De Nieuwe Taalgids. Jaargang 51
(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdSubstantief plus substantief.In het Nederlands kan men een substantief met een ander substantief onderschikkend combineren tot een normale woordgroep: kopjes thee. Het Engels en het Frans kunnen dit niet: cups of tea; tasses de thé. Prof. de Groot in zijn ‘Structurele Syntaxis’ (blz. 82 sqq.) spreekt hier van ‘Substantief met bepaling van specificatie’. In de voorbeelden die hij geeft kan men echter aanleiding vinden dit type van woordgroep in tweeën te splitsen: Type I: kopjes thee; een pond suiker Type II: de stad Paramaribo; het huis ‘De Beuken’. Ad I. Het tweede substantief bepaalt het eerste tot een maatwoord. Men zal dit beamen, indien men introspectief de woordgroepen ‘flessen bier’ en ‘flessen met bier’ vergelijkt. Heeft men daarmee moeilijkheden, dan kan men op dezelfde manier vinden, dat de fles van ‘een flesje bier’ altijd een gebruikelijk bierflesje is en altijd vol is, terwijl dit bij de fles van ‘een flesje met bier’ niet zo hoeft te zijn. De introspectief gewonnen waarheid wordt echter in de wetenschap helaas nog altijd met een wantrouwend oog bekeken. Gelukkig daarom, dat de gevonden waarheid (in het woordgroeptype ‘flesje bier’ bepaalt het tweede substantief het eerste tot een maatwoord) ook meer empirisch bewijsbaar is. Allereerst zo: Het verschil tussen ‘een flesje bier’ en ‘een flesje met bier’ ziet men zeer duidelijk, wanneer men de zaken vergelijkt die genoemd worden door: ‘In dit glas gaat net een flesje bier’ en ‘In dat glas gaat net een flesje met bier’. Uit de eerste zin blijkt duidelijk, dat door ‘flesje’ bier een min of meer bepaalde hoeveelheid bier genoemd wordt en niet allereerst een glazen voorwerp. Vervolgens ook zo: Indien ‘flesje’ in ‘een flesje bier’ een maatwoord is, moet het theoretisch dezelfde eigenschap hebben als vele maatwo orden in het Nederlands, nl. dat wanneer de meervoudigheidsbedoeling duidelijk blijkt (b.v. uit een telwoord), die bedoeling niet betekend hoeft te worden door | |
[pagina 172]
| |
het teken ad hoc: ‘Een meisje van 16 jaar droeg een japon uit vijf meter stof van 5 gulden per meter’. Inderdaad is het theoretisch mogelijk, alhoewel niet conventioneel, om in het Nederlands te zeggen: ‘Haal me eens even drie fles bier.’. Theoretisch onmogelijk is: ‘Haal me eens even drie fles met bier.’. Hiermee is de moeilijkheid van Dr. Paardekooper (N.T. XLV 268 sqq.) om vast te stellen welk van beide substantieven kern is en welk bepalingGa naar voetnoot1), opgelost: In ‘die drie kilo andijvie’ bevat ‘die’, behalve het deiktische betekeniselement, ook nog wel degelijk een getalselement ‘ad sensum’. Het is dus bepaling bij ‘(drie) kilo’ en dat laatste woord is dus ongetwijfeld kern. Gezien dit alles stellen wij voor dit type de naam te geven van: substantief met substantivische bepaling van metrificatie. Als eerste substantief kunnen dienen al die substantieven, waarvan het noemen van een maat binnen de bedoelingsmogelijkheden ligt. Ad II. Het tweede substantief bepaalt het eerste zodanig, dat de door dit eerste substantief genoemde zaak volledig geïdentificeerd wordt. Wij stellen daarom voor de naam: Substantief met substantivische bepaling van identificatie. De waarheid van het gestelde kan men wederom vinden door introspectie. Ook hier echter is een meer empirisch bewijs mogelijk. Dat bestaat hierin, dat in normale gevallen alleen maar het ‘bepaalde’ lidwoord mogelijk is: ‘de stad Paramaribo’ wel; ‘een stad Paramaribo’ niet. In bijzondere gevallen komt toch ‘een’ wel eens voor: ‘Ook in Suriname ligt een plaats Groningen.’. Dat dit geval bijzonder is, lichten we zo toe: Een eigennaam is normaal een eigen naam; d.w.z. dat daarmee niet een gehele soort van zaken genoemd wordt, maar slechts één zaak (vgl. ‘hond’ met ‘Bello’). Eigenaardig is nu, dat een eigennaam als zodanig blijft gelden, zolang hij maar op beperkt gebied een eigen naam is. In een gezin heeft men zelden meer dan één Piet; in een klas echter kunnen er meer zijn, in welk geval we de bedoelde zaak nader moeten identificeren: ‘Nee, ik bedoel Piet Troeleman.’ Voorwaarde voor het gebruik van ‘een’ is dus, dat de identiteit betwijfeld kan worden; in dit geval, doordat in de geest van de spreker de twee met dezelfde eigennaam genoemde zaken met elkaar in contact komen. Wanneer iemand zegt: ‘De plaats Groningen is de hoofdstad van de provincie Groningen’, dan is geestelijk contact met het Surinaamse Groningen vrijwel uitgesloten. Kijkt men echter in het register van een grote atlas, dan is zo'n contact heel wel mogelijk, zodat men kan uitroepen: ‘Hé, in Suriname is ook een plaats Groningen!’. Een ander geval van betwijfelde of nog onbekende identiteit heeft men, wanneer iemand, aanwijzend op een landkaart, zegt: ‘En hier ligt een plaats Onverwacht.’. Bij deze groep is als tweede lid niet alleen een echte eigennaam, maar ook een gewoon substantief in de valentie van een eigennaam mogelijk: - Villa ‘De Spaarpot’ -. Almelo, 2 December '57. H. Roose. |
|