afgaan of op mondelinge overlevering wanneer hij geen brieven, drukproeven of manuscripten raadplegen kon.
Volledigheidshalve vermeld ik liier nog, dat Verwey in zijn exemplaar van de uitgave ‘De Zilverdistel’ enkele potloodaantekeningen heeft gemaakt, die geringe afwijkingen vertonen van zijn elders gemaakte notities. Bij sonnet LVI heeft hij genoteerd: 1881/82. Maar in zijn exemplaar van ‘Verzen’ heeft hij aangetekend: ‘bij Perks leven, dus in '80’ zodat men zich stellig aan het jaartal 1880 houden mag.
Bij de sonnetten LVIII en LIX heeft hij in zijn exemplaar van ‘De Zilverdistel’ aangetekend 1882, terwijl deze sonnetten op zijn lijstje bij die van 1881 worden genoemd. Verder is er nog een verschil in datering betreffende sonnet VI. In het exemplaar van ‘De Zilverdistel’ heeft Verwey het niet '86 maar '85 gedateerd. Maar deze verschillen zijn van weinig belang.
Hoe het zij, over andere bronnen beschikken wij niet en het is stellig wenselijk, dat men bij een herdruk van Kloos' ‘Verzen’ met de hierboven bijeengebrachte gegevens rekening houdt. Tevens zouden dan zekere gelegenheidsgedichten en humoristische boutaden (zoals: ‘Een Spietsje’, ‘Tweede gezicht’) evenals natuurlijk de scheldsonnetten gesupprimeerd moeten worden. Kloos legt er geen eer mee in.
Nu wij weldra - in Mei 1959 - de dag zullen herdenken waarop deze man, wiens werkzaamheid voor de zuivering onzer poëzie zo baanbrekend is geweest en aan wien wij enige onsterfelijke verzen te danken hebben, een eeuw geleden geboren werd, zou een dergelijke her-uitgave een waardig en wèlverdiend huldebetoon kunnen zijn. De Nederlandse poëzie is veel, zeer veel verschuldigd aan Kloos.
18 Oct. '56.
Maurits Uyldert.