De beklemtoning van academie
In Herverfransing (Amsterdam, 1957), 6 vlg., is opgemerkt dat ‘het Nederlands met de beklemtoning acadé mie tussen zijn germaanse zustertalen alleen (staat)’, en voorts ‘in het midden (ge)laten, of het woord door franse bemiddeling tot ons gekomen is’. ‘Anderzijds’, zo gaat het daar verder, ‘hoeft de accentuering op de franse wijze in het Duits en in het Scandinavisch nog niet dwingend te bewijzen dat het in die talen wèl via het Frans is overgenomen: de beklemtoning op de laatste syllabe kan immers steun vinden in het klassiek latijnse academia, volgens gri. ἀκαδήμεια.’
Later zag ik dat de beklemtoning academié in Nederland nog niet lang geleden een goede kans gemaakt heeft. In Na vijftig jaar (Haarlem, 1887), blz. 43, vertelt Hildebrand daarover het volgende:
Ook aan de Academiën is veel veranderd. Vooreerst haar getal. Dewijl men zoo lang geklaagd heeft dat men aan drie te veel had, zijn er nu vier. Ten andere, de naam. De officiëele naam is nu Universiteiten, en waar men nog van academie hoort spreken, moet men zich niet verwonderen, indien men door dezen en genen geleerde den klemtoon hoort leggen, waar men dien in Hildebrands tijd nergens, ook aan geen enkele academie vernam. Want men kent nu Grieksch, en gelijk men Homeros en Herakles wil voor Homerus en Hercules, zet men nu den mond naar ‘academi'a’, in plaats van ‘acade'mia’.
Er is geen reden om aan de juistheid van Hildebrands mededeling te twijfelen. Wel enige reden om te twijfelen aan zijn verklaring van de eindklemtoon uit griekse invloed: men zou ook aan franse kunnen denken. Maar grieks of frans, het in 1887 moderne of modieuze academié is een vlieger geweest die niet is opgegaan.
C.B.v.H.