Naar aanleiding van de thema's van Elsschots poëzie.
Op bladzijde 97 v.v. van de lopende jaargang van dit tijdschrift onderzoekt T.J.M. Versteeg De thema's van Elsschots poëzie. Hij beperkt zich daarbij niet tot de verzen die de auteur in zijn Verzameld Werk deed opnemen, maar brengt ook ander materiaal in het geding. Dat is, gezien de titel van het artikel, uiteraard alleen aanvaardbaar, wanneer alles wat elders te vinden is in de bespreking wordt betrokken, of wanneer duidelijk en aannemelijk wordt gemaakt waarom uit dat andere materiaal een keus is gedaan, en op grond van welke overwegingen de onderhavige keus tot stand is gekomen. Versteeg bewandelt noch de ene noch de andere weg; zijn beschouwingen en conclusies berusten op een willekeurige en niet-gemotiveerde selectie.
Wat erger is, zij berusten op een foutieve selectie: Versteeg bespreekt ook werk dat Elsschot nooit geschreven heeft. Diens brief van 27 november 1933, waaruit Versteeg citeert op bladzijde 99, behelst een duidelijke aanwijzing in die richting: de Willem waarvan sprake is, de dichter van onder andere Dissectiemijmering, is niet Willem Elsschot, maar Willem de Ridder, een van Elsschots zoons.
De vergissing van Versteeg is overigens niet uniek. Al weer enige jaren geleden trof ik een paar gedichten van Willem de Ridder tot mijn verbazing aan in de Elsschotverzameling van het Nederlands letterkundig museum. Desgevraagd schreef Elsschot mij, in een brief van 13 januari 1959 (abusievelijk gedateerd: 1958):
‘De twee gedichten in kwestie zijn niet van mij maar van mijn zoon Willem, dokter in de geneeskunde en dateren uit zijn studententijd. Je hebt goed geraden: zij verschenen inderdaad in de jaarlijkse Studentenalmanak van de vrijzinnige studentenvereniging 't zal wel gaan van Gent. “Dissectiemijmering” vind ik een zeer mooi gedicht. Het kon slechts door een student in de medicijnen geschreven worden’.
Versteegs artikel heeft wel duidelijk gemaakt, dat in het gesprek over de betekenis van Elsschots poëzie de behoefte is ontstaan aan een inventarisatie van het materiaal. Ik hoop een poging daartoe binnenkort te kunnen publiceren.
Rotterdam
Jan C. Villerius.