Gouda's / houtas(ch) / oubaas.
De Noordnederlander wordt in Vlaams-België dikwijls getroffen door de ‘doffe’ a [α] aan het eind van woorden als kina, pasta, Anna, waar hijzelf de ‘heldere’ a [a] spreckt, die wel in de zwakke accentpositie zich niet scherp van de ‘doffe’ onderscheidt, maar zijn ‘helder’heid, en tevens zijn lengte of verlengbaarheid duidelijk manifesteert in de flexievormen pasta's en Anna's. Die doffe a schijnt in het Zuiden wel zo verbreid te zijn, dat de in het Noorden zo praktische spellingregel voor de apostrof in Anna's: ‘zonder die apostrof zou je Annas lezen’, de meeste vlaamse leerlingen niet toespreekt, omdat hun natuurlijke uitspraak Annas [αnαs] is. Daarmee stemt overeen dat Blancquaert in zijn Praktische Uitspraakleer5, § 74, het woord mechanica transcribeert als [meχi nikα]: de twee a's in dat woord zijn voor hem blijkbaar niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief, articulatorisch, verschillend.
Die vlaamse eigenaardigheid komt merkwaardig ten gehore in een rijm bij G.J. Dodd, Liefde-Lief en Leed (Brussel, 1864). Van zang XXV (blz. 47) in die ‘liederkrans’ luidt de eerste strofe als volgt:
De moeder slaapt in 't hoekjen van den haard,
De vader rookt een beste pijpjen Gouda's,
Terwijl hij peinzend naar de gensters staart
En 't poesjen brombromt bij de warme houtasch.
Met dat Gouda's moet wel een genitief bedoeld zijn: ‘een pijpje van (uit) Gouda’, d.i. een goudse pijp; was het adjectief Goudaas(sh) bedoeld, dan zou er wel Gouda'sch gestaan hebben. Daarmee blijft de woordgroep een beste pijpjen Gouda's, ook wegens de -e in beste bij het genus van pijpjen, nog wel wat vreemd, maar dat laat ik rusten. Hier komt het aan op het dubbelrijm Gouda's / houtasch, dat kennelijk voor Dodd zuiver was, maar voor een Noordnederlander zeer zeker niet zuiver is. Een Noordnederlander die op Gouda's een dubbelrijm zou willen maken, zou stellig zoeken naar een woord met ongeveer de fonische bouw van het afrikaanse oubaas.
C.B.v.H.