| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids. April.
Hella Haasse bespreekt onder de titel Grafschrift en levensteken de romans De ridder is gestorven van Cees Nooteboom en Een pak slaag van A. Koolhaas.
Mei. Garmt Stuiveling is Op zoek naar Louis Couperus en komt tot de conclusie dat bij deze schrijver ‘het kenmerk van de tijd ... is veranderlijkheid, het kenmerk van het leven vergankelijkheid, het kenmerk van de mens betrekkelijkheid’.
| |
Maatstaf. Mei.
Ter gelegenheid van de 75e verjaardag van Roland Holst schrijft Jan Engelman Loodgieters, eenzaamheid en wedergeboorte. - Alfred Swan, oud studie-genoot van Roland Holst aan Exeter College te Oxford, publiceert, in een vertaling van Jacques den Haan, Enkele aspecten van het leven te Oxford in de decade van Eduard VII. - S. Carmiggelt levert anekdotiek over Roland Holst in De Vertelclub. - Jan Engelman schrijft herinneringen over Nijhoff: De dichter en zijn generaals. - Piet Calis zet zijn Topkonferentie voort (XI) met Lucebert en de ruimte van het gedicht.
| |
Roeping. Februari-Maart.
J. Kruin behandelt genese en waarde van het New Criticism: Close reading en moderne literaire kritiek.
| |
Het Nieuwe Boek. April.
Willem Brandt bespreekt in De tovenaar van Haren de bundel Gedichten van Hendrik de Vries, die een keuze bevat uit de periode 1916-1946. - In Vlaams Proza handelt Max B. Teipe over Kinderen van Atlas door Bert van Aerschot en De stille zomer door Ward Ruyslinck. - Henriëtte L.T. de Beaufort, Over dichters en denkers, vraagt aandacht voor Annie Salomons, Nog meer herinneringen uit de oude tijd. - Nel Noordzij heeft geen waardering voor de roman van Adriaan van der Veen De boze vrienden. - Johan Winkler bespreekt ‘een belangrijke bijdrage tot de kennis van een zeer bizondere negentiende-eeuwer’, nl. Willem de Clercq, Per karos naar St. Petersburg.
Mei. Willem Brandt, Grondtoon en Balans, bespreekt de bundel De grondtoon van Anthonie Donker, een keuze uit zijn poëtisch oeuvre, en Balans van Elisabeth Eybers, verzen die hij als ‘nobele poëzie’ kwalificeert. - Piet van Aken, De Verraders, wordt met gemengde gevoelens besproken door Jan Walravens. - Willem G. van Maanen stipt in Een Vlaamse ruiker de volgende romans aan: Filip de Pillecijn, De soldaat Johan; Jos Ghysen, De reizigers voor gisteren; Marcel Matthijs, Wie kan dat begrijpen; L.B. Carlier, De vlucht; J. de Ceulaer, De gast bij Vlaamse auteurs.
| |
Ontmoeting. April.
In de Kritieken wordt o.m. door F. Aandacht gewijd aan de roman van Adriaan van der Veen, De boze vrienden.
| |
Tirade. Mei.
In Kronieken bespreekt M. Verdaasdonk onder de titel Jan Wolkers, Het volstrekte isolement het werk van Wolkers, waarbij hij als voornaamste motieven ziet die van isolement en haat. De roman Kort Amerikaans acht Schr. opmerkelijk veel overeenkomst te vertonen met Hermans' Donkere kamer van Damocles.
| |
De Nieuwe Stem. Maart.
Onder ‘Nieuwe Boeken’ bespreekt Elisabeth
| |
| |
Zernike de bundel van H.W.J.M. Keuls, Achterwaarts, gedichten, en ziet daarin dat ‘de levensliefde gedachten brengt aan de dood die worden teruggekaatst naar het leven’.
| |
Forum der Letteren. IV, Nr. 2.
C.F.P. Stutterheim onderwerpt De fonetische wetenschappen en hun object aan een kritische toetsing. - J.C. Anceaux neemt een voorlopig afwachtende houding aan tegenover Glottochronologie en lexicostatistiek als methode van ‘exact’ onderzoek over taalverandering en taalverwantschap. - In een artikel van Pieter Lambrechts over De Keltische literatuur der vroege middeleeuwen komt hier en daar ook ierse invloed op de westeuropese literatuur, waaronder de middelnederlandse, ter sprake.
| |
Levende Talen. April.
P.A.M. Seuren geeft methodologische beschouwingen Naar aanleiding van Dr. F. Balk-Smit Duyzentkunst ‘De grammatische functie’. - L.M. Japin demonstreert De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek aan het taalgebruik in een novelle van een veelgeprezen auteur. - A.J. Smolenaars ziet tussen Psychologie en literatuurbeschouwing een Hernieuwd liaison in taalstatistische waarnemingen. - G. van Mourik, Jeugd en moderne letterkunde, acht het doodzwijgen van letterkundige werken wegens seksuele inhoud ongewenst bij het onderwijs. - H. Doedens meent dat Parodieën van Piet Paaltjens vaak op Beets gemunt zijn. - De Kanttekeningen bij Kloosstudie van Peter van Eeden hebben betrekking op De kritiek op J. Knappers W. Kzn. en Het sonnet Phoibos Apolloon. - Amand Vermeulen wijst in Blank en halfblank als munten een 17e-eeuwse bewijsplaats aan van halfblank, een woord dat in het W.N.T. alleen in samenstellingen voorkomt.
| |
Onze Taal. XXXII, Nr. 4.
Het nummer bevat o.a. een stukje van H. Beem over Joodse woorden in het Nederlands (II), hoofdzakelijk bijbelse woorden.
Nr. 5. Van een redactioneel artikel De ingdood (een ietwat bevreemdende titel, die pas aan het slot opgehelderd wordt) is de strekking ongeveer deze, dat het gebruik van -ing-abstracta niet aangemoedigd, maar ook niet volstrekt en in elk verband afgekeurd moet worden. - Enige lezers hebben hun knutseltalent beproefd op Alfabetzinnen, zinnen die uit evenveel woorden bestaan als het alfabet letters bevat, terwijl de beginletters van de 26 woorden de letters van het alfabet in de bekende volgorde zijn. - Het nummer besluit met het Jaarverslag 1962 van het Genootschap ‘Onze Taal’.
| |
Dietsche Warande en Belfort. April-Mei.
Albert Westerlinck publiceert het vervolg en slot van zijn Anton van Duinkerken, een boventijdelijk talent in onmin met zijn tijd. - De rubriek Boekbesprekingen bevat o.m. Eerste Gezelle-kroniek door M. Janssens, waarin het eerste nummer wordt aangekondigd van de Gezelle-kroniek uitgegeven door het Guido Gezelle-Genootschap, en een bespreking door L. Roose van Het Kerstvisioen van Berta Jacobs, uitgegeven door Martien J.G. de Jong.
| |
De Vlaamse Gids. April.
Paul De Keyser geeft beschouwingen Bij een portret van Hendrik Conscience uit 1863.
Mei. Karel Jonckheere heeft een Maurits Sabbe te herdenken.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XVI, Nr. 3.
In de rubriek betoog wijdt H. Uytter-sprot een beschouwing aan Paul van Ostaijen's Melopee. - In de rubriek
| |
| |
zoek de mens schrijft Theo Vesseur over Improvisatie en beroepsopleiding van toneelspelers.
| |
Leuvense Bijdragen. LII, Afl. 1.
Onder de titel Les manuscrits datés bespreekt Robrecht Lievens het eerste deel van een door het Comité international de paléographie opgezette reeks beredeneerde catalogi van in elk land aanwezige gedateerde en/of gelokaliseerde handschriften; over dit in 1959 verschenen eerste deel, dat een gedeelte van Frankrijk omvat, is L. niet onverdeeld voldaan; in het bijzonder wijst hij op tekortkomingen in de behandeling van middelnederlandse handschriften. - Een uitvoerig artikel van R. Van Hauwermeiren handelt over Het leesbaarheidsonderzoek met toepassing op Nederlandse teksten, waarbij een door Rudolf Flesch voor het Engels geformuleerd systeem, enigszins aangepast voor het Nederlands, is gebruikt voor het onderzoek op geschriften van uiteenlopende inhoud. - F. Debrabandere verdedigt de benaming Kortrijkzaan voor ‘inwoner van Kortrijk’ tegen z.i. ongegronde bezwaren die ertegen worden aangevoerd.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXIX, Afl. 3.
De honderdste verjaring van de geboortedag van Louis Couperus heeft Fr. Closset aanleiding gegeven tot een artikel over de auteur. - H. Uyttersprot behandelt Uit Paul van Ostaijens lyriek thans het gedicht Nachtelijke Optocht. - In de rubriek ‘Varia’ geeft J.F., als antwoord op een vraag, aantekeningen over nederlandse werkwoorden die gevolgd worden door een infinitief zonder te. - Onder ‘Boeken’ o.a. een korte bespreking van Prosper Arents, Cervantes in het Nederlands, door J.H.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXIII, Nr. 5 (Mei).
In de door J. Behets beschreven periode, toen ‘Diets of Duits?’ een ernstig punt van meningsverschil kon vormen, stond De Vlaamse Beweging onder toenemende pangermanistische druk (1866-1887). - J. Leenen verweert zich tegen wat J.L. Pauwels in het januarinummer tegen hem heeft aangevoerd in de kwestie van het Aaneenschrijven van plaatsnamen.
| |
Nu Nog. XI, Nr. 3.
Twee bijdragen handelen over wat gewenst en wat mogelijk is inzake vernederlandsing van franse restaurantterminologie: F. Peere, De kok in de praktijk van het A.B.N., en R. Haeseryn, Wat zoekt de neerlandicus in de culinaire taal? - Een kleine bijdrage gaat over Verzorgd taalgebruik bij het spoorwegpersoneel, en verder is er de gewone rubriek Brievenbus - Taaladvies.
| |
Spieghel Historiael van de Bond van Gentse Germanisten. IV, Nr. 3.
In dit nummer, dat gedateerd is 1 juli 1962, bespreekt R. Haeseryn, onder de titel Het keurige Nederlands in de belangstelling, enige in de laatste jaren verschenen wegwijzers naar zuiver Nederlands.
| |
Nova et Vetera. XL, Nr. 5.
A. van Heeswijck toont aan De evocatieve kracht van de hypallage. - In Lessen en Methode geeft J. Boets een beschouwing over Berken, een impressionistisch gedicht van H. Lapidoth-Swarth; M. Smets bespreekt Eenzaam Amsterdam van Ed. Hoornik.
| |
Neophilologus. XLVII, Afl. 2.
Van Twee sonnetten bij Revius en Drummond
| |
| |
herkent J.C. Arens in het ene een navolging, uit de eerste of tweede hand, van de Italiaan Coppetta; bij het andere leidt vergelijking tussen de tekst van Revius en die van Drummond hem tot de veronderstelling dat beiden een gemeenschappelijke bron hebben gebruikt.
| |
Ons Geestelijk Erf. XXXVII, Afl. 1 (Maart 1963).
W. Lourdaux wijdt een bijdrage aan De moderne Devoten te Leuven. Enkele aspecten van hun geestelijk leven.
| |
Standpunte. XVI, Nr. 4 (April 1963).
H.W. Truter bespreekt 'n Vertelling deur M.E.R., nl. de vertelling ‘Dokter Dennis’ uit de bundel ‘Die gewers’. - G.S. Nienaber vestigt in een korte bijdrage de aandacht op een ongepubliceerde studie van wijlen Dr. J.L.M. Franken oor die herkoms van Afrikaans. De Inleiding ervan laat hij op zijn artikel volgen. - Leendert Dekker bespreekt in Nuwe orde in 'n ou chaos A.P. Brink's ‘Orde en chaos, 'n studie oor Germanicus en die tragedies van Shakespeare’. - P.D. van der Walt herwaardeert Sangiro's werk (Sangiro se beste?).
| |
Tydskrif vir Volkskunde en Volkstaal. XIX, Afl. 1 (Jan. 1963).
Deze aflevering bevat o.m. bijdragen van F.F. Odendal (Drie doeblette, nl. komitee/kommissie, rondte/ronde en krummel(krum), van Toos Snijman (Vier eeue psalter) en van G.F. Ferreira (Struktureel-sintaktiese aspekte van die werkwoord IV: Die werkwoord en die prinsipes van kontinuïteit en inversie).
| |
Tydskrif vir Geesteswetenskappe. III, Nr. 1.
C.J.M. Nienaber waarschuwt tegen enige Dwaalweë van die Literêre Kritiek, voornamelijk kritiek op poëzie, dwaalwegen (de psychologistische, de historische, de moralistische, de persoonlijke) die afvoeren van wat de kritiek in de eerste plaats moet zijn: het indringen in en het waarderen van de tekst om en op zichzelf. - M. de Villiers beantwoordt de vraag Verteenwoordig die Klanke [i] en [j] aparte Foneme? voor het Afrikaans, en ook voor het Nederlands, ontkennend: hij beschouwt ze als allofonen van hetzelfde foneem. - Boekbesprekingen o.a.: C.B. van Haeringen, Neerlandica, 2e druk; Luc Indestege, Een Diets gebedenboek uit het begin der zestiende eeuw; A.P.L. Vermeersch, De Taalschat van het laat-Middelnederlandse ‘Kuerbouc van Werveke’; alle drie door H.J.J.M. van der Merwe, met een zekere nadruk op de waarde van de besproken boeken voor afrikaanse gebruikers, en op gegevens erin die van belang kunnen zijn voor de verklaring van de wording van het Afrikaans uit het oudere Nieuwnederlands.
| |
Zeitschrift für Mundartforschung. XXIX, Afl. 4 (Dec. '62).
Dit nummer bevat een uitvoerig artikel van Jan Goossens over Die gerundeten Palatalvokale im niederländischen Sprachraum.
| |
Tijdschrift van de Vrije Universiteit van Brussel. V, Nr. 2.
J. Weisgerber bespreekt De poëzie van Hugo Claus.
| |
Annali van het Istituto Orientale di Napoli, Sezione Germanica
(Napels, 1962). Onder de ‘Recensioni’ een bespreking door J.H. Meter (in het Italiaans) van F.W. van Heerikhuizen, Het werk van Arthur van Schendel.
|
|