Prijsbaar
WNT 12, 4155 i.v. prijsbaar brengt in herinnering dat in Dl. 10 een woord onprijsbaar is behandeld, dat aldaar wordt verklaard als ‘niet te schatten, onwaardeerbaar’, en constateert: ‘In den tegenovergestelden zin van “schatbaar” is prijsbaar echter niet aangetroffen’. De behandeling van onprijsbaar beperkt zich tot de vermelde betekenissen en een aanhaling uit de Nagelaten Gedichten van Loots: ‘De een bood hem dit en de andre dat, Voor hem onprijsbre waren’. Het woord prijsbaar in de hier bedoelde betekenis lag voor het aantreffen in een lied van Stalpart van der Wiele, getiteld Lof en Bod, en voorkomend in de bundel Gulde-Jaer Ons Heeren Iesu Christi. Het parafraseert in een oorspronkelijke voorstelling het gegeven van het Judasloon, en begint aldus:
Prijsbaer, dat is: in aanmerking komend om te worden ‘geprijsd’, om er een prijs voor te bepalen, en te betalen. Er is aanleiding hierbij op te merken, dat in de Bronnenlijst van het Woordenboek, uitgegeven in 1943, d.i. vier jaar na de aflevering met prijsbaar, voor Stalpart nog geen andere bronnen worden opgegeven dan zijn Evangelische Schat en Vrouwelick Cieraet, benevens de uit 1865 daterende bloemlezing van Van Vloten, waaruit - het zij slechts pro memorie vermeld - de beroemde zogende kip afkomstig is, die het aarzjn dankt aan de aantekening ‘hen’ bij hin = hinde in het lied van St. Gielis. Barmhartig volstaat het Woordenboek i.v. hinde met de verwijzing: ‘Zie voor hin en hinne ook Stalpert v.d. Wiele, Uitg. Dicht. 156; 157’.
L.C. Michels.