Knuvelder's dichterling(en)
Over de dichtgenootschappelijke werkzaamheden in de ‘18de Eeuw’ schrijvend, merkt Knuvelder in zijn Handboek II2, p. 423 (= Handb. II1, p. 314) op: ‘Vandaar dat de echte dichters zich niet of slechts met weerzin aan dit bedrijf [van de betutteling der ter dichtgenootschap ingestuurde gedichten (P.V.] onderwierpen. Voor de talrijke dichterlingen waren deze bemoeienissen een aangename stut op de weg naar het heil’.
W.N.T. vermeldt het word dichterling niet. De Vooys' Ned. Sprkk.3, § 98, p. 206 spreekt alleen over de de-adjectiva en de de-verbativa op -(e)ling. Schönfeld's Hist. Gramm5. § 138, p. 201 wijst wèl op de-substantiva op -(e)ling. Hij somt er enkele, waaronder dichterling, van op als voorbeelden van gemeenslachtige persoons- (of dier-) namen. Uit Knuvelder's tekst blijkt dat ‘dichterlingen’ wèl deden wat ‘echte dichters’ niet deden. Men dient dichterling bij hem derhalve (m.i.) te interpreteren als ‘onechte dichters’ (op weg naar het heil van een al of niet dichtgenootschappelijk dichterschap). In deze peioratieve betekenis moet dichterling, een de-substantivum, een neologisme genoemd worden, inzoverre die peioratieve kleur totnogtoe alleen bij (jonge) de-adjectiva geconstateerd is (zie De Vooys, t.a.p.). Ook buiten een contekst als die van Knuvelder zal men, meen ik, dichterling als een peioratieve benaming opvatten. Daarin onderscheidt het zich dus van de de-substantiva, door Schönfeld opgesomd, die qua formatie met dichterling te vergelijken zijn: de mnl. woorden keizerlinc en hovetlinc. Hun vroegste betekenis blijkt gelijk aan het grondwoord van de afleiding (keizerlinc = keizer, hovetlinc = hoofd). Ook dergelijke afleidingen in het nieuwnederlands, van vaak gesubstantiveerde adjectiva, als jongeling (= jonge(n)), ouderling (= oudere), missen een peioratieve kleur. Datzelfde is (nog?) het geval bij woorden als stedeling en dorpeling.
Afleidingen die volkomen analoog zijn met hovetlinc en keizerlinc, lijken, bij een te rade gaan bij geheugen, en rijmwoordenboeken, bijzonder schaars in het hedendaagse Nederlands. Het komt me voor dat (Knuvelder's) dichterling daarom een uniek (merkwaardig èn eenzaam) neologisme is.
P.E.L. Verkuyl.