| |
Uit de Tijdschriften.
De Gids.
April. E. Krispyn wijst erop in Van den Bergh, Marsman en het Noord-Nederlands Expressionisme, dat in tegenstelling tot Herman van den Bergh, de jonge Marsman geen expressionistisch dichter genoemd kan worden. De hubris in diens heelal-gedichten en de objectiviteit in zijn steden-verzen houden een ontkenning in van het mystische levensgevoel, verbondenheid van dichter en heelal, dat een wezenskenmerk is van het expressionisme. - H.P. van den Aardweg verdedigt Kloos tegen Kossmann's aanval in diens Het herhaalde sterven van Willem Kloos, gepubliceerd in het maart-nummer van De Gids.
Mei-Juni. Roland Holst-nummer. Zie sub Maatstaf Mei-Juni.
| |
Het Boek van Nu.
April. Pierre Dubois bespreekt de bloemlezing uit de jonge vlaamse litteratuur Vijfde Kolom, samengesteld door Jan Walravens en tevens diens tweede roman Negatief. - G. Brom, Schilderkunst en Litteratuur in de 16e en de 17de Eeuw, wordt, ondanks enkele bezwaren, waarderend besproken door A. van der Boom. - Nol Gregor behandelt in vogelvlucht het werk van Hans Andreus.
Mei. Garmt Stuiveling meent dat A. Roland Holst in zijn ‘persoonlijke’ kwatrijnen uit de bundel In gevaar beneden zijn uniek niveau is gekomen. - De jury voor de P.C. Hooft-prijs 1957 publiceert haar rapport inzake het oeuvre van P. Geyl. - Hoewel kwantitatief minder dan O Vrijheid is P. Geyl's bundel Het leven wint altoos, kwalitatief de meerdere van de eerste, volgens C.J.E. Dinaux. - Stuiveling acht het raadzaam om naast de schrifturen van Van Mierlo als pendant te raadplegen Dr. J.A.N. Knuttel, Onze Letteren in de Middeleeuwen, een boekje met een marxistische ondertoon. - De dagbladcriticus Du Perron is aanzienlijk milder in zijn beoordelingen dan de essayist, constateert Pierre Dubois n.a.v. E. du Perron, Verzameld Werk VI.
| |
Maatstaf.
April. In Zwaar weer op Til wordt een kleine affaire gedocumenteerd tussen A. Roland Holst en Lodewijk van Deyssel in verband met het Thijm-nummer van De Nieuwe Gids in 1939. - S. Dresden behandelt in De Literaire Getuige de oorlogs- en kampliteratuur.
Mei-Juni. Ter gelegenheid van de 70e verjaardag van A. Roland Holst hebben Maatstaf en De Gids een gezamenlijk aan Holst gewijd nummer ver- | |
| |
zorgd dat o.m. bevat Vijf en Twintig Brieven aan A. Roland Holst 1908-1951 (Boutens, Nijhoff, Huizinga, Ter Braak e.a.), een aantal herinneringen van de hand van o.a. Bloem, Vestdijk en Engelman, alsmede gedichten door Achterberg en Andreus.
| |
Spiegel der Letteren.
II, Afl. 1. R. Lievens publiceert een nieuw ontdekt fragment van een ridderroman, een mnl. vertaling van de Florimont, begin 14e eeuw in Brabants taaleigen vervaardigd. - W.E. Hegman schrijft over De zg. ‘Vierde Martijn’ voor het Forum der Geschiedenis. - A. Romein-Verschoor pleit voor groter aandacht t.a.v. de sociologische factor in de litteratuurwetenschap. - F. van Vinckenroye geeft een notitie aangaande Een dertiende refrein in de Spelen van Sinne (1562). - O. Dambre vervolledigt met Pia Desideria en Goddelijcke Wenschen zijn monografie De dichter Justus de Harduyn. - De Boekbeoordelingen bevatten recensies van J. van Mierlo over Dr. G.A. van Es, De Jeeste van Walewein en Het Schaakbord van Penninc en Vostaert; L. Roose over Mr. B.H.D. Hermesdorff, De herberg in de Nederlanden, Een blik in de beschavingsgeschiedenis en Jan Grauls, Volkstaal en volksleven in het werk van Pieter Bruegel; J. Noë over J. Melles, Joost van den Vondel; A. Keersmaekers over Lydia de Pauw-De Veen, Bijdrage tot de studie van de woordenschat in verband met de schilderkunst in de 17e eeuw; mej. Duyfhuizen over H.J. Polak, Tweeërlei letterkundige kritiek. Potgieter en Huet. Ingel. en van aant. voorz. door G. Knuvelder; M. Rutten over de inaugurale rede van Dr. J.G. Bomhoff, Diepte als literaire categorie.
| |
Ontmoeting.
April-Mei. Ad den Besten bespreekt de ontwikkelingsgang van de experimentele poëzie aan de hand van het werk van enkele belangrijke representanten van de moderne dichtkunst. - C. Rijnsdorp geeft in Poëzie in Beweging een beschouwing over de verandering in het poëtisch klimaat vanaf 1925. - Gerrit Kouwenaar geeft als ‘Vijftiger’ zijn persoonlijke visie op de moderne dichtkunst. - Ev. Grolle schetst de figuur van Focquenbroch n.a.v. De Min in het Lazarushuis, opgevoerd door het Rotterdams Toneel.
| |
Streven.
Mei. H.F.M. Peeters ziet in De Onrust als Functie in de Roman de oprechtheid als huidig en centraal thema, dat satire en positief ideaal tot consequenties heeft. - Th. Govaart bespreekt De donkere Lier, een bloemlezing van poëzie der primitieve volken, samengesteld door W.A. Braasem en Ed. Hoornik.
Juni. Th. Govaart keert zich als katholiek christen tegen Vestdijks opvattingen inzake de religie, vooral zoals deze neergeschreven zijn in De Toekomst der Religie.
| |
De Nieuwe Stem.
Maart. In Nederlandse Poëzie schrijft Anthonie Donker over de weergekeerde Van den Bergh en over Leo Vroman. -
April. Annie Romein-Verschoor oordeelt ongunstig over Harry Mulisch, Het zwarte Licht.
| |
Taal en Tongval.
IX, Afl. 3 (Oktober 1957). Willem Pée, G. Winnen en J. Renson publiceren een taalgeografische studie over De benamingen van de doodkist in Noord- en Zuid-Nederland, Wallonië en de aangrenzende gebieden, met 7 kaarten, terwijl de mede opgenomen kaart ‘doodkist’ van de Taalatlas (afl. 7, no. 4), getekend door G. Winnen, als achtste kartografische bijlage kan gelden. - Jo Daan waarschuwt in Het misverstand als taalvormende factor met aardige voorbeelden tegen een te schematisch opereren met homo- | |
| |
niemenvermijding. - Ma.J. Francken vestigt er de aandacht op dat de zegswijze Voeten in aarde door sommigen met overtuiging zónder, door anderen met dezelfde overtuiging mét het lidwoord vóor aarde wordt gebruikt. - De ondertitel van Taal en Tongval, ‘tijdschrift voor de studie van Nederlandse volks- en streektalen’, is ruim geïnterpreteerd in de bijdrage van Jan Voorhoeve, Spellingsmoeilijkheden in het Sranan van Suriname. - Van een engere begrenzing getuigt de bespreking van P.C. Paardekooper, Syntaxis, spraakkunst en taalkunde door Jo Daan, die zich beperkt tot het hoofdstuk ‘Taalgeografie’ van dat boek. - Van dezelfde hand verder enige bladvullingen.
| |
Levende Talen.
April. Onder de titel Tussen de terpen van oude en nieuwe dichtsmaak levert E.E. de Jong-Keesing een psycho-analytische bijdrage tot de discussie in de voorgaande afleveringen over experimentele dichters. - Leo Simoens doet mededelingen over de betrekkingen tussen R.M. Rilke en Frederik van Eeden uit briefwisseling. - F.J.P. Peeters heeft een Vergelijkende literatuurlijst-Nederlands verzameld uit lijsten van eindexamenkandidaten van drie middelbare scholen voor meisjes. - Boekbeoordelingen o.a.: G.A. van Es, De jeeste van Walewein en het schaakbord, door C.C. de Bruin; N.C.H. Wijngaards, Mechteldis van Lom, door Jef Notermans; J.C. Brandt Corstius, Idylle en Realiteit, door C.M. Geerars; E.J. Potgieter, Onderweg in den regen ed. Jacob Smit, door F. Jansonius; P. Maximilianus, De Middel-nederlandse vertalingen van het Stabat Mater, door M.C.D. Kuilman; B. van den Berg, Beknopte Nederlandse Spraakkunst 2, door A.J.J. de Witte; G. Brom, Vijf studies en J. Koopmans, Vijf letterkundige studiën ed. C.M. Geerars, door P.v.d. Meulen.
| |
Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam.
XXXIV (1958), Afl. 1. M. Schönfeld bespreekt Een nieuw boek over waternamen van Paul Lebel: ‘Principes et méthodes d'hydronymie française’. - Aan zijn talrijke toponymisch-etymologische studies van de laatste jaren over boomnamen voegt A. Carnoy er een toe over De olm in naam- en taalkunde. - J.A. Huisman schrijft in De tijd in de naamgeving over namen die het benoemde plaatsen in de tijd, of de duur of periodiciteit ervan aangeven. - M. Gysseling verzamelt Enkele toponymische gegevens over Romeinse banen in Noord-Gallië en wijst daarin elementen als strāta, calciāta (fr. chaussée), pons e.a. aan. - M. Schönfeld wijst op archivalia waarin grondoverdrachten worden vermeld met de namen van de overgedragen percelen, als Een nog ongebruikte bron voor veldnamen. - D.P. Blok bespreekt in Vestigingsgeschiedenis van het ‘Bergisches Land’ de studie van H. Dittmaier ‘Siedlungsnamen und Siedlungsgeschichte des Bergischen Landes’.
| |
De Vlaamse Gids.
April. Karel de Clerck schetst P.C. Boutens aan de Utrechtse Universiteit. - O. van Hauwaert handelt over het ontstaan van De Straatnamen te Gent. - In Wat is Kunstgeschiedenis geeft Paul Philippot een kort overzicht van de voornaamste esthetische theorieën vanaf de Renaissance, tegen de achtergrond van de verschillende cultuurpatronen.
| |
Dietsche Warande en Belfort.
Maart. In zijn bespreking van het dichterschap van Michel van der Plas, constateert Th. de Jong n.a.v. Een Hemel op Aarde dat deze bundel al het voorafgaande werk van deze dichter in de schaduw stelt.
April-Mei. Maurice Roelants geeft aforismen.
| |
| |
| |
Leuvense Bijdragen. Bijblad.
XLVII (1958), Afl. 1-2. De dubbele aflevering is grotendeels gevuld met boekbesprekingen, waarvan we de volgende vermelden: J.J. Mak, Uyt Ionsten Versaemt. Retoricale Studiën 1946-1956 (R. Lievens); P. Maximilianus O.F.M. Cap., De Middelnederlandse vertalingen van het Stabat Mater (R. Lievens); L.C. Michels, Filologische Opstellen I (R. Lievens); J. Bosch, Mr. W. Bilderdijk's briefwisseling I (R. Lievens); C.C. de Bruin, Verwijs' Bloemlezing uit de Middelnederlandse Dichtkunst I (R. Lievens); A.A. Keersmaekers, De dichter Guilliam Van Nieuwelandt en de Senecaans-Classieke tragedie in de Zuidelijke Nederlanden (J.J. Mak); W.A.P. Smit, Van Pascha tot Noah I (J. Noë s.j.); F.G. Droste, Moeten (J.L. Pauwels); I. van der Velde, De Tragedie der Werkwoordsvormen (J.L. Pauwels); S. Rombouts, Naar een betere Spelling (J.L. Pauwels); B. van den Berg, Beknopte Nederlandse Spraakkunst 2 (J.L. Pauwels); W. Gs. Hellinga e.a., Language Problems in Surinam (J. Leenen); J.J. Voskuil, Het Nederlands van Hindoestaanse kinderen in Suriname (J. Leenen); Th. Frings en Gabriele Schieb, Die epischen Werke des Henric van Veldeken. I. Sente Servas (G. De Smet); U.M. Lichtveld en J. Voorhoeve, Suriname: Spiegel der vaderlandse Kooplieden (F. van Coetsem); B.H.D. Hermesdorf, De herberg in de Nederlanden (K.C. Peeters).
| |
Verslagen en Mededelingen Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
November-December 1957. P. Brachin maakt in De Franse letteren in een Vlaams-Hollandse spiegel, op grond van een onder letterkundigen gehouden enquête, een vergelijking tussen Vlaanderen en Holland wat betreft de waardering van de franse literatuur in het algemeen en van de afzonderlijke franse auteurs, en de mening omtrent toe- dan wel afnemen van het gezag der franse letterkunde. - Frank Baur heeft bij de intrede van St. Axters O.P. in de Academie welsprekend en met veel eruditie de Lof van de philologie verkondigd, en de verdiensten van het nieuwe lid geschetst; Axters zelf heeft bij die gelegenheid gesproken over het onderwerp Wetenschappelijke funderingen en wetenschappelijk nut van een geschiedenis van de vroomheid in de Nederlanden; beide redes zijn afgedrukt. - J.F. Vanderheyden vraagt aandacht voor Adriaan Verwer, die hij een uitvoerige bestudering waard acht; hij behandelt vooral Verwer in de geschiedschrijving en over de geschiedenis van het Nederlands en Verwer en Zuid-Nederland. - J. Aerts heeft de rede afgestaan waarmee hij namens de Academie Felix Timmermans herdacht heeft te Lier op 16 juni 1957.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen.
XXIV, Afl. 3. Robert De Coninck vervolgt zijn aantekeningen bij De nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse Taal en de z.g. Zuidnederlandse woorden van onverdeeldheid tot tweewoonst.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen.
Mei. H. Roosens geeft een samenvatting van Nieuwe archeologische gegevens over de Frankische kolonisatie, aan het licht gekomen door het onderzoek van een gravenveld te Haillot (provincie Namen). - J. Gysel wijdt een In Memoriam aan Jef Van Cleemput, die ten gevolge van een verkeersongeval is overleden, 47 jaar oud.
Juni. J. Grauls toont in Een caemer tapisserye aan, dat het woord kamer in oudere taal kon betekenen, ‘wandtapijt’> ‘samenhangende reeks wandtapijten’; hij wijst erop dat in de (nederlandse en franse) terminologie van de tapijtkunst nog veel te onderzoeken valt. - In de rubriek ‘Nieuwe Uit- | |
| |
gaven’ overzichten of besprekingen o.a. van: J. Melles, Joost van den Vondel; A.A. Keersmaekers, De dichter Guilliam van Nieuwelandt en de Senecaansclassieke tragedie in de Zuidelijke Nederlanden; C.M. Geerars, Vijf letterkundige studiën over de 17de en 18de eeuw van J. Koopmans; A. Weijnen, Nederlandse Dialectkunde (dit door M. Gysseling).
| |
Nu Nog.
Mei. F. van Goethem wijst op het toenemend belang van Het Nederlands als Europese taal, nl. als officiële taal, gelijkwaardig met Frans, Duits en Italiaans, van europese instellingen. - J. Leenen schrijft over De Verbindings-s in Straatnamen. - Het werk van de commissie, belast met het brengen van eenheid in de Sociaalrechtelijke terminologie in het nederlandse taalgebied, wordt in een kort redactioneel artikel besproken; een ‘Sociaalrechtelijk Woordenboek’, ruim 1800 termen bevattend, zal bij voldoende intekening in 1958 verschijnen. - Verder de rubrieken Brievenbus en Afwijkingen van het Algemeen Beschaafd, en zakelijke mededelingen.
| |
Tijdschrift voor Geschiedenis.
LXXI, Afl. 1 opent met het eerste gedeelte van een studie over Erasmus, schilders en rederijkers. Het wezen van de Reformatie door H.A. Enno van Gelder.
| |
Ons Geestelijk Erf.
XXXII, Afl. 1 bevat een artikel van B. Spaapen S.J. getiteld Kanttekeningen bij de diplomatische uitgave van hs. Brussel 5855- 61 waarin enkele Imitatio-publikaties worden besproken, nl. Le Manuscrit autographe de Thomas a Kempis L'Imitation de Jésus- Christ van L.M.J. Delaissé en L'auteur ou les auteurs de l'Imitation van J. Huyben en P. Debougnie. De recensent betoogt o.m. dat Thomas wel de auteur kan zijn, maar ‘dat de archeologie van de autograaf niet toereikend is om het te bewijzen’ en ‘dat men voor de auteur van de Imitatio geen uitsluitsel kan geven, zolang de vergelijkende studie der oudste tekstfamilies enerzijds, en de bronnenstudie anderzijds niet tot een gelukkig einde zijn gebracht.’
|
|