Kranik = kraanvogel.
Geen woordenboek van vroeger of later tijd vermeldt voor de kraan(vogel) een nederlandse vorm die aan het duitse kranich zou beantwoorden. In de metrische vertaling van Dante's Hel door A.S. Kok (Amsterdam, z.j.) komt echter een meervoud kraniks voor op blz. 39 (5e zang, vs. 46):
Als kraniks die bij 't klagende geschrei
In lange rijen door het luchtruim zweven,
Zoo zag ik schimmen, door d'orkaan gedragen
En onder slepend weegeklaag, mij nadren.
Het ziet ernaar uit alsof Kok het hoogduitse kranich heeft ‘vernederduitst’ tot kranik. Metrische nood hoefde hem daartoe niet te dwingen: een meervoud kranen had in het vers even goed gepast. Heeft hij dat willen vermijden omdat het simplex kraan in zijn tijd al ongebruikelijk was geworden en voor het compositum kraanvogel geweken? Zo ja, dan doet die voorzorg wat overdreven aan in een dichtwerk dat voor een archaïsch trekje geenszins terugschrikt, en in een verband dat tot misvatting al heel weinig aanleiding geeft. Ook zal aan Kok zeker niet onbekend geweest zijn Starings Kranenvlucht in een gedicht dat weliswaar ‘trekkende kraanvogels’ in de titel voert en daarmee misvatting uitsluit. Het simplex komt ook voor in de eigenhandige aantekening van Staring bij dat gedicht: ‘De Kraan is, als Herfsttrekvogel, in het Zutphensche zeer bekend; de heldere dagen, van welke hij tot zijn overvliegen gebruik maakt, heet men den Kranenzomer’.
C.B.v.H.