De Nieuwe Taalgids. Jaargang 56
(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||
Dan en als bij vergelijkingen.Ga naar voetnoot1)Over het gebruik van dan of als na de comparatief bij vergelijkingen is al vaak getwist door de Nederlandse filologen. Aan de ene kant staat de groep die zich ergert aan de schoolmeesterswijsheid die banvonnissen uitspreekt (de uitdrukking is van Prof. de Vooys) tegen het gebruik van als in zinnen als Jan is groter als Piet, terwijl toch in de gewone spreektaal dit als al lang ingeburgerd is. De vertegenwoordigers van de andere zijde menen dat het taalonderwijs onder meer tot taak heeft enigermate conserverend en regulerend te werken op het taalgebruik en staan dus conform een eeuwenoude schrijftaaltraditie het gebruik van dan na de comparatief voor. Tot voor kort stemden de beide groepen althans op één punt overeen: zij konden zich in grote lijnen verenigen met het historisch overzicht over het gebruik van dan en als dat Matthias de Vries heeft gegeven in zijn uitvoerig als-artikel in WNT II, 246-249. Dit komt hierop neer dat in het Middelnederlands altijd dan werd gebruikt, terwijl als pas in de tweede helft van de 16e eeuw is opgekomen, in de spreektaal daarna min of meer in gebruik is gebleven, maar in de schrijftaal door toedoen van de grammatici, vooral Huydecoper, is teruggedrongen ten gunste van dan. In 1950 echter verscheen er een artikel van P.C. Paardekooper waarin hij stelde dat het gebruik van als in het Middelnederlands autochthoon was en het gebruik van dan Duitse importGa naar voetnoot2). Op dit artikel waarop met name wat de methode betreft wel het een en ander aan te merken is, kom ik dadelijk uitvoerig terug, maar eerst wil ik nu de gegevens behandelen die ons voor het Middelnederlands en het Nederlands der 16e eeuw ten dienste staan. Het Middelnederlandsch Woordenboek deelt s.v. als mee: ‘Het gebruik van als na een comparatief voor dan, dat in de tweede helft der 16e eeuw in zwang kwam en nog in onze spreektaal gewoon is, was mnl. nog onbekend. Men bezigde uitsluitend dan’Ga naar voetnoot3). In het Handwoordenboek moet Verdam deze mededeling iets nuancerenGa naar voetnoot4). Wel is dan algemeen gebruikelijk, maar hij somt toch vier zinnen op waar alse na de comp. staat, helaas zonder de vindplaats ervan te vermelden. Van drie ervan heb ik deze kunnen achterhalen.
Dit voorbeeld lijkt mij overtuigend.
De interpunctie is van de uitgever. Nemen wij een komma achter roder aan, dan kan alse hier even goed evenals betekenen. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ook dit lijkt een overtuigend voorbeeld.
Van dit citaat heb ik de herkomst niet kunnen ontdekken. Over de waarde van dit voorbeeld kan ik dus niet oordelen. In zijn Middelnederlandsche Spraakkunst. Syntaxis3 (1923) behandelt Stoett het gebruik van dan en als in par. 150. Zijn conclusie komt met die van het Mnl. Handwdb. overeen: doorgaans wordt dan, een enkele maal als gebruikt. Van dit laatste geeft hij 6 voorbeelden (slechts de cursief gedrukte gedeelten in de eerste twee zinnen worden door Stoett aangehaald).
Bij deze regels wordt in de uitgave de volgende aantekening gegeven: ‘En sin hs: en̄ sin, wschl. een vergissing van den afschrijver. Men leze en vgl. S-G (de bron) ains daz sint’. Hier is dus geen sprake van als na een comp. of ontkenning met verzwegen ander. Alse heeft hier de betekenis zoals.
Dit is een vertaling van: Non enim transtulit in eam rex Babylonis colonos, sicut fecerat rex Assyriorum in terram Israel. Blijkens de Latijnse tekst betekent als op deze plaats zoals. Het onvolledig citeren van Stoett wreekt zich hier. Reeds Huydecoper heeft voor dergelijke vergissingen gewaarschuwd en er aardige voorbeelden van aangehaald zoals De sine tonghe dwinghen can,
Men soudene heten een machtigh man,
En sterker als wi proeven connen
Dan of hi enen Ruse verwonne.
Als men de laatste regel van dit citaat weglaat, kan gemakkelijk misverstand ontstaan over de betekenis van alsGa naar voetnoot4).
Sere kan eventueel gelijk zijn aan seerre, comp. (Mnl. Wdb. VII, 985). Dit is echter lang niet altijd het geval. Ook voor deze zin behoeft volstrekt geen comparatieve betekenis te worden aangenomen. Deze bewijsplaats is derhalve evenmin overtuigend.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||
Van deze laatste drie zinnen heb ik de herkomst niet kunnen vinden, zodat ik op de waarde van deze bewijsplaatsen niet kan ingaan. Hoewel de voorbeelden van Stoett niet alle overtuigend zijn, moeten wij, ook gezien de bewijsplaatsen uit het Mnl. Handwdb., toch wel aannemen dat in het Mnl. zo nu en dan als na een comp. voorkomt. Allereerst dient hier echter opgemerkt te worden hoe klein het aantal bewijsplaatsen is: drie gevallen waarvan de vindplaats bekend is, en zelfs wanneer wij de niet-geïdentificeerde zinnen the benefit of doubt geven zijn het er nog maar zeven. Daarbij is zeer opvallend hoe vaak dit als voorkomt na een negatie: in vb. 1, 2 en 4 van het Mnl. Handwdb. en in vb. 4 en 5 van Stoett. Het komt mij voor dat het incidenteel voorkomen van als te verklaren is uit deze of dergelijke gevallen. Het ont-kennen van een ongelijkheid immers staat gelijk met het bevestigen van de gelijkheid. Dat in zo'n geval als gebruikt wordt, behoeft dus geen verwondering te wekken. Een vergelijking met het Duits kan bij dit vraagstuk goede diensten bewijzen. Gegevens hiervoor ontleen ik aan een artikel van E. LerchGa naar voetnoot1). De parallellie tussen beide talen is op dit punt treffend. Ook in het Middelduits komt naast overwegend denn een enkele maal als voor. Ook in het Duits voltrekt zich in de 2e helft van de 16e eeuw op grote schaal een overgang van schöner denn naar schöner als. De eerste schrijver bij wie als geregeld voorkomt, ja zelfs in geringe mate overweegt, is Fischart (1546-1589/90). Lerch meent eveneens het incidenteel gebruik van als in het Middelduits te kunnen verklaren uit de gevallen waarin dit als na een negatie optreedt. Er kan dan een soort contaminatie ontstaan. Opmerkelijk in dit verband is ook het gebruik van com in plaats van que na een negatie in het Ofr., door Stoett vermeldGa naar voetnoot2). Was in de Middeleeuwen het optreden van als na de comp. slechts zeer zeldzaam, in de 16e eeuw gaat het verschijnsel veel vaker voorkomen. De grote woordenboeken laten ons helaas in de steek wanneer wij het tijdstip van die overgang nauwkeuriger wensen te bepalen: het Mnl. Wdb. komt niet zo ver, het WNT begint later. Een enkele vroege vindplaats treffen wij aan in Supplementdeel I 76 van het WNT: Mach een knecht ooc beter zijn als zijn Heere? ong. 1540Ga naar voetnoot3). Nadere gegevens zijn te vinden in de dissertatie van A.C. BoumanGa naar voetnoot4). Deze heeft nl. een vijftal schrijvers uit de 16e eeuw op dit punt onderzocht: Anna Bijns 1525-1530, als na de comp. komt niet voor; Colijn van Rijssele 1561, id. Marnix 1569 id. Spiegel 1584, in de Twe-spraack komt dit als 25 maal voor; Roemer Visscher eind 16e eeuw, in de eerste 100 Sinnepoppen komt dit als 8 maal voor. De overgang van dan naar als op grote schaal heeft zich dus in de tweede helft der 16e eeuw voltrokken. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||
Voor het corresponderende verschijnsel in het Duits heeft Lerch wederom een verklaring trachten te vinden. Hij wijst daarvoor op een constructie die sinds 1500 in het Duits veel voorkwam: Sie ist viel schöner, als eine Rose nicht, door hem verklaard als Sie ist schöner, ebenso (schön) ist eine Rose nicht. Men kan nu Sie ist schöner, als eine Rose beschouwen als een contaminatie van Sie ist schöner, als eine Rose nicht en Sie ist schöner denn eine Rose. In het Middelnederlands komt naar mijn weten een dergelijke constructie niet voor, zodat wij hier geen aanknopingspunt vinden. De tweede verklaring van Lerch, die hij zelf van groter belang acht, is wèl voor het Middelnederlands van betekenis. Aan het eind van de 15e eeuw heeft denn de causale betekenis aangenomen die het in het huidige Duits nog heeft. Sindsdien kon het in één zin voorkomen met het vergelijkende denn: Denn du bist schöner denn ich. Een dergelijke zin komt o.m. op 7 bijbelplaatsen voor. Op al deze plaatsen heeft Luther de opeenhoping van denn vermeden en voor het tweede denn iets anders gezet, weliswaar niet als maar weder. Iets dergelijks heeft in het Nederlands plaatsgevonden. Dan ging in de 16e eeuw een tegenstellende betekenis maar aannemen. Bouman heeft ook het gebruik van dan=maar bij dezelfde schrijvers als bovengenoemd onderzocht, met de volgende resultaten: Anna Bijns, dan=maar komt niet voor; Colijn van Rijssele, id. Marnix, dan=maar komt 6 maal voor; Spiegel, dan=maar komt 4 maal voor; Roemer Visscher, dan=maar komt 13 maal voor; Bouman concludeert uit de combinatie der gegevens ‘dat het gebruik van dan=maar zich ontwikkeld heeft zonder dat het gebruik van als na de comp. hierbij van invloed was. Marnix immers kent wel het eerste, niet het laatste’. Het omgekeerde kan dus heel goed mogelijk geweest zijn: het gebruik van als na de comparatief heeft zich ontwikkeld onder invloed van het gebruik van dan=maar. Syntactische overbelasting van dan lijkt in dat geval wel de voornaamste reden voor de opkomst van als na de comp. geweest te zijn. Hiervoor pleit nog iets anders. Zoals ik reeds heb opgemerkt heeft het Duitse denn zijn causale betekenis behouden. In overeenstemming hiermee bleef ook als na de comp. bestaan, terwijl voor de uitdrukking van het begrip der gelijkheid wie werd gebruikt. In het Nederlands echter heeft dan=maar slechts een betrekkelijk kortstondig bestaan gehad, blijkbaar doordat, zoals wij zullen zien, dan na de comp. door invloedrijke schrijvers weer in ere werd hersteld. Daarnaast zal ook de Duitse invloed die immers in de 16e eeuw zeer groot was in sterke mate ten gunste van als in plaats van dan gewerkt hebbenGa naar voetnoot1). De bovenstaande redeneringen zijn geheel gebaseerd op de schriftelijke getuigenissen - de enig mogelijke overigens - die wij uit de Middeleeuwen en de 16e eeuw over hebben. Zij leiden tot niets wanneer men met Paardekooper de waarde van deze getuigenissen in twijfel trekt. In weerwil van deze immers neemt hij aan dat het gebruik van als na de comparatief in het Middelnederlands autochthoon was. Het is nu noodzakelijk zijn artikel na te gaan om te zien op welke argumenten hij zijn toch wel wat verbazingwekkende theorie baseert. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||
Paardekooper gaat voor zijn onderzoek uit van de conclusie van het als-artikel van De Vries in het WNT ‘Laat ons toezien, dat bij ons niet hetzelfde geschiede (als in het Duits nl.) dat als niet zijn - toch reeds zoo wijd - gebied al te zeer uitbreide, ten koste van het echte en beproefde dan’ - zonder overigens aan het betoog dat hieraan voorafgaat aandacht te schenken. Paardekooper stelt nu dat De Vries zich volkomen vergiste toen hij het Nederlandse en het Duitse taalgebruik op één lijn stelde. Een aantal dialecten binnen ons taalgebied, zo zegt hij, kent maar één grammatische categorie bij de vergelijkingsvoegwoorden. In de volgende zin noemt hij deze ene grammatische categorie al zonder meer, dus weinig overtuigend, autochthoon. Het AB Duits daarentegen heeft bij de vergelijkingsvoegwoorden een systeem van tweedeling: het zegt immers so gross wie naast grösser als. Dit systeem is niet verwant met dat der Nederlandse dialecten, wel met dat van De Vries. Onderging hij, vraagt Paardekooper nu, soms Duitse invloed? Op de redenering die tot deze vraag leidt valt wel iets af te dingen. Het is nl. niet juist dat het AB Duits, althans wanneer men AB opvat zoals Paardekooper dit wenst te doen, een syntactische tweedeling kent. Blijkens het reeds enkele malen aangehaalde artikel van Lerch heerst onder de Duitse geleerden eenzelfde onenigheid als onder de Nederlandse. Eén groep wil, in navolging van volks- en omgangstaal van Noord-Duitsland schöner wie gebruiken met daarbij het argument dat ook de ‘Klassiker’ dit wel doen. Een andere groep, waaronder Lerch verzet zich hiertegen met de bekende argumenten: als heeft oudere rechten, de onderscheiding tussen ongelijkheid en gelijkheid is nuttig, ook ter voorkoming van misverstanden. Blijkbaar is in het Duits de syntactische tweedeling niet zo algemeen als Paardekooper wil doen voorkomenGa naar voetnoot1). Paardekooper gaat vervolgens de toestand in het Middelnederlands na: Als waar is wat Verdam zegt in het Mnl. Wdb., nl. dat het Mnl. een syntactische tweedeling kende, dan ligt het voor de hand te veronderstellen dat er een groot dialectgebied met deze eigenschap in Zuid-Nederland te vinden Zal zijn, omdat vooral dit deel van ons taalgebied in de Middeleeuwen zo'n sterk taalkundig overwicht heeft gehad. Het was Paardekooper dan ook een sensatie toen hem uit vrij recente taalkaartjes (1943) bleek dat een dergelijk gebied ontbrak. Voor br. limb. vond hij voor alle gevallen als, voor wvl. ovl. ofGa naar voetnoot2). Nu rijzen er problemen voor hem. ‘Het is immers al te naïef om te veronderstellen dat er omstreeks 1500 plotseling een soort manna-regen van westelijke of- en oostelijke als-vormen over het zuiden van ons taalgebied zou zijn neergedaald. Waarom onderdrukte het Mnl. dat autochthone of en als dan zo hardnekkig? Hoe kwam het aan de vreemde dan-vorm’? De vraag waarom van het autochthone als en of in de Mnl. schrijftaal niets terug te vinden is, wordt door Paardekooper als volgt beantwoord: ‘Dat Mnl. schrijvers ons met grote hardnekkigheid bepaalde eigenaardigheden uit hun dialecten niet laten zien, is allesbehalve een zeldzaam verschijnsel. Men hoeft hier maar te denken aan de koppige onderdrukkingen van het hll.-zee ji (jij) of van de wvl.-zee rondingen van het type vuve, bluven, wuuf, pupe (vijf, blijven, vrouw, pijp) enz.’. Alle Znl. dialecten kennen maar één vergelijkingsvoegwoord. ‘Daarmee | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||
kunnen we moeilijk nog langer veronderstellen, dat zelfs de tweedeling in de Mnl. schrijftalen nog op een autochthoon systeem berust. Er heeft dus blijkbaar een syntactische expansie plaatsgehad’. Paardekooper denkt in dit verband aan oostelijke invloeden op het Mnl. Zijn redenering zeer in het kort samengevat is dus deze: Op grond van moderne dialectgegevens veronderstelt hij dat in het Mnl. groter als / groter of gezegd zou zijn, daar het aannemen van een regen van of- en als-vormen in de 16e eeuw immers al te naïef zou wezen. Het gebruik van dan in deze gevallen is waarschijnlijk uit het Duits geïmporteerd. Dat of en als in het Mnl. nergens voorkomen is een gevolg van koppige onderdrukking. Een dergelijke redeneerwijze lijkt mij principiëel verkeerd. Allereerst kunnen 20ste eeuwse dialecten onmogelijk beslissend uitsluitsel geven over middeleeuwse taaltoestanden. Wanneer dan bovendien de historische gegevens opzij worden gezet op grond van een zeer zwakke redenering, rijst gegronde twijfel. Het is in het Nederlands een normaal verschijnsel dat spelling en uitspraak niet met elkaar overeenkomen: hetzelfde letterteken ij gaf in de Middeleeuwen de klank aan van een lange i en thans die van ei. Niemand zag vroeger ooit aanleiding in de spelling mensch om dit woord niet als mens uit te spreken (behalve de dorpsschoolmeester uit Jonathans Waarheid en Dromen, die over menSCHen sprakGa naar voetnoot1). Het is echter een geheel ander geval wanneer men een bepaald woord i.c. dan zou schrijven, maar daarmee een ander woord als, bedoelen. Het is ‘naïef’, om Paardekoopers eigen term aan te halen, te menen dat moderne dialecten noodzakelijk een weerspiegeling zijn van middeleeuwse taaltoestanden. Het is veel waarschijnlijker dat de dialecten in dit geval de situatie van de 16e eeuwse en latere spreektaal weergeven. In de tweede helft van de 16e eeuw (niet omstreeks 1500 zoals Paardekooper meent) is als algemeen geworden. In de 17e en 18e eeuw hebben auteurs en grammatici strijd ten gunste van dan gevoerd, voor de schrijftaal met succes, voor de spreektaal niet. Het behoeft dus geen enkele verbazing te wekken dat ook de dialecten geen dan-vormen kennen. Die hebben ze al enkele eeuwen geleden verloren, terwijl de taaltucht ten gunste van dan op hen geen invloed heeft gehad. Inderdaad, niemand zal een manna-regen van als-en of-vormen boven ons taalgebied willen aannemen. Hierboven is een poging tot een rationeler verklaring gedaan. Men behoeft dan ook niet met een zo abstract begrip als syntactische expansie te werken. Paardekooper merkt vervolgens op dat het gehele Germaanse taalgebied in twee soorten dialecten uit elkaar valt. De ene kent bij de vergelijkingsvoeg-woorden een syntactische tweedeling, de andere niet. Tot deze laatste groep behoort (en behoorde) z.i. het Nederlands, tot de eerste het Duits. ‘De Vries introduceert dus iets dat vanuit de Nederlandse dialecten bezien, zonneklaar een synchronisch-syntactisch Germanisme vertegenwoordigt, of bestendigt dit althans’Ga naar voetnoot2). Voor het ABN zou gelden: de syntactische tweedeling is import en noch bij de als-sprekers, noch bij de dan-sprekers aanwezig. Dit laatste baseert Paardekooper op het voorkomen van hypercorrecte vormen, bijv. zo groot dan. Dat de syntactische tweedeling typisch Duits en dus voor het Nederlands import zou zijn bleek reeds onjuist te wezen. Het argument van hypercorrecte vormen tegen de dan-sprekers lijkt mij zeer zwak. Het gaat toch niet aan een bepaald taalgebruik af te keuren omdat er ook fouten mee kunnen worden gemaakt? | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||
De raad die Paardekooper aan het slot van zijn artikel aan de taalpedagoog wil meegeven: ‘propageer groter als, want het is echt Nederlands, het bestrijdt de als-fobie en voorkomt hypercorrecte vormen’, behoeft om zijn argumentatie niet aangenomen te worden.
Aan het eind van de 16e eeuw werd, zo zagen wij, het in de Middeleenwen na de comp. gewone dan vaak vervangen door als. Uit tal van bewijsplaatsen uit het WNT blijkt dat in de 17e eeuw als zeer algemeen werd gebruikt. Bij Roemer Visscher, Hooft, Cats, Huygens, de Statenvertalers, Jer. de Decker, Antonides van der Goes en Vondel komt het geregeld voor. Daar staat tegenover dat dan toch de overhand behield. Hoewel bijv. de Statenvertaling ongeveer 40 maal als gebruikt, kunnen we daar meer dan 500 gevallen met dan naast zetten. Hooft en Vondel gebruiken in hun oudere poëzie als en dan dooreen, later geven zij exclusief of overwegend de voorkeur aan dan. Uit een onderzoekje, gedaan in de bloemlezing van brieven van P.C. Hooft van Mej. G.F.C. van Nop, bleek mij dat Hooft het laatst op 20 augustus 1632 als na een comp. heeft gebruikt. De eerstvolgende comp. plus voegwoord (i.c. dan) volgt in deze bloemlezing in een brief van 12 maart 1633. Het nagaan van het tijdvak tussen beide data in de uitgave der brieven door Van Vloten leverde nog eenmaal gebruik op van als in een brief van 10 oktober 1632 en in een ongedateerde brief, door Van Vloten gesteld in april 1633 - deze laatste heeft dus geen bewijskracht. Daarna vindt men uitsluitend dan. Voor 20 augustus 1632 overweegt het gebruik van als sterk. In de poëzie komt comp. plus als het laatst voor in een gedicht van 1629. We mogen dus aannemen dat Hooft tussen oktober 1632 en maart 1633 definitief besloten heeft dan te gebruiken na de comp. en in verwante gevallen. Bij de herziening van zijn gedichten voor de uitgave van 1636 heeft hij consequent als veranderd in dan. Gedetailleerd is dit nagegaan voor de Granida door KossmannGa naar voetnoot1). De Vooys deelt hetzelfde mee voor de Geraert van Velzen en de BaetoGa naar voetnoot2). Waarom Hooft tot deze verandering overgegaan is, heb ik helaas niet kunnen achterhalen. In zijn eigen Waernemingen deelt hij er niets over mee, ook invloed van de ‘letterkunstige vergaderingen’ is afgezien van het chronologisch bezwaar - deze invloed zou dan pas heel laat gewerkt hebben - niet aannemelijk, daar De Hubert in zijn Noodige Waarschouwinge niet alleen zwijgt over het onderwerp, maar zelfs in één zin dan en als beide gebruiktGa naar voetnoot3). Ook mogelijke invloed van Van Heule's grammatica heb ik moeten verwerpen. In de eerste de beste zin van beide drukken treft men daar meer... als aanGa naar voetnoot4). Het is zeker niet onmogelijk dat Hooft, zorgvuldig taalgebruiker als hij was, zelf het verschil tussen als voor gelijkheid, dan voor ongelijkheid is gaan opmerken. Voor Vondel hebben wij, behalve zijn eigen taalgebruik, nog enkele aanwijzingen, allereerst een negatieve. In 1639 levert hij, samen met nog enkele anderen, taalkundige kritiek op Huygens' Daghwerck. Hij zoekt daarbij volgens Hooft ‘knorven in de biezen’, maar dat toch niet zozeer dat hij in de zin ‘Wie het hooger scheel als oot’ als in dan verbetert (wel oot in oyt)Ga naar voetnoot5). Dan | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||
zijn er nog de Vragen aan den here J. van Vondel voorgestelt door A. Moonen (omstreeks 1671)Ga naar voetnoot1). Moonen legde Vondel een aantal zinnen voor, deze schrapte daarin wat hij fout vond en onderstreepte wat hij goed achtte (resp. aangeduid door haken en cursivering). Enkele zinnen hebben op ons onderwerp betrekking.
Opvallend is dat Vondel, hoewel hij meestal aan dan de voorkeur geeft, blijkbaar na negatie ook als goedkeurt of zelfs voorschrijftGa naar voetnoot2). In zijn vroegere gedichten schreef Vondel vaak als, later komt hij daarvan terugGa naar voetnoot3). Walch deelt mee dat Vondel in de herziene uitgave van de Palamedes (1625) van 1652 op één uitzondering na (in de voorrede) ieder als vervangen heeft door danGa naar voetnoot4). In de Geboortclock van 1626 schrijft hij als, in 1644 ook nog, maar in de uitgave van 1650 gebruikt hij dan. In de herziene uitgave van de Hippolytus (1626) van 1658 is als vervangen door dan. In de Electra van 1639 heb ik nog eenmaal als aangetroffen, in 1658 is dit vervangen. In de Klinckert voor de Heerlyckheit van Salomon (1620) komt eenmaal als voor, dit is in 1644 gewijzigd in dan. Ditzelfde geldt ook voor als voorkomend in het sonnet Aan de Ioodsche Rabbijnen voor Hienisalem verwoest (1620). Uit deze grepen uit het varianten-materiaal (afgedrukt in de WB-editie van Vondels Werken) blijkt dus dat Vondel reeds in 1644 begonnen is met als in dan te veranderen, en dat hij dat vooral voor de herziene uitgave van zijn gedichten van 1650 heeft gedaanGa naar voetnoot5). Huydecoper tenslotte heeft Vondels Herscheppinge, d.i. de vertaling van Ovidius' Metamorphosen die in 1671 uitkwam, een van Vondels laatste werken dus, op deze kwestie onderzochtGa naar voetnoot6). In het gehele werk komt slechts 5 maal een comp. plus als voor, en voor ieder geval is een verklaring te vinden. II, 560[regelnummer]
De veebergh Menalus wert van geen maeght betreên
Die meer bemint was van Diane, als deze alleen
Door het gebruik van als is samensmelting met de slotlettergreep van Diane mogelijk. IX, 877[regelnummer]
En stont het vry een woort te halen door den hals
Ik hadde nutter noit dit stuk begonnen, als
Zoo los te werk gestelt.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||
Als is hier terwille van het rijm gebruikt. IX, 934[regelnummer]
Wat kon de veltrey, die op alle wyze u pooght
Te redden, meer uit liefde, als u op d'armen torsen
Als treedt op om dezelfde reden als in II, 560. XI, 669[regelnummer]
Dan ziet het zwarter als het zwarte jammerloch.
Om tweemaal dan in de zin te voorkomen is als gebruikt. XII. 580.[regelnummer]
Het paertsgehalte is niet onschooner als de man.
Hier heeft Vondel waarschijnlijk het binnenrijm dan de man willen voorkomen. Om dezelfde reden heeft hij ook nog als gebruikt in de Inwijdinghe van het Stadthuis (1655) 503 en Edipus (1660) 622. Met het WNT kan men dus concluderen dat Vondel in zijn latere poëzie, vanaf 1644/50 voorkeur toont voor dan, maar in bepaalde situaties bijv. om prosodische redenen het gebruik van als niet verwerpt. Huydecoper weet nog te melden dat schrijvers die de taal gingen ‘schaven’, zoals Brandt, dan gebruikten hoewel bij uitzondering ook nog wel als. Een onderzoek van enige grammatici uit de 17e eeuw leverde weinig op. Zoals ik reeds gezegd heb, De Hubert en Van Heule bespreken de kwestie niet en gebruiken in hun geschriften dan en als door elkaar. Voor Ampzings Nederlandsch Tael-bericht (1628) geldt hetzelfdeGa naar voetnoot1). In de Nederduitsche Spraakkunst van Arnold Moonen (1706) heb ik voor het eerst iets over het onderwerp gevonden. Op p. 248 schrijft hij: ‘De Bijwoorden van Verkiezing zijn Eer, meer, liever etc. (die doorgaans met dan, dat het Latijnsche quam uitdrukt, beantwoordt worden)’ In de 2e druk van de Aanleiding tot de Nederduitsche Taal (1707) van J. Nyloë krijgen als en dan elk hun plaats aangewezen: p. 70 ‘Als is ook de positivus, zo ryk als Kresus, zo sterk als Simson. Dan is de comparativus, groter dan Goliath, wreder dan Hero, moediger dan een leeuw’ In de Nederduytsche Spraakkunst door Wm. Séwel 2e dr. 1712 vond ik op p. 324 in het hoofdstuk Van de Tzamenvoegselen: ‘Verkiezende (tzamen-voegselen) welke tonen dat het voorgaande beter te achten is, als, Dan, als, gelijk, men zegt, Beter is een gerust gemoed dan rijkdom, Ik had dit liever als 't ander’. Séwel gebruikt de woorden dus dooreenGa naar voetnoot2). Evenzo doet L. ten Kate. In zijn Aenleiding I (1723) p. 380 staat (het gaat over een andere kwestie). ‘Dus ook onze Comparativa, die insgelijks ons woordtje Als (of Dan) tot middelaar nemen, begeeren geen verbogene Casus by zich, gelyk wel in 't Latyn...zij zijn GROTER ALS HIJ, niet als hem’. De grote omkeer veroorzaakt Balth. Huydecoper in zijn reeds eerder aangehaald commentaar op Vondels Herscheppinge. Naar aanleiding van het gebruik van als door Vondel in zijn Ovidiusvertaling levert Huydecoper een vrij uitvoerig en vaak instructief betoog over deze kwestieGa naar voetnoot3). Zijn opmerkingen over de ‘misslagen’ van Vondel heb ik al genoemd. Over zichzelf vertelt hij dat hij tot 1720 ook als gebruikte, daarna zal men het niet meer bij hem aantreffen. Hij acht Alva, de Spaanse gesel, die ook de taalwetten onderstboven | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||
wierp, de oorzaak van de ontstane verwarring tussen dan en als. Het Landjuweel van 1561 beschouwt hij als het laatste gezaghebbende boek wat de taal betreft voor de Beroerten. Daarin vindt men geen als voor dan. Huydecoper is de eerste die het verschil in gebruik tussen beide woorden formuleert. ‘Gelijk Als eene gelijkheid stelt tusschen persoonen of zaaleen, zo moet Dan altijd gebruikt worden, wanneer er eenig onderscheid en ongelijkheid tusschen beide betekend wordt, als vooreerst achter den vergrotenden trap... Ten tweede, na Anders of Ander,.... Ten derde, achter de woorden, Niemand, Niet, Nooit, Geen enz.’. Sindsdien wordt door de grammatici der 18e eeuw zorgvuldig het verschil tussen dan en als gehandhaafd, bijv. in de Nederduitsche Spraakkunst ten dienste van het Genootschap onder de spreuk Kunst wordt door arbeid verkregen (1770) p. 61 en in de Beknopte Nederduitsche Spraakkunst door Lambertus van Bolhuis (1793) p. 35. Ook de Nederduitsche Spraakkunst door P. Weiland (1805) sluit zich hierbij aan, p. 226. Een andere mening vinden wij bij Bilderdijk, het meest uitgewerkt in de Nieuwe Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden II (1824) p. 181-198, Over dan en als in de vergelijking en het echte gebruik daarvan. ‘De aart en natuur onzer taal is louter natuurlijke logica’ zo schrijft hij, en daarom probeert hij ook het gebruik van dan en als logisch te verklaren. Het woord als is vergelijkend, dan is uitsluitend. Men moet dus zeggen: Een paard is groter DAN een vlieg, want een vlieg is niet groot, maar klein. Daarnaast: Een paard is groter ALS een ezel; dit kent ook aan de ezel grootheid toe. Bilderdijk tracht verder aan te tonen, niet zeer overtuigend, dat de praktijk van de Staten-vertalers met zijn theorie overeenkomt. Bijv. Jes. 55:9 ‘De hemelen zijn hooger als de aarde; dit stelt of onderstelt een hoogte; en zoo, in parallelismus van 't innerlijke met het uiterlijke, mijne wegen zijn hooger als uwe wegen; maar in tegenstelling volgt er: mijne gedachten dan uwe gedachten, bij uitsluiting, als kunnende met het geen in God-zelven is geen mensch geleken worden’. In ieder geval moet men niet doordraven zoals Huydecoper doet, en uitsluitend dan na de comp. toestaan. Bilderdijks theorie heeft weinig invloed gehad. De spraakkunsten blijven het gebruik van dan na de comp. voorschrijven, al komt onder invloed van de omgangstaal daartegen ook verzet op. De Vries schrijft samenvattend: ‘In onze spraakkunsten en in het onderwijs bleef dan de geijkte term, die ook thans nog in de schrijftaal algemeen wordt gebezigd, al vindt men geen bezwaar, zich in populaire stijl het gebruik van als te veroorloven, en al zijn er enkele letterkundigen, die, zich op de volkstaal beroepende, opzettelijk als schrijven en dan vermijden’. Wij zijn weer op ons uitgangspunt teruggekeerd. Sinds De Vries dit in 1898 schreef is de toestand weinig of niet veranderd, of het zou moeten zijn dat dan langzamerhand terrein aan het verliezen is. Dit zou toch wel te betreuren wezen. Waarom mag dan in de geschreven taal niet de functie blijven vervullen die het al zo lang goed vervuld heeft en trouwens nog steeds vervult? Als is functioneel al zwaar belast, dan bleek inderdaad de oudste rechten te hebben, Hooft en Vondel bleken er voorkeur voor te bezitten, grammatici hebben meer dan twee eeuwen voor het behoud ervan gepleit. De argumenten van de als-gebruikers, tenslotte terug te voeren op wijken voor de ‘volkstaal’, wegen daar niet tegen op.
Heemstede. M.A. Schenkeveld-van der Dussen. |
|