Sonnetten van Potgieter
Nu F.W. van Heerikhuizen in N. Tg. 55 p. 289 vv. de discussie over Potgieters De Nalatenschap van den Landjonker in N. Tg. 50 p. 10 vv. en p. 93 vv. heeft voortgezet, willen wij er met een enkele kanttekening nog even op terugkomen. Al geeft van Heerikhuizen dieper inzicht in de verbeeldingswereld van De Nalatenschap, dan menen wij toch dat de uiterlijke structuur van het werk, zoals door W.A.P. Smit beschreven, niet wezenlijk is aangetast. Ook voor van Heerikhuizen bestaat De Nalatenschap uit twee delen: de veertien gedichten en Gedroomd Paardrijden, en bevatten de veertien gedichten twee groepen verzen, die wij I-en O-verzen mogen blijven noemen; de O staat dan bij van Heerikhuizen voor ‘onderbrekingsverzen’. En deze twee-deling blijft bestaan, ook indien wij het met van Heerikhuizen eens zijn, dat òf Rhijnschen roemer òf Fransche fluit niet de geleding yan de gehele cyclus, maar alleen die van de I-verzen aangeeft. Het vasthouden aan de structuur van de veertien gedichten als een sonnet met slechts twee rijmklanken in plaats van de gebruikelijke vier, mag hardnekkigheid lijken, indien niet. Potgieter te hulp kwam. Want anders dan van Heerikhuizen weet, heeft Potgieter tweemaal een dubbel sonnet geschreven: niet alleen Aanstaande Verandering van Amsterdams Wapen bestaat uit twee sonnetten, maar ook Heugenis van Wijk aan Zee (Verspr. en Nag. poëzij, 2e dr., 2e deel, p. 358/9). Merkwaardig is nu het rijmschema van laatstgenoemde sonnetten: abha baab aabaab! Al bewijst dit rijmschema strikt genomen niets over de structuur van De Nalatenschap, dan vinden wij het toch te aardig om er niet even op te wijzen.
A.P. Braakhuis.