Ordinaris.
Dit woord kent WNT als bnw., bijw. en als znw., in de laatste functie alleen in de bet. ‘plaats, waar men voor een vasten prijs kan eten, eethuis’. Uit mijn jeugd herinner ik mij een gemeenzame zegswijze: ‘'t Is hier geen ordinaris’ (eigl. ordenaris), door een huismoeder gebruikt om de kinderen te kennen te geven dat ze genoegen hadden te nemen met wat op tafel kwam en niet elk hun eigen zin konden krijgen. Een toepassing die zweeft tussen substantivisch en adjectivisch gebruik, vind ik in een aanhaling uit een pamflet over het proces van de engelse predikant Hugh Peter(s), die door Vondel in zijn Tooneelschilt herdacht is onder de benaming: Meester Peter de Kercktooneelier. In zijn opstel over deze figuur (Vondelkron. VII, 1937, p. 15 vv.) citeert Pompen: ‘Huygh Peters, gevraeght sijnde te bekennen of hy schuldich was, of niet, hefte sijne handen op, ende sijne oogen om hooch slaende, volgens sijn ordinaris, seyde: wat schuldich? niet voor tien duysent werelden’. De betekenis is blijkbaar: ‘zoals hij gewoon was te doen’.
L.C. Michels.