Bij twee teksten van Elckerlyc
1. De hoofdpersoon van de moraliteit Elckerlyc is door de dood gedaagd ‘voer god almachtigh’ om ‘rekeninghe (te) doen’. Hij stelt zijn gezelschap voor om ‘mede te gaen’, die ten slotte beslist weigert met een doekje voor het bloeden:
Maer woudi pelgrimagie gaen,
Oft woudi yemant doot slaen,
Ic hulpen ontslippen tot in die broock
ende oec cloven ontween (vs. 254-257).
Het voorlaatste vers is verschillend verklaard. Logeman vatte broock op als moeras, en ontslippen als wegsleuren. Het grammaticaal geslacht verzet zich tegen deze opvatting; broock = moeras is onzijdig, broek = kledingstuk is vrouwelijk. Deze verklaring wordt dan ook door niemand gevolgd. K.H. de Raaf verklaarde ontslippen met een beroep op Kiliaen: slippen = lacerare, dissecare, als uiteenscheuren, verscheuren. Endepols sloot zich met enige wijziging bij deze opvatting aan en verklaarde ontslippen = splijten, doorklieven, naar Mnl. Wdb. 7, 1285-6: slippen = splijten. Niettemin werd door Willems, Van Mierlo, Schneiders en Van der Meulen ontslippen toch nog opgevat als uitkleden, en door Van Elslander en Beuken als uitschudden. Evenwel komt me ‘uitkleden tot in de broek’, d.i. tot hij in de broek staat, voor als een gewrongen verklaring. In Mnl. Wdb. 1, 1450 leest men dan ook: Doe dedise toter brouc ontkleden. Bovendien is het verband van uitkleden of uitschudden met het voorafgaande moeilijk in te zien. Gheselscap zou dan zeggen: wanneer je iemand zou willen doodslaan, dan zou ik hem helpen uitkleden of uitschudden en ook nog in tweeën houwen. Dit zou, dunkt me, alleen zin hebben, wanneer met doodslaan een roofmoord bedoeld was, maar daarvan blijkt niets. Eer houdt deze tekst verband met vs. 198-9:
Waer u mesdaen, ic helpt u wreken,
Al soudicker bliven doot ghesteken.
Ook Maghe zegt bereid te zijn iemand te helpen doodslaan zonder meer (vs. 296-7):
Al woudi yemant doot slaen,
Dit is eenzelfde parallel als van Neve, die met Elckerlyc naar een feest zou willen gaan (vs. 324) en Gheselscap die mee zou willen om te drincken een goet ghelaghe, of ter kermissen (vs. 248-250).
De verklaring: doorklieven tot in de broek wordt van elders gesteund. Ischyrius, die in 1536 de moraliteit omwerkte in het latijn: Homulus, heeft de beide verzen eveneens begrepen als twee overeenkomstige uitdrukkingen. Hij vat beide verzen samen met: ‘tenus umbilico diffindam medium’. Tenus umbilico diffindam = ontslippen tot in die broock; diffindam medium = cloven ontween.
Vervolgens sluit Elckerlyc met deze twee verzen bij een oude literaire traditie aan. Het doormidden houwen, hetzij van het hoofd, hetzij (ook) van het lichaam geldt van de oudheid af als de radicaalste gevechtsprestatie.
In Vergilius' Aeneis IX, 587-9, klieft Mezentius het hoofd van de zoon van Arcens met het lood van zijn slinger: