Boekbeoordeling.
Jacob van der Schuere, Nederduydsche Spellinge, uitgegeven, ingeleid en toegelicht door Dr. F.L. Zwaan (Trivium II). Wolters, Groningen 1957, 85 blz.
Deze uitgave is weer een bron voor de geschiedenis van onze taalverschijnselen. Van der Schuere is geboren te Meenen (vlak aan de Romaanse grens), maar vermoedelijk reeds op zijn tiende jaar naar Haarlem gegaan en zal dus wel in hoofdzaak Hollands hebben gepraat. Zo schijnt hij de h niettegen-staande zijn afkomst normaal uitgesproken te hebben en maakt alleen de opmerking ‘dat eenige (ende zonderlinge de Noord-oost Vlamingen) geen onderscheyd in 't uyt-spreken tussen a ende h en weten’ (hij als West-Vlaming[!] dus wel?). Het zou niet moeilijk zijn om uit dit boekje toch een reeks Zuidnederlandse eigenaardigheden op te sommen, maar dit respect voor de Zuidnederlandse schrijftaal heeft de auteur gemeen met de meeste geboren en getogen Hollanders, zodat wij daaruit generlei aanwijzing tot ‘localisering’ van zijn taal kunnen putten. Alleen als we b.v. lezen, dat de c ‘jammerlijk geraeybraeckt’ wordt, denken we niet bepaald aan een ‘Haarlemse’ zegsman.
Bij het doorlezen van het boekje wordt men getroffen door de sterke systematische indeling, waarbij men onwillekeurig herinnerd wordt aan het feit, dat v.d. Schuere tevens wiskundige was.
Merkwaardig is de spelling van de e en o. De Vooys meende (Verz. Opst. 280), dat het boekje in dit opzicht ‘met de Twe-spraack mee’ gaat, maar daarin vindt men geen spellingen als Schól (school), vél (veel) enz. Zwaan bespreekt deze in breder verband op blz. 74 en 77 en verwijst naar Caron, Klank en teken bij Erasmus en onze oudste grammatici, blz. 70 vv. Akoestisch, is de zaak nog niet tot in details opgehelderd, maar we staan hier wel voor het opmerkelijke feit van duidelijke fonologische verwantschap tussen de palatale en gutturale vocalen, wat op een gezonde consequentie in de systematiek wijst.
Van het verdienstelijke en minutieuze commentaar van Zwaan kan in deze korte bespreking moeilijk een overzicht worden gegeven. Men krijgt echter de overtuiging, dat de uitgave van bronnen als deze Nederduydsche Spellinge aan een voortreffelijke kenner zijn toevertrouwd, de welbekende schrijver van het verdienstelijke proefschrift ‘Uit de Geschiedenis der Nederlandsche Spraakkunst’. Deze geschiedenis is nog niet tot een eind gekomen en het wachten is op een volledige reeks der oude grammatica's. Soms komt de gedachte wel eens bij mij op, of men ter bespoediging van het uitgeven niet zo nu en dan ook eens zijn toevlucht kan nemen tot facsimile-uitgaven.
G. Kloeke.