Varianten in de eerste zang van Kloos' Okeanos
In maart 1883 raakte Karel Alberdingk Thijm in een zo ernstig conflict met zijn vader, dat deze zich genoodzaakt zag om zijn jongste zoon tijdelijk de toegang tot het ouderlijk huis te ontzeggen. Karel betrok nu een kamer op de Plantage Badlaan 16. ‘Hier kon ik’, zo zou hij zich later herinneren, ‘gevoegelijker jongeluis-avondjes geven en eens een gast bij mij alleen aan den maaltijd hebben, zonder dat gevreesd behoefde te worden voor jeugduitbundigheden in gepraat en gelach, ook eventuëel gezang, die storend binnen het rustige leven van oudere bloedverwanten verneembaar zouden zijn’. (De Nieuwe Gids, 1941, II, 8). Van deze jeugd-uitbundigheden was Karel's hospita, de weduwe C. Korendijk, echter evenmin gediend. Nadat zij zich herhaaldelijk bij de vader beklaagd had over de strapatzen van de zoon, gaf een in het avonduur van 19 april 1884 begonnen, maar zich tot diep in de nacht voortzettend luidruchtig samenzijn van haar kostheer met niet minder dan twaalf uitgelaten vrienden, haar op 20 april aanleiding tot het uitbrengen, aan Prof. Alberdingk Thijm, van een kleurrijk verslag over het nachtelijk tumult, terwijl zij Karel te verstaan gaf met bekwame spoed, haar huis voorgoed te verlaten.
Tussen de papieren, door Thijm bij zijn gedwongen aftocht meegenomen, bevond zich ook een portefeuille die, blijkens een aantekening daarop, allerlei documenten bevatte, in zijn bezit gekomen tijdens zijn vestiging op de Plantage Badlaan. Een aantal dezer papieren werd later over diverse dossiers verspreid. Onder de papieren die hij in de bewuste portefeuille bewaren bleef, bevinden zich twee folio-vellen die, in het handschrift van Willem Kloos, elk een fragment bevatten van de Eerste Zang van diens Okeanos. Het eerste folio bevat de beginverzen van de Eerste Zang, vers 1-16 in de eerste druk van Verzen, A'dam 1894, 143; het tweede folio bevat 25 versregels, waarvan er 18 corresponderen met vers 4-22 op blz. 145, en 6 met vers 1-7 op blz. 146. Op het tweede folio komt dus éen versregel voor, die in geen enkele druk van Verzen werd opgenomen en die ook niet wordt aangetroffen op blz. 360 in De Nieuwe Gids, IIX (1892-'93), tweede deel, welke bladzijde de verzen 4-22 en 1-7 bevat.
De beide folio's uit het archief van Van Deyssel vertonen de volgende varianten: (I) vers 2: aard; vers 3: hellen hemel; vers 3: nacht en geen komma hierachter; vers 4: licht en geen komma hierachter; vers 4: scheemring; vers 4: schoon,; vers 5: dageraad; vers 7: gele; vers 7: kleurt; vers 8: dauw en glans,; vers 9: diep; vers 9: mee speelt -; vers 10: geen komma; vers 12: troonend; vers 14: geen komma; vers 15: Uitéengebliksemd. (II) vers 4: zagen; vers 4: Olympus'; vers 6: geen komma; vers 7: door; vers 8: zou en geen komma; vers 9: Heen dwarlend; vers 10: den stoet en geen komma; vers 11: vreê; vers 12: Zeus en geen komma; vers 13: heuchenis en geen komma; vers 14: nevel; vers 15: zijn; vers 16: weêrklonk; vers 17: geen komma achter lippen; vers 19: van zijn; vers 20: éene i.p.v. Kupris; vers 20: zijn en geen komma; na vers 20 volgt de noch in De Nieuwe Gids noch in Verzen openbaar gemaakte regel: Op Afrodite's woorden schalkschen wenk. (II) vers 1: Omhooggewiegeld en geen komma; vers 2: Vèrweg uit; vers 2: geslacht; vers 4: zinkend; vers 5 en 6: Zou in der andre doode zonnen drom / nu lang reeds droomend door den alnacht wanklen.
Vaals.
Harry G.M. Prick.