagte ich, ist entweder Natur, oder er wird sie suchen. Jenes macht den naiven, dieses den sentimentalischen DichterGa naar voetnoot6). De laatste roert ons door ideeën en niet door een ‘sinnliche Wahrheit’ of om Schiller nog eenmaal zelf aan het woord te laten: | |||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||
Die sentimentalische Dichtung nämlich unterscheidet sich dadurch von der naiven, daß sie den wirklichen Zustand, bei dem die letztere stehenbleibt, auf Ideen bezieht und Ideen auf die Wirklichkeit anwendet. Sie hat es daher immer, wie auch schon oben bemerkt worden ist, mit zwei streitenden Objekten, mit dem Ideale nämlich und mit der Erfahrung, zugleich zu tun, zwischen welchen sich weder mehr noch weniger als gerade die drei folgenden Verhältnisse denken lassenGa naar voetnoot1). Schiller komt dan te spreken over deze drie mogelijkheden: tegenspraak met het ideaal, overeenstemming met het ideaal of een mengsel van beide, wat dan duidelijk wordt in drie verschillende ‘Dichtungsarten’: satire, idylle en elegie. Hoe interessant ook, we behoeven Schiller verder niet te volgen, want inmiddels is wel duidelijk geworden, dat hij onder sentimentalisch iets geheel nieuws verstaat. Tegenover de naieve dichters uit de Oudheid staan bij hem de modernen of sentimentelen. Dat alles neemt niet weg, dat ook vroeger deze ‘Empfindungsweise’ wel voorkwam; zo kan hij zelfs Horatius ‘den wahren Stifter dieser sentimentalischen Dichtungsart’ noemenGa naar voetnoot2). Merkwaardig tenslotte is, dat deze verhandeling Über naive und sentimentalische Dichtung een wezenlijke invloed uitoefende op Schlegel, de eerste die de term en het begrip ‘romantische Poesie’ proclameerdeGa naar voetnoot3). Hij gebruikte niet de terminologie van Schiller, wel diens begrip van het naieve, waarbij de natuur boven de kunst gaat, en bovendien de notie van het moderne, wat voor Schiller inherent aan het sentimentele was. Zo wordt bij Schlegel romantisch ‘das eigenthümlich Moderne’ en sinds zijn proclamatie verbreidde dit woord zich, nu met een gunstige betekenis, over Europa. Op deze wijze verdwijnt sentimental, dat al snel als modewoord een slechte bijsmaak had gekregen, ondanks Schillers poging het door een nieuwe theorie te redden, en begint de zegetocht van romantisch, dat in het midden van de volgende eeuw een geconsolideerde term is, getuige bijvoorbeeld het gebruik daarvan bij Gottfried Keller, bij wie het de bezonkenheid van een historische term heeft gekregenGa naar voetnoot4).
Ook in Nederland was in het laatste kwart van de achttiende eeuw de term sentimenteel bekend, uiteraard met verschillende inhouden, zoals duidelijk blijkt uit de strijd die onder voor- en tegenstanders gewoed heeftGa naar voetnoot5). Tot de vroegste tegenstanders behoorde de nu vergeten dichter Willem Emmery Baron de Perponcher, die van 1740 tot 1819 leefde en naast zijn lidmaatschap van de stedelijke regering van Utrecht zich met de letterkunde bezig hield. Naar aanleiding van Feiths roman Julia keerde hij zich tegen de sentimentaliteit van die dagen, waarvan hij vooral het overdrevene ziet en verwerpt. Ondertusschen leeven wy thans, in eenen tyd, daar de hoog en teergevoeligheid, daar het Sentimenteele, zoo als 't kunstwoord luidt, op sommige plaatsen, onder sommige lieden althans, eene koorts, eene dronkenschap, eene mymering of raazerny, en dus eene waare krankheid der ziele staat te worden, zo niet reeds geworden is; daar zy de ziel, van 't doelwit haarer bestemming, meer en meer afleidt; daar zy 't lichaam afmat, schokt en verzwakt; daar zy de geheele huishouding der maatschappy dreigt in wanorde te | |||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||
brengen; daar zy den mensch plaagt, foltert, ongelukkig maakt; zy, die door de Natuur, tot de rykste bron van leevendig, streelend zielsterkend genoegen, bestemd wasGa naar voetnoot1), In het bijzonder keert hij zich tegen de geëxalteerdheid waarmee de liefde in de moderne roman wordt voorgesteld; de ware teergevoeligheid is volgens hem bezadigd en bedaard. Hoewel hij Feith niet expressis verbis noemt, voelde deze zich - niet ten onrechte - het mikpunt van De Perponcher kritiek en hij schreef een verdediging van zijn standpunt, die afgedrukt is in zijn verzamelde brievenGa naar voetnoot2). Feith beroept zich daarbij op de ‘teergevoeligheid des harten’, die door Rousseau gepropageerd is. Deze gevoeligheid wordt pas gevaarlijk indien er een andere dominante trek bij komt, zoals bijvoorbeeld de hoogmoed van Werther. Overdrijving wenst Feith evenmin als zijn bestrijder en voor Julia, dat hij zelf het eerste voortbrengsel van het sentimentele genre bij ons noemt, wijst hij deze beschuldiging van de hand. Hij voegt er echter aan toe: ‘Maar een teergevoelig Schrijver kan wel zo diep uit zijn maatloos gevoel spreken, dat zijne voortbrengselen aan minder gevoelige harten als overgedreeven en ijdel voorkomen’Ga naar voetnoot3). Principieel wordt Feith echter pas goed in zijn tweede brief over hetzelfde onderwerp. Hij gaat hier op de terminologie in en verklaart sentimenteel - terecht - als van Engelse oorsprong, uit ‘Yoricks Sentimenteele Reis’. We laten hem zelf aan het woord: Ik zou het niet beter dan door gewaarwordelijk weten over te brengen, en dan versta ik door sentimenteele schriften dezulken, in welken eigen gewaarwordingen uitgedrukt en door eenen stijl, die meer tot het hart en tot de verbeeldingskragt dan tot het verstand spreekt, zodaanig uitgedrukt worden, dat ze in de ziel van den Lezer overgaan en daar eene tedere, soortgelijke gevoeligheid verwekken. Wanneer men dit tot eene Roman gelieft te bepaalen, dan zal eene sentimenteele geschiedenis eene zoodanige zijn, waarin de voorvallen aan gewaarwordingen ondergeschikt zijn, en in dewelke men meer de aandoeningen beschrijft, die de Personaadjen, welke men ten tooneele voert, ondervinden dan de gebeurtenissen van hun leven. Het gevoel, beweert Feith verder, moet echt en niet nagebootst zijn en uiteraard moet het deugdzaam zijn. Indien de gewaarwordingen uit een hogere graad van gevoel afkomstig zijn dan de lezer bezit, kan deze ze niet navoelen. Ze zullen hem overdreven voorkomen en belachelijk, maar dat houdt tevens in dat ze onschadelijk zijn. Datzelfde geldt voor de voorstelling van de liefde: alleen de ware liefde behoort afgeschilderd te worden, gebaseerd op ‘onderlinge eenstemmigheid des harten’ en niet denkbaar zonder deugd en godsdienst. | |||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||
Zelfs indien dit alles zou blijken te behoren tot de ‘harsenschimmen’, dan nog is het onschadelijk, want het bezielt ons alleen maar met edele gevoelens en het verdrijft de zedenverpestende romans waaraan wij zo rijk zijn. Men kan het gevoel nooit genoeg verfijnen, gaat hij door in de derde briefGa naar voetnoot1). Het gevoel moet tot het sentimentele opgewonden worden, slechts dan voert het tot gelukzaligheid. Waar bij het gevoelige genre alleen het uiterlijke van een zaak gezien wordt, ziet men bij het sentimentele het innerlijke. In zes gevallen kan het sentimentele echter vals worden:
Men zou nauwelijks geloven dat hier de schrijver van Julia aan het woord is. Feiths theoretische beschouwingen - hoe onduidelijk ze hier en daar ook mogen zijn - klinken tamelijk aanvaardbaar, althans nuchter. Zijn opvatting van de Sterneaanse sentimentaliteit is, ook al weer theoretisch, niet onjuistGa naar voetnoot2), maar zijn verbinden van de liefde met deugd en godsdienst is niet aan Sterne toe te schrijven, maar aan KlopstockGa naar voetnoot3). Bovendien ontbreekt bij Feith de humor van Sterne ten enen male en ook het humane van deze Engelsman, diens ‘gentle feelings’ zijn hem ontgaan. Niettemin zijn Feiths denkbeelden van grote betekenis geweest. Speciaal in zijn eerste periode was hij een leidinggevend auteur, die in alles een gematigd standpunt innam, behalve in zijn hypersentimentele romansGa naar voetnoot4). Tegen de aantijgingen van De Perponcher verdedigt hij die dan ook in zijn vierde brief: Apologie van Julia en van Ferdinand en Constantia, waarin hij met name zijn moralistische bedoelingen krachtig naar voren brengt. De Perponcher antwoordde daar weer op in een nu zeldzaam geworden geschriftjeGa naar voetnoot5), waarin hij vooral Feiths godsdienstige liefdesopvatting aanvalt. Het sentimentele moet, om te beginnen, niet overdreven zijn, maar het is meer dan gevoelig, het is edel- of fijngevoelig. Het sentimentele is voor De Perponcher ernstig en Yoricks reis is hem dan ook dikwijls te luchtig en te spottend. Toch kan het kiese en edele van Sterne hem wel bekoren en ten bewijze daarvan voegt hij grote stukken vertaling van de Sentimental Journey aan zijn beschouwing toeGa naar voetnoot6). De kritiek | |||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||
tegen het sentimentele richt zich bij hem dan verder tegen het zinnelijke; vrouwenliefde mag niet de enige bron van het sentimentele worden; weliswaar is zuivere min een deugd, doch zij mag nooit in wellust ontaarden, en evenmin mag zij ertoe voeren dat de geliefde naast God gesteld wordt en een voorname bron van hemels geluk wordt. Hij sluit zich voor de rest tamelijk wel bij Feith aan en breidt diens implicaties van verbasterde sentimentaliteit nog uit met twee extra gevaren: het sentimentele is te verwerpen als het hartstochtelijk, driftig of zinnelijk wordt en als het een dekmantel wordt om het zinnelijke en de driften aan te prijzen. Hij vat samen: Het waare sentimenteel is als de zonneschyn der ziel, het is verwarmend, koesterend, helder en bedaard; het verkwikt, versterkt en brengt gezonde vrugten voord; het sentimenteel van deezen tyd is als de storm en 't onweer, dat alles meesleept, en veel verwoestGa naar voetnoot1) Feith reageerde hierop in een volgende reeks brieven, waarin hij stelt dat tussen hem en zijn bestrijder wat het sentimentele aangaat slechts een accentverschil bestaat: de één noemt iets gauwer overdreven dan de ander. Tegen De Perponchers aantijging dat ‘gewaarwording’ niets anders betekent dan perception, niet sentiment, stelt Feith: Voor eerst, versta ik, wat de betekenis der woorden betreft, door gewaarwording niet perceptie, maar wel degelijk sentiment, empfindung. Ik verkies het woord gewaarwording of aandoening boven dat van gevoel of gevoelen, om dat het duidelijker is, dewijl het laatste in onze taal dikwerf eene geheel andere betekenis heeftGa naar voetnoot2). Zijn opvatting van de liefde, verbonden met de godsdienst, handhaaft hij met een beroep op Klopstock onverkort. Wel verwerpt hij de wellust en hij gaat daarbij verder dan De Perponcher, want de geschiedenis van de Fille de chambre, die deze als het ware sentimentele had aangeprezen, vindt hij obsceen en ook de Tristram Shandy acht hij vol van de ‘alleroneerbaarste tableau's’Ga naar voetnoot3). Met een verwijzing naar de duidelijk moralistisch-didactische inslag van zijn eigen werk besluit hij. Deze gedachtenwisseling is belangrijk omdat zij ons aantoont hoe eens de strijd om het sentimentele de gemoederen verhitte. Het ging om een hoogst ernstige zaak, waarin men veel goeds maar ook veel gevaarlijks zag. Het opvallende is dat Feith zijn opvatting van het sentimentele op Sterne terugvoert, hoewel hij deze niet volledig kan volgen, hoewel hij toont hem niet overal begrepen te hebben, en hoewel hij er een moralistische betekenis aan toevoegt die in zijn Engelse voorbeeld ontbreekt. Theoretisch is Feith zeer gematigd te noemen, in de praktijk van zijn romans toonde hij zich anders. Zonder meer te beweren dat bij hem niets echt is, zoals Prinsen doetGa naar voetnoot4), lijkt ons historisch onrechtvaardig. Uiteindelijk ontbreekt ons het begrip en vooral het gevoel van die tijd. Wel is aan te nemen dat Feith zijn eigen zaak een slechte dienst bewees door het uitgeven van zijn beide romans: sinds de verschijning hiervan immers heeft het sentimentele een slechte klank gekregen, zodat hij het moest gaan verdedigen. Hoe hachelijk het gebruik van het woord in deze zelfde tijd reeds geworden is, toont ons de voorrede van A. van den Berg voor Het Land van Elisabeth Maria Post, waar de inleider van de brieven zegt: | |||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||
Zij behooren eigentlijk onder dat soort van schriften, dat men sentimenteel noemt. Doch het aandoenlijke, het gevoelige van dezelve is, niet in - uitroeptekens, - gedachtenstrepen - tedere, helderklinkende woorden gelegen. Toen de Heer van Schaffelaar mij laatst de eer aandeed, van mij eenige dagen bij zich te huizen, weet ik, dat Gij mij het laffe en belachlijke van zulken schrijftrant, in voorbeelden uit een onzer sentimentele schrijvers, die toen voorhanden was, aanweest. - Mijne Vriendin spreekt in de gewoone beschaafde taal van het gemeene leven. Ik heb woorden in haar handschrift doorgestreken gevonden, die haar maar een klein weinig ongewoon en gezogt schenen. Zij behaagt en roert, niet door ijdele klanken, maar door natuurlijke en eenvoudige beschrijvingen van treffende zaken en waarhedenGa naar voetnoot1). Deze woorden geven duidelijk te kennen dat sentimenteel reeds in een kwade reuk is komen te staan. Inderdaad vinden wij Post hier en daar sentimenteel. Duidelijker dan bij Feith is bij haar het sentimentele echter met het didactische en morele verbonden, d.w.z. zij slaagde er metterdaad in tot stand te brengen wat Feith a posteriori wilde rechtvaardigen. Dat het sentimentele hier meer met zijn oorsprong, het morele, verbonden is, zoals Brandt Corstius steltGa naar voetnoot2), moge van een afstand bezien waar schijnen; het is echter de vraag of Elisabeth Maria Post, die slechts geringe Engelse invloed heeft ondergaan (en dan veeleer van Ossian of Young dan van Richardson) er zelf deze oorspronkelijke betekenis in heeft gevoeldGa naar voetnoot3). Van sterke devaluatie getuigt het gebruik van sentimenteel bij Wolff en Deken. In de brieven van Abraham Blankaart vinden we de volgende uitlating: Ik heb u een weinig hartig geschreeven, om dat ik wel weet dat de man die ik overtuigen wilde zeer zoude belasterd worden, indien men hem den man van gevoel noemde; of van sentimenteele kettery beschuldigde...Ga naar voetnoot4). Het mag trouwens genoegzaam bekend geacht worden dat Wolff en Deken vooral in hun Willem Leevend hun kritiek op het sentimentele en godsdienstige leven van hun tijd naar voren hebben gebracht. De geschiedenis van Lotje Roulin, waarin de termen ‘aandoenlijk’ en ‘aandoenlyke liefde’ worden gebezigdGa naar voetnoot5), met de nuchtere kritiek van Adriana Belcour, is er een treffend voorbeeld van. Zo is dan in zeer korte tijd sentimenteel pejoratief geworden. Wat Feith, en in zekere zin ook De Perponcher en E.M. Post, nog in bescherming namen, werd in het nuchtere Holland van diezelfde tijd al verworpen. De devaluatie heeft zich snel voltrokken en het pejoratieve is niet meer verdwenen. Wanneer Hildebrand Amelie van Brammen ‘een sentimenteel meisje’ noemtGa naar voetnoot6), gebruikt hij het woord al in precies dezelfde zin die wij er nu aan hechten, de betekenis ‘overdreven gevoelig, dweepziek’, met een tamelijk sterke nadruk op het overdrevene, kortom de gangbare hedendaagse betekenis, die er ook door literatuur- | |||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||
beschouwers als Richards en Lerner (zie het begin van dit artikel) aan gegeven wordt. Overzien we nu nog eenmaal de betekenisontwikkeling van de term sentimenteel, dan dient bij een samenvatting vooropgesteld te worden dat het woord voor het eerst door Richardson gebruikt is in de betekenis van ‘moreel oordelend’. Een klein decennium later, omstreeks 1760, krijgt het woord een emotioneler lading, wanneer het centrum van deugd en zedelijkheid niet meer in het hoofd, maar in het hart wordt gedacht. Na het verschijnen van Sternes Sentimental Journey in 1768 neemt de term een grote vlucht over Europa. Bij hem is de morele connotatie van het woord verdwenen; het duidt hier een min of meer speelse, vaak spotzieke gevoeligheid aan, die niet per definitie tranenrijk is. Dat wordt zij eerst in de Franse en Duitse romans van het laatste kwart van de achttiende eeuw, waarbij de achtergrond er een van diepe - voor ons nauwelijks geloofwaardige - ernst is. Ernst beheerste vooral Rousseau, terwijl Schiller omstreeks 1795, wanneer de Duitse weergave empfindsam uitgediend heeft, sentimentalisch nieuw leven tracht in te blazen, door het in een theoretische beschouwing tegenover naiv te stellen en er over de natuur reflecterende poëtische werkzaamheid onder te verstaan. In Nederland voert Feith anno 1787 het gebruik van zijn terminologie terug tot Sterne; de Sterneaanse sentimentaliteit echter heeft hij niet begrepen. Hij incorporeert een betekenis in sentimenteel, die het bij Sterne al niet meer heeft; dit is hoogstwaarschijnlijk zijn Hollands moralisme, waarmee hij achteraf zijn romans rechtvaardigt. Wezenlijke invloed van Sterne is hier niet te bespeuren; die is veel overtuigender te zien tijdens de humorcultus van de negentiende eeuw en dan is het de humor en niet de sentimentaliteit die een rol speeltGa naar voetnoot1). Dat Richardson Feiths moralistische opvatting beïnvloed zou hebben, is beslist niet aan te nemen; de Engelse invloed op zijn werk moet überhaupt niet overschat wordenGa naar voetnoot2). Speciaal Duitse voorbeelden zijn belangrijk geweest voor de geest van zijn romans, waarmee hij het tegendeel bereikte van wat hij wilde. In dezelfde jaren dat Feith zijn verdediging aanving was de sentimentaliteit - door hem - al in een kwaad daglicht verschenen. E.M. Post tracht de zaak nog te redden terwijl ook De Perponcher de hele kwestie au sérieux neemt. Het valt aan te nemen dat de spottende kritiek van Wolff en Deken er veel toe bijgedragen heeft de sentimentaliteit verder in discrediet te brengen. Stellig gelukte dit zo goed omdat zij met de nuchtere Hollandse aard niet strookte. Wel waagt Tollens het in 1799 nog zijn Proeve van sentimenteele Gedichten en Geschriften uit te geven, maar de devaluatie van de term is dan al niet meer te stuiten. Omstreeks het begin van de negentiende eeuw is het pleit wel beslecht. Sentimenteel is qua betekenis in malam partem ontwikkeld: het betekent ‘overdreven gevoelig, tranenrijk’, zelfs ‘vals-gevoelig’, zoals tot in onze dagen het geval is. Bij gebruik van het woord in de literaire terminologie is het echter goed zich rekenschap te geven van het feit, dat gedurende korte tijd aan het eind van de achttiende eeuw de sentimentaliteit een uitgesproken gunstige betekenis heeft gehad, die wij nu licht geneigd zijn te miskennen. Hilversum M.C. van den Toorn. |
|