| |
| |
| |
De Nieuwe Gids te Katwijk in de zomer van 1888.
I. Juli.
Het is uit Uyldert's ‘De jeugd van een dichter’, het eerste deel van zijn Verwey-biografie, bekend, dat Kloos en Verwey de vacantieweken van de zomer van '88 te Katwijk aan Zee doorbrachten, en dat dit verblijf de ontbinding bracht van hun vriendschapsverhouding, tengevolge van Verwey's verloving met Kitty van Vloten.
Dat er echter nog andere spanningen waren, die tot een breuk in De Nieuwe Gids moesten leiden, blijkt wel uit de correspondentie, die Verwey van Katwijk uit voerde met zijn broer, ook met Van Eeden en Karsen; en Kloos met hem en anderen.
De broer van Albert, Christoffel Verwey, was 16 Aug. '66 geboren. Na de dood van hun vader, toen Albert 13 en Chris 12 jaar oud was, werd de laatste door zijn voogden bestemd voor de meubelmakerij, die eigendom van zijn vader was geweest. Hun moeder hadden de kinderen nauwelijks gekend: alleen Albert, die bij haar overlijden 5 jaar was had nog enige herinneringen.
Toen Chris in Juni 1886 een bloedspuwing kreeg, was de angst van Albert voor zijn leven groot. Het gezin Verwey bestond toen uit: een stiefmoeder zonder eigen kinderen, Albert 21 jaar oud, Chris bijna 20, Margreet 18 en het halfzusje Anne van 14 jaar. De tuberculeuze aanleg was bij allen min of meer aanwezig, en behalve de ouders waren ook twee jonggeborenen, het eerste en het laatste kind, eraan ten offer gevallen.
In diezelfde zomer, en wel op 2 Juli 1886, promoveerde Frederik van Eeden op ‘Kunstmatige voeding bij tuberculose’. Voor zijn vrienden gold hij dus als de expert op dat gebied, en Albert had hem dan ook onmiddellijk om raad gevraagd. Veel eten was toen nog het alpha en omega van de bestrijding der gevreesde ziekte; vandaar dat dit advies, deze aansporing, in alle brieven van Albert aan Chris Verwey in de volgende jaren terugkomt.
Dat er tussen Verwey en Van Eeden van de eerste ontmoeting af een vriendschapsverhouding bestaan had, weten we uit Verwey's ‘Frederik van Eeden’ en de brieven van Van Eeden aan Verwey, gedeeltelijk in de ‘Mededelingen’ van het Van Eeden-Genootschap verschenen. In die jaren voor 1888 was Verwey voor zijn vrienden nog de Benjamin, de begaafde jongere, die wel af en toe terechtgewezen moest worden, maar naar wiens overtuigd en overtuigend spreken men in de redactie-vergaderingen toch luisterde.
Uit de tot de zomer van '88 beperkte brieven, hier gepubliceerd, blijkt wel, dat de spanning tussen Kloos en Verwey niet de enige was in de kring van de N. Gidsers. Die tussen Van Eeden en Kloos, tussen Van der Goes en Van Eeden zou binnenkort niet minder tot ontlading komen. Alleen waren de anderen minder sterk verbonden dan de twee, die samen het secretariaat van de N.G. waarnamen. Toen Verwey volgroeid was, als mens en als dichter, en zich verloofde met de zuster van Van Eeden's vrouw, moest de verhouding tot zijn mede-redacteuren wel veranderen.
Dat Chris Verwey de brieven van zijn broer bewaard heeft, is dubbel verheugend, daar dit met de andere correspondenten doorgaans niet het geval was. Het zijn huiselijke brieven, maar die toch ook veel inzicht geven in de werkzaamheid van en voor de Nieuwe Gids. Alle brieven, die direct in deze periode Juli-Aug. '88 vallen, zijn dan ook onverkort gegeven.
| |
| |
| |
Albert aan Chris Verwey
Bij H. Vooys Voorstraat Katwijk
(± 3 Juli '88)
Beste Chris, Wij zitten - zie hier boven. En het waait hard, - zie bijgaande juffrouw. Maar het is heel zonnig en als je loopt wordt je warm, vooral als je tegen den wind in loopt. Het eten was gister gewone-menschen-eten, maar heel goed en heel veel. Een stuck gebraden vleesch, groot genoeg voor man, vrouw en vier onnoozele kinderen; bloemkool, nieuwe aardappelen en sla. Alles ging er glad in. Het ontbijt vanmorgen bestond uit: een gekookt ei, brood zooveel we lustten, kaas, rookvleesch, thee en melk, een kan vol. Vrouw Vooys - heeft zeggenjuffrouw Vooys - heeft eigen kippen, die gemolken worden en eigen koeien die de eieren leggen. Als we straks, om 12 uur, een tweede editie van zoo'n ontbijt krijgen, zei Kloos, dan is Vandsoort wezenlijk een dorp van het heele goeie soort. Die woord- speling gaat niet op, want Vandsoort heet Zandvoort, en bovendien zijn we hier in Katwijk. Flauw, hè?
Denk je erom me dadelijk te schrijven, als de fotografieën gekomen zijn. Dan zal ik Karsen schrijven en die zal bij ons aan huis komen en voor de verzending zorgen. Kijk ook eens in mijn boekenkast, bij de Hollandsche literatuur, - ik denk onderste plank - naar de gedichten van Vosmaer, en stuur me die per postpakket. Ik ben hard aan 't werk en het is heel prettig na het ontbijt, na den eten, en 'avonds voor we naar bed gaan samen te zitten lezen en schrijven. Kloos is ook goed gehumeurd en is een verstokte zieke als hij nu niet gezond wordt. Hij moet om half acht op, want om 8 uur stuur ik de juffrouw in zijn kamer om 't ontbijt klaar te zetten. Zoo iets vroegs is hem nog nooit overkomen. De eerste vijf minuten, bij zijn eitje, kijkt bij dan ook nog net of hij de kip is, die het eitje gelegd heeft. Maar dat soort kippigheid zal gauwer beteren dan die andere, die hem verhindert Noordwijk te zien als hij met zijn neus tegen 't duin loopt waar het op staat.
Het moet wat minder waaien eer ik je hier vraag: je zou nu te moe worden. Ik ging gister om half elf naar bed na een wandeling, heelemaal op. Zeg Moe en Margreet en Anna goeien dag en omhels allemaal en ook jezelf vanwege je broer
Albert
| |
| |
In de zomer van 1887 waren de redactieleden van de Nieuwe Gids enige weken in Zandvoort gelogeerd geweest. Zie Uyldert I, blz. 220.
Over deze fotografieën zie verderop, en Uyldert I, blz. 221.
Verwey opende het Aug.nr. van de Nieuwe Gids van 88, II, blz. 325 met het sonnet ‘In memoriam Mr. C. Vosmaer’ (O.D. I, 77).
| |
Albert aan Chris Verwey
H. de Vooys Voorstraat Katwijk
(± 11 Juli 1888)
Beste Chris, Je brief en briefkaart heb ik ontvangen en eet veel. Ons leventje gaat nu rustig zijn gang, behalve als we baden zooals vanmiddag. Kloos heeft dan met zijn lange armen wel wat van een aangeschoten vogel, die klapwiekt, maar niet weg kan.
Paap en Boeken zijn hier ook gekomen en hebben ieder een kamer gehuurd bij dezelfde vrouw Vooys, die nu letterlijk glimt van pleizier en van de warmte van het eten koken. Paap is hier om een boek te schrijven over wettelijke verordeningen op de dronkenschap, waarvoor hij natuurlijk absoluut nuchter zijn moet, wat hier makkelijk kan, bij gebrek aan bereikbaren drank.
De briefkaartschrijver is A. Aletrino, Arts, Binnengasthuis, Amsterdam. De boeken, die hij vraagt zijn een boek van Flaubert, gebonden, groene rug. Dat heet Trois Contes; ook van Zola l'Assommoir en misschien nog een van Zola. Ze liggen denkelijk onderste plank middelste kast. Rep je niet ermee, maar kijk op je gemak.
Vertel Moe dat ik nog niets schoons noodig heb dan over een paar dagen een paar boorden manchetten en zakdoeken. (Ik heb nog eén schoon stel liggen.) Waschgoed heb ik niets dan de paar vuilgemaakte dito dito. Dat is niet de moeite waard om overte komen. Ook heeft Juffrouw Vooys de laatste al weggepakt en zie ik ze dus denkelijk schoon weerom morgen.
Vraag nu wat Moe 't best zou vinden: dat Moe mij er stuurt in een kartonnen doos met een vastgelakt touw erom, of dat ik ze koop in Leiden. Mij is 't eender, 't Is nu mooi weer. Kom je eens kijken? Als je maar even schrijft kun je komen. Dan haal ik je uit Leiden. Groet ieder hartelijk, Moe en de zusjes, en eet goed. Dag Albert
Vandaag staat de dokter hier vijftig jaar iedereen vlagt: de schepen ook.
Blijkens de rekeningen van H. Vooys aan de heren ‘Ver Wei en Kloos’ over 2 × 2 weken, van 2 t/m 30 Juli, in het Verwey-archief aanwezig, waarop het halen en brengen van vracht voor Paap op 7 en op 16 Juli vermeld staat, logeerde deze heer voor die termijn voor eigen rekening in de boerderij in de Voorstraat. Uit die nota's blijkt ook, dat een kruik bier 8 cent kostte, en er aan dat vocht in die maand f 5,40 besteed werd, doorgaans ter gelegenheid van de aanwezigheid van eetgasten. Zonder die laatste laafden de huurders Verwey en Kloos zich met Vi Se water (Vichy), dat hen heel wat duurder kwam te staan, nl. f 8,40 in de maand. De hoeveelheid wordt er echter niet bij vermeld, en het is best mogelijk, dat Kloos alleen het Vichywater gebruikte, volgens medisch voorschrift. De verblijfkosten bedroegen f 3, - per persoon per dag: voor gasten kostte de koffiemaaltijd f 0,75, de avondmaaltijd f 1,25. De heer Paap is sterk geweest in het ‘post beketten’ weg laten brengen, een post die achterna op de rekening van de permanente zomergasten is geboekt, maar niet in de papieren liep. Wat, naar verhouding van het overige, wèl duur schijnt, is het wassen en strijken, tenzij we moeten aannemen dat ook de heren Paap en Boeken hun overhemden voor rekening van de andere twee hebben laten wassen. Er zijn heel wat heren en dames op een maaltijd of te logeren geweest. Chris Verwey met zijn 2 dagen het langst. Het is jammer, dat de rekening over Augustus ontbreekt; daar de brieven, die Verwey aan Kloos schreef, ook niet door deze bewaard zijn, zouden we uit de kosten- opgave van de tweede maand veel aanwijzingen hebben kunnen putten.
| |
| |
| |
J. Eduard Karsen aan Albert Verwey, enz.
Amsterdam, 11 Juli 88.
Beste Albert, Kloos en Boeken. Beste Boeken Kloos en Albert. Beste Kloos, Verwey en Boeken, Beste onbekende Vierde: Die zoo lollig leeft daarbuiten, Zeg hoe maken jullie het? 't Zal zoo erg naar niet wezen. Maar hier thuis bij ons is 't stil. Nu enfin, wij zullen ons leed dragen als mannen en maar denken dat het voor jullie gezondheid is en dat we je misschien met kleurtjes op de lieve wangetjes terug zullen zien. Ik ben zooeven blij verrast door je brieyen en zal een zorgvuldige uitvoering geven aan die van Albert. In de stad zal ik zelf de bezorging op mij nemen maar voor buiten zal ik naar Voskuil gaan, die is beter op de hoogte van de verpakking. Zijn er zooveel kinderkopjes, dat ik er nog een van kan verkoopen? En beste B je hebt me natuurlijk een groot plezier gedaan met je brief. Maar ik weet niet recht hoe te handelen. De lijst om de teekening is niet mijn eigendom. Maar ik kan er wel een lijst om laten maken als 't moet, zoo niet dan gaan die kosten er af natuurlijk. En waar moet ik hem sturen. Ook moet ik de teekening eerst fixeeren. Je hebt wel begrepen dat ik niet weet wie je vierde man is, is 't Paap? Ik heb van jullie merkwaardige badkuur gehoord 't was fraai hoor! Wat een heerlijk tooneel om, om een hoekie bij te staan. Nu hou jelui maar goed, dan mag je nog een poosje weg blijven.
Gegroet van
J. Ed. Karsen.
Adres: Den WelEd. Heeren Albert Verwey Kloos Boeken
Adres: H. Vooijs Voorstraat Katwijk a/Zee.
| |
Albert aan Chris Verwey
Briefk. Postst. Katwijk 13 Juli 88
Ik zal aan den trein zijn. Breng je overjas meê, voor 's avonds. Niet vergeten, hoor! Breng ook meê Strausz: Leben Jesu. Dat staat in de middelste kast op de middelste plank. Dag allemaal.
Alb.
Breng ook mijn Bijbeltje mee. 't Staat op dezelfde plank.
| |
Willem Witsen aan Albert Verwey
Amsterdam 128 Nes 15 Juli '88
Albert, B gaat morgen om half zes weg. 'k wilde haar tot Leiden brengen en tot Dinsdag te Katwijk blijven. Er zal nog wel 'n kamer zijn in 't Rijnhotel. Natuurlijk heb 'k er niet aan gedacht dat Mevr. vVl. kwam vandaag en ben 'k je zeer verplicht dat je er mij aan herinnerd hebt.
Tot morgenavond, hoop 'k
tt
Willem
Van de B in dit briefje weet ik niet anders dan dat zij Blanche heette.
Mevr. Van Vloten zie: zie de laatste paragraaf van dit opstel in het volgende nummer.
| |
| |
| |
J. Eduard Karsen aan A.V. Voorstraat Katwijk a/Zee
Amsterdam 16 Juli 88
B.A. Ik ben bezig je fotographieën, voor Katwijk bestemd in te pakken. Van Voskuil heb ik gehoord hoe hij 't doen zou, en nu kan ik 't ook. Ik heb je gestuurd de allermooiste van de geretoucheerde, daar me dat waarschijnlijk goed voorkwan. Gemerkt heb ik ze met 1 en 2. Schrijf me s.v.p. eens spoedig of ik de pakjes naar W. in den Haag en naar Mej. E.F. te Utrecht frankeeren moet, gesteld natuurlijk dat de andere Photografieën er dan zijn. Je pakje gaat zoo met een weg.
gegroet
J. Ed. K.
Ps. daar ik niet in 't bezit was van de andere Maris en van Daubigny en je mij toch vroeg te zenden wat te K. moest zijn, heb ik de proeven er maar bij ingepakt, de Maris is heel mooi.
W. in Den Haag is Van Wisselingh, E.F. te Utrecht mej. Etha Fles, vriendin van de schilders.
| |
Albert aan Chris Verwey
Postst. Katwijk 17 Juli 88
B.C. Je sigaren heb (ik) in orde ontvangen en dank je zeer. Je zult wel al gemerkt hebben dat je je toiletzaken hier hebt gelaten. Ik stuur ze per postpakket. Gisteren nog eens doorgeregend, Ik was in 't dril nog wel. Groet allemaal en stuur de Pierson. 't Is een vergissing van Schröder: hij had dit hierheen moeten sturen.
Alb.
Houd me op de hoogte van verjaardagen etc. Ik baad vanochtend voor 12.
Gisteren Van Eeden gesproken in Noordwijk. Vanavond Redactie Verg. hier aan huis.
| |
J. Eduard Karsen aan Albert Verwey p/a Vooys, Katwijk a/Z
Amsterdam, 20 Juli '88
Beste Albert, 't lijkt wel of ze ons, daar bij R. en H. voor gek houden, of tenminste voor net zoo dom als ze zelf. Geloof me, de moeite voor jou is me niet te veel, maar ik maak me boos op die kerels. Den eenen dag hoor ik dat ze er zijn (de photo's natuurlijk) en als ik kijken ga vind ik photo's naar de Haan en een paar naar J. Maris die lijken op vensterruiten na een donderbui. Den anderen dag vind ik ze die er uitzien alsof er geen politie- verordening op het schoorsteenvegen bestond. Ik geloof te handelen zooals jij 't zou gedaan hebben, door zulke dingen niet te accepteeren. Eens ben ik er voor geweest naar 't Rustenburger pad en Wenckebach beloofde mij er voor te zorgen, maar toen ik ze nog eens zoo slecht terugkreeg, ben ik gegaan naar Hübner Himself. Die goede man is boos geworden, ofschoon ik zeer kalm bij de feiten bleef, hij zei dat we nu maar moesten wachten zoo- | |
| |
lang 't hem beliefde. Ik heb aan Wisselingh geschreven of hij ook vast de kinderkopjes en de Daubigny's wilde hebben. Je waart gisteren in de stad, wij(,) van Looy en ik hoorden dat bij juffrouw Clausen, waar L. zijne copie van de Nachtcactus bracht. Ze zei ons dat je om 10 u weer naar Katwijk vertrok, waarop wij naar de trein zijn gegaan, zonder je echter te vinden. Van morgen ben ik ook nog aan je huis geweest, of je daar ook waart. Doe me het genoegen en geef, als je in stad komt, me dat stukje over de Haan nog eens terug, ik moet het beteren. Ook heb ik er nog wat bij geschreven nadat ik die stinkende brochure van Zürcher gelezen had.
Zeg s v p aan Boeken dat ik verder niets gehoord heb van den Heer Thiele, over mijne teekening.
Groet de lui voor
je toegenegen:
J. Ed. Karsen.
Zaturdag ga ik naar de kamer van Veth op de Overtoom 71.
| |
Willem Witsen aan Albert Verwey
Ew. (Baarn) 21 Juli '88
Albert, Karsen schrijft me daar dat hij geschreven heeft over de brochure van Zurcher. Is 't daarnà voor mij nog de moeite waard 't te doen, of wordt 't overbodig. Schrijf me dit even als je wilt.
M'n groeten aan Willem
tt
Wim
Met De Haan is bedoeld de schilder Meyer de Haan, geb. 1852 te Amsterdam, en aldaar, 43 jaar oud, in '95 gestorven. Karsen's stuk over ‘Meyer de Haan's Uriel Acosta’ (en andere tentoongestelde werken van de H.) staat op blz. 435 dl. II, het Aug.nr. van de N.G. van '88. Karsen schreef het als I.N.Stemming en dateerde het op 1 Juli. Het naschrift over de ‘stinkende’ (naar eigenroem, of liever vriendjesroem stinkende) brochure van Zürcher is ondertekend I.N.S....., en 15 Juli. Ook het vervolg van Van Looy's Nachtcactus staat erin, onder het pseudonym A. Brouwer. Geen van de in de N.G. schrijvende schilders - en het waren er nog al wat! - deed dit aanvankelijk onder zijn eigen naam. ‘Stemming’ was een verzamelnaam, waaronder zich, met diverse betekenisvolle voorletters als I.N. en O.N.T., maar ook met J. en C.G.N, behalve Karsen, Jan Veth en Maurits van der Valk verborgen. Jan Veth was de voornaamste kunstkroniekschrijver van de N.G., eerst als ‘Samuel’ of S., toen als ‘Staphorst’, verder nog als C.G.N. Stemming; en dichtende als Henric van Gooyen. J. Stemming was Van der Valk.
Welke heer Thiele het is, die via Boeken belangstelling liet blijken voor een tekening van Karsen, heb ik niet nagezocht, te minder daar kopen er niet bij inbegrepen blijkt te zijn. Onder de latere obligatiehouders van de N.G., van na '89, (zie 's Gravesande blz. 28) bevindt zich een M.J. Tiele.
Dr. J. Zürcher (1851-1905) was aanvankelijk leraar, daarna kunstcriticus, tenslotte ook schilder.
| |
Frederik v. Eeden in zijn Dagboek (Dl. 2, blz. 141)
(Noordwijk) 23 Juli 1888
Ik ben aan zee. Ik heb nog altijd verdriet. Nog altijd die wolk. Het is hier weemoediger, mooier. Maar als ik zoo stil zit, is het alsof mijn hoofd wordt saamgedrukt.
| |
| |
Toch voel ik mij beter dan den ganschen winter, beter haast dan ooit na mijn huwelijk. Twee dingen ontbreken mij - het bezig zijn aan een mooi, goed werk, - onbezorgdheid over mijn toekomst. Ik ben nu angstig en verdrietig omdat ik weer weg moet van hier. Ik heb gehuild op weg toen ik de omnibus zag die terugging - het was als een wagen van 't abattoir, daar leek het ding op. Ik wil niet mee! - Niet mee!
Toen ik hier pas kwam, was ik zoo gevoelig, - ik kon niets lezen wat mooi was, zonder tranen. Ik voel dat ik hier geheel zou herstellen van mijn ziekte, als ik tijd had.
| |
Albert Verwey aan F.v.E. (te Noordwijk a/Zee)
bij H. Vooys Voorstraat Katwijk a'Zee 23 Juli '88
Beste Free, Ik heb je brief aan Goes gelezen. Ik vind het schrijven van dien brief een kapitale domheid, en ik wou je graag zeggen waarom ik dat vind.
Ik vind dat om twee redenen. Ten eerste: omdat wat erin staat, niet waar is. Ten tweede: omdat het al was het waar, niet zoó door je had moeten geschreven worden.
Wat er in staat is niet waar. Waár is dat Goes zich in de zaak Tak tegenover ons onverantwoordelijk gedragen heeft. Ook waar dat Goes meer dan die eéne maal getoond heeft niet volkomen van den ernst van sommige N.G. zaken doordrongen te zijn. Waar bovendien dat de oorzaken van die tekortkomingen in hoofdzaak zijn: zijn bemoeiingen met de politiek en zijn sensueele pleziertjes. En niet het minst waar is dit dat èn in zijn drijven van de politiek èn in zijn sociabele omgangen heel veel ijdelheid en jacht op goedkoop effect Goes parten speelt.
Maar niet waar is, dat Goes zijn politiek en maatschappelijk doen en laten eigenlijk dat van een sensueelen ijdeltuit wezen zou. Onwaar dat hij in onze redactie niets anders zijn zou dan bijna niets, om een ‘vervloekt gemeene vent’ in zijn privaat leven en een polichinel in de maatschappij te zijn: Dat is niet waar, en het te denken moet alleen in drift mogelijk zijn. Het te schrijven nooit.
Al bedacht je maar enkel - wat alle opmerkzame menschen weten - dat ijdelheid en het verlangen om iets moois te doen zusje en broertje zijn, dan zou je aan Goes niet kunnen denken zonder nategaan of wat we ijdelheid in hem noemen in het dagelijksch leven, niet soms, onder een anderen naam, maar innerlijk onveranderd hem mooie dingen heeft doen begaan.
Zoodra je daaraan denkt weet je ook dat het zoo is. Zijn schrijven over Huet: de ijdelheid van Goes is nooit zoo'n mooie hooghartigheid geworden als toen hij 't gepeupel krimpen deed voor de voeten van een man, dien hij veel vond. Zijn schrijven over Domela Nieuwenhuis: zijn zucht om de mooie figuur te slaan heeft hem toen een waardigheid en een overtuiging doen uiten, die ik mij niet schamen zou zoo te hebben gezegd.
Jij, die niet weet wat Goes voor zijn vrienden gedaan heeft, bent even oppervlakkig geweest in je spreken van zijn banale vriendelijkheid. Ook weet ik niet of een van ons, anders dan in drift of boosheid wel doet Goes onzedelijker te noemen dan zichzelf. -
| |
| |
Ik had gedacht dat je Goes de les zou lezen over zijn tekortkomingen tegenover ons. Toen hij hier met jouw brief kwam - Vrijdagavond - heb ik dat gedaan. Dat, maar niets meer. Ik heb hem gezegd, dat ik jouw brief, voor zoover er meer in stond, beschouwde als geschreven in een wel te begrijpen, maar niet te prijzen drift. Ik hoop dat dat waar is.
Meen je wat daarin staat over Goes - ik vind het niet pleizierig, maar sta erbuiten. Maar dan zul je me toch toegeven dat je dien brief niet zoó had moeten schrijven. Zoo is het een brief waar Goes niets anders op kan antwoorden dan: Meen je dat, dan begrijp ik dat mijn gezelschap je niet behagen zal. - Dat bevordert niet de goede afdoening van zaken in de Redactie. Dat verbetert Goes' handelwijze tegen ons nooit.
Schrijf mij of schrijf Goes - maar doe het met het overleg, dat niemand beter dan jij in onderhandelingen met menschen moet weten te ontwikkelen.
En geloof me, als altijd,
Je vriend Albert
| |
Frederik v. Eeden aan A.V.
Noordwijk a/Zee, 24 Juli '88
De vreemde, angstige toestand waarin ik hier ben, - een voortdurend tobben om mijn oude zelf terug te vinden, mijn rustig geluk, mijn grootheid van gedachte uit vroeger jaren voor ik ziek werd, - die ik bijna weer zie, bijna weer gevoel en die telkens weer wijkt voor de verschrikkelijke angst dat ik weer weg moet, terug naar mijn gevangenis - is nu overgeslagen tot volkomen moedeloosheid en bittere ontevredenheid met mijzelve. Er was weinig toe noodig en dat weinige is geweest de gedachte dat ik wat maken moest voor de aflevering en die correspondentie met Goes. In al wat ik geschreven heb komt het uit hoe ik ben. Wrevel voelde ik tegen Goes die zoo anders is dan ik, en zoo volstrekt niet tobt of meer wil doen dan hij doet. Hartelijkheid tegenover Tak die zijn werk laat varen omdat het hem te on- beduidend lijkt. En aan Meijer heb ik zeer hartelijk geschreven. - Of er overleg of tact in mijn schrijven was, wat kon mij dat schelen. Het liefste zou ik vragen dat jelui mij met vrede liet, en deedt alsof ik er niet was. Jelui zult toch niets aan mij hebben - want zooals het nu is ben ik tot niets goed.
Groet Kloos van mij en Kitty
Free
De Nieuwe Gids 1886, 1ste Jg., 5de afl., 1 Juni 1886, blz. 170:
‘Naar aanleiding van de regelen, waarin de heer F. van der Goes Huet herdacht (zie Weekblad De Amsterdammer van 9 Mei) en die wij hiervoor als ons “In Memoriam” wederom hebben afgedrukt, schonk Mevrouw Huet ons deze, de laatste bladzijden van haren man. Zij werden een paar uur voor zijn dood geschreven en hij had zich aan zijn schrijftafel gezet ten einde er aan voort te werken, toen de slag hem trof.
Wij brengen bij deze aan Mevrouw Huet en haren zoon voor hunne goedheid onzen hartelijken dank’.
Het fragment van Huet, evenals Goes In Memoriam in rouwrand geplaatst, is getiteld ‘De romantiek in Nederland’.
In mijn bezit zijn nr. 11 en nr. 16 van de 16 op holl. papier gedrukte exemplaren, ten behoeve van de familie's Huet en Van Deventer, J. Bosboom (er stond ook een In Memoriam Mevrouw Bosboom-Toussaint in), Mevrouw Jolles-Singels, G. van Gennep, en de vijf redacteuren. In nr. 11 staat gedrukt: Aangeboden aan den heer G. van Gennep; in nr. 16 evenzo: Eigendom van den Heer Albert Verwey. Het eerste is door Willem Kloos ondertekend, het andere door Albert Verwey. G. van Gennep was een broer van Mevrouw Van Vloten.
| |
| |
Het is waar, dat van der Goes aan de jaarg. 1887 weinig schijnt te hebben bijgedragen, en P.L. Tak, mede onder de naam Van der Klei, des temeer. Maar Goes, al heette hij politiek redacteur van de N.G., schreef in dat stadium weinig over politiek. Zijn bijdragen betreffen alle verschenen letterkundige handboeken - van Jonckbloet en Te Winkel - en de toneelspeelkunst.
Maar: Van der Goes schreef niet alleen onder zijn eigen naam in de N.G. Als Ph. Hack van Oudheusden publiceerde hij daarin tal van sociale artikelen, die ik niet alle noemen kan. Het zal wel zo zijn, dat hij voor het Aug.nr. een bijdrage had beloofd, en daarmee niet klaar was gekomen. Immers: in het eerste nr. van de nieuwe jaargang, het Oct.nr. van '88, heeft de heer Hack v. Outheusden een artikel van 22 blz. (‘Een zaak van eer’, blz. 1-22); dit stuk is ondertekend: ‘Am., September 1888’.
Ook over de verkiezing van Domela Nieuwenhuis schrijft Goes als Hack van Oudheusden in het artikel ‘Een ouderwetsch Professor’ (Buys) in het Aprilnr. van '88.
In een noot op blz. 327 van het Juninr. van de N.G. van '86 is sprake van ‘De Amsterdammer, Dagblad voor Nederland’, van 23 en 24 Mei 1886, no. 1228, Bijvoegsel. Ook Van Eeden spreekt in een brief aan Verwey van 9.4.'88 over een artikel van die laatste, geplaatst in De Amsterdammer, Dagblad. De Amsterdammer evenwel, waar de N.G.ers, vnl. voor de oprichting van hun eigen orgaan, door Doorenbos en De Koo geprotegeerd, aan meewerkten, was het weekblad. Dit is ietwat verwarrend. Het Weekblad was opgericht in 1877, het Dagblad in '82 of '83.
Als ‘Eén heer geslapen en onbete’ komt V.d. Goes op 20 Juli op Vooys' rekening voor. De brieven van Van Eeden aan Verwey zijn gedeeltelijk gepubliceerd in ‘Mededelingen’ van het Frederik van Eeden-Genootschap. XI, Juni 1948. Zonder de voorafgaande van Verwey evenwel is de inhoud van Van Eeden's brief van 24 Juli niet te begrijpen.
| |
Albert aan Chris Verwey
(Katwijk ± 24 Juli 1888)
Beste Chris, Het is schandelijk zoo lang als ik niets van me heb laten horen. Maar ik ben hier de laatste week aan het schrijven gegaan voor de aflevering - over Pierson, waar ik van houd, over dien akeligen Hugenholtz, waar ik zoo het land aan heb, en dat schrijven heeft me heelemaal ingepakt. Ik blijf nu maar doorschrijven deze week, en kom dan Zaterdag thuis. Met de medewerkers en Clausen heb ik het bovendien heel druk en doe alles per post en telegraaf af. Vandaag hadden we vergadering en het is bijna kwart voor twaalven nu ik me dit rustige oogenblik ten nutte maak.
Ga je Zaterdag naar den Helder? Ik ga ook gauw naar den Helder, in Groningen namelijk. Ik verlang erg eens een paar dagen thuis te zijn, maar na het reisje naar Groningen zie ik weer druk werk met Kloos tegemoet, aan de Literatuur-geschiedenis, die ik schrijven wou. Kloos is Moe heel dankbaar voor de teerzeep, waar hij zich elken dag een paar keer mee wascht en waarvan hij zeit dat ze hem heel goed doet. Ik heb ontdekt dat Kloos kleurenblind is, en rood en groen niet goed zien kan. Gek hè dat iemand dat pas ontdekt als hij naar de dertig loopt. Ik ben nu veel rustiger gestemd dan de vorige week toen ik in Amsterdam en Utrecht de meest onaangename gesprekken heb moeten houden met menschen, die niet recht wisten wat ze wilden. Toen ik, den dag dat ik thuis geweest ben, weer terugging naar Katwijk ben ik voortdurend verdwaald. Eerst ben ik, lezende van Leiden naar Oegstgeest gewandeld. Toen kwam me een stoomtram achterop, ik stapte in en reed een half uurtje mee, al lezende. Toen ik daarop dacht dat ik nu bijna thuis zou zijn, kwam de kondukteur en hoorde ik dat die stoomtram naar Haarlem ging. Toen ben ik uitgestapt, naar den Rijn gewandeld, en langs den Rijn gegaan, denkende, nu val ik eindelijk, net als de Rijn zelf, in zee. Maar jawel, al lezende, liep ik van den Rijn vandaan en merkte opeens dat ik heelemaal in 't koren stond en van den weg af was. Toen ben
| |
| |
ik weer teruggewandeld, naar den Rijn, den Rijn over, en 't eerste 't beste dorp in dat ik voor me zag. Dat dorp was Rijnsburg, nota bene, eén station verder dan Oegstgeest. Daar ben ik toen maar gaan zitten, heb op den eersten tram gewacht en kwam eindelijk inplaats van op de koffie, op den eten bij vader Kloos, die niet geweten had waar hij me zoeken zou.
Is er iets bizonders met de fotografieën, schrijf me dan. Kus Moe, Greet en Anne hartelijk van me, en je zelf van je liefhebbenden
broer.
Over Pierson schreef Verwey in diezelfde afl. van de 3de jaargang 1888, II, blz. 404-407 een bespreking van ‘Geestelijke Voorouders, Studiën over onze beschaving’ door A. Pierson. Deel I. Israël. Haarlem, H.D. Tjeenk Willink 1887. Over P.H. Hugenholtz Jr. ‘Zedelijke religie’, de blz. 391-396. Hierbij aan sluit een beschouwing over ‘Het menschelijk bedrijf ’ van Jan Luiken, en deze drie boekbeoordelingen zijn, met nog een over ‘De vooravond der Revolutie, Hist. schets door H.J. Schimmel’ herdrukt in ‘De oude strijd’ van 1905: blz. 308-344 als Religieuze Literatuurkritiek. Daarop volgt als ‘Joodsche Geschiedenis’ een bespreking van Renan's ‘Histoire du peuple d'Israël’, die in Sept. '88 gesch reven is en in het Oct.nr. van de Nieuwe Gids opgenomen.
Over dit reisje van Albert Verwey, met zijn halfzusje, naar haar familie in Groningen, die Helder heette, zie Uyldert I, blz. 222-225.
| |
J. Eduard Karsens aan A.V. (bij Vooys, Voorstr. Katwijkzee)
Telegram A'dam 5.40 nam. Katw. 5.49
27.7.88
Ik kom 9.38 Leiden
Eduard
| |
Willem Kloos aan Albert Verwey (te A'dam)
Katwijk-aan-Zee 30 Juli 1888
Beste Albert, Hierbij een stukje van Prins en een brief van Wim. Het stukje van Prins moet je maar zien of het plaatsbaar is. Lees het aandachtig s.v.p. en als je 't niet plaatsbaar vindt, stuur 't mij dan terug.
Verder heb ik niets te zeggen, als dat het hier twee dagen koud en nat is geweest, net zoo koud als in den beginne, en dat mijn gezelschap embêtant is, Ik kan niets uit dien jongen halen als bêtises en gedwongen aardigheden. En hij laat me geen oogenblik alleen, 't Is verschrikkelijk!
tt.
Willem
Verzacht s.v.p. de uitdrukkingen van Jelgersma: b.v. onwaarheid in onjuistheid, etc. dit is noodzakelijk.
Moet ik de juffrouw zeggen morgen, dat je komt eten?
Denk aan de sigaren! Fré zou zijn copie sturen.
Het stukje belletrie van Ary Prins ‘Een executie’ geheten, is niet meer in de Aug. afl. opgenomen. Het komt voor in de 4de jaargang, I, blz. 190-193.
Dr. D.G. Jelgersma: ‘De verhouding van in- en uitvoer in verband met de theorie van den vrijen handel’.
N.G. 1888 II, blz. 440-453. De door Kloos gewraakte woorden ‘waarheid en onwaar- | |
| |
heid’ vindt men in de 2de alinea. Verwey heeft ze blijkbaar niet veranderd, en met recht, want ze staan hier op hun plaats.
De bijdrage van Van Eeden aan het Aug.nr. bestond uit een bespreking van Pierson's ‘Israël’ en een andere van het ‘kostelijk’ boekje van den Amerikaan W.M. Hunt, ‘Talks on Art’. Vergelijken we Verwey's Piersonstudie met de beoordeling van Van Eeden, dan kunnen we zeggen: Verwey's verbeelding is door Pierson's boek aangedaan; Van Eeden geeft een even gunstig oordeel, met een charmante gelijkenis erin. Verwey's ‘religieuze- literatuur-kritiek’ is ondertekend: Alb. V. Katw. a/Z.; de boekbeoordelingen van Van Eeden alleen: F.v.E.
Het komt zeer vaak voor, dat meer dan eén redacteur onder de Boekbeoordelingen of anderszins in de N.G. over eénzelfde werk zijn mening zegt. Zo ook keren zich drie van hen tegen Dr. Swart Abrahamsz' Gidsartikel over de ziektegeschiedenis van Ed. Douwes Dekker. Deze stukken (op blz. 475-480) zijn ondertekend: L. van Deyssel, 25 Juli '88 en Alb. V., terwijl er een ‘Literaire Kroniek’ van Kloos over hetzelfde onderwerp aan voorafgaat. Deze Kroniek is de enige bijdrage van Kloos in het Aug.nr., en met 5 blz. over Marcellus Emants' Adolf van Gelre, de enige in een half jaar. De vierde redacteur, Van der Goes, liet dan nog een in Sept. '88 geschreven brochure verschijnen: ‘Dr. Swart Abrahamsz over Multatuli’.
Op de onbeschreven helft van Kloos's briefje staat in de hand van Verwey: ‘W. zond veel zwarte etsen; te zwaar, te groezelig, zooals prof. Thijm zegt. Zijn etsen doen dikwijls denken aan krijtteekeningen die in de olie zijn gevallen: een persoonlijke opvatting van het etsen in weeken grond; - 't is het werk van iemand met een luien geest, die niet dan met veel moeite zegt wat hij wil.’
Deze uitspraak over Witsen's etsen is niet van Verwey. Wat Verwey schreef en liet drukken, een jaar eerder, in het Aug.nr. van de N.G.; (herdrukt in ‘De oude strijd’, in de studie ‘Het album van de Nederlandsche etsclub’) was het volgende:
...‘Dit werk is het krachtige doen van een voortgestuwde inspanning, als van een knuist zwaar, met niets van de beminnelijke vriendelijkheid van Mauve, niets van Tholen's ruime achteloosheid. - Deze man is een artiest met massieve verbeeldingen, loodzwaar om uittespreken, maar die hem machtig inspireeren met een grooten wil, en een begeerte naar uiting, door den heerlijken opglans van hun rijke gloring.’
Van wie is het onwelwillend geformuleerde oordeel, dat in hoofdtrekken klopt met Verwey's kenschetsing, dan? Van Witsen zelf. Het is terug te vinden in het artikel ‘Tweede jaarlijksche tentoonstelling van de Nederlandsche etsclub’, afgedrukt op blz. 433 van het N.G.nr. van Aug. '88, ondertekend Verberchem (Verberg hem), Amsterdam, Juli '88. Deze verborgen zelfkritiek herinnert ons aan Van Eeden's Lieven Nijland-mystificatie van enige jaren later, met dit onderscheid, dat Kloos en Verwey de schuilnaam Verberchem zelf bedacht hebben, terwijl Van Eeden zijn maatregelen had genomen om een identificatie door Kloos van zijn persoon met de inzender Lieven Nijland uit te sluiten, en Kloos er op die manier als redacteur in te laten lopen. Bij Witsen was de grappige zelfironie, met een speldeprik naar prof. Thijm erin, vermoedelijk echt-gemeend, maar dat Verwey erdoor getroffen werd, bewijst wel het feit, dat hij de tirade uit de overigens nog al makke copy overpende.
Dat deze bijdrage van Witsen is, blijkt uit de volgende briefjes:
E. (wijkshoeve, Baarn), 25 Mei '88
Willem, Hierbij een stukje over Wisselingh; 'k was bang dat 't te lang werd, oòk om den tijd die er nog over is en m'n vele werk. Daarom docht me om 't in tweeën te doen, als dat kan; vraag aan Albert of hij de moeite wil nemen 't aandachtig te lezen - jij zou er nooit door kunnen komen - en mocht je 't willen plaatsen, zet er dan den naam maar onder van je bakker.
Als 't te slecht is zend me 't dan maar terug. Tot ziens
tt
je Willem
De door Kloos aan Verwey genoemde ‘brief van Wim’ luidt:
Ewijkshoeve 28 Juli '88
Albert, zou je me 'n groot plezier willen doen? In 't begin van m'n stuk noem ik Camille Pissarro niet onder de genoodigden der club. Hij moet staan achter Whistler(.) Dus: Whistler, Camille Pisarro, Rops, Bianchi etc.
| |
| |
Edgar Degas komt door 't wegvallen van Pissarro daàr, alleen te staan en dus wordt die zin: Edgar Degas, eén der meesters van het fransche impressionisme, etc.
Vandaag heb 'k 't laatste gedeelte van m'n stuk aan Clausen gezonden. Wil jij de moeite nemen de proef te corrigeeren?
Ik hoop je gauw eens te zien, groeten aan Willem.
tt
Wim
Schrijf me 's hoe je 't stuk vindt, als je 'n oogenblikje tijd hebt.
Deze beide bijdragen staan in de inhoud onder Verberchem.
De vraag blijft nu nog, waarom Witsen, die wel eens meer in de N.G. schreef, en dan onder de naam ‘W.J. van Westervoorde’ deze keer weer van een andere schuilnaam moest gebruik maken. Er waren voor hem geen maatschappelijke redenen aanwezig, zoals bij vele andere Nieuwe Gidsers. Het schrijven onder pseudonym lijkt in de eerste jaren van de N.G. een sport, maar is vaak door een stoffelijke noodzaak ingegeven. Goes had last van de heren op de Beurs, Gorter's moeder maande in brieven haar zoon toch niet in de N.G. te publiceren, daar hem dit bij zijn sollicitatie's zou kunnen schaden. Veth als jong portretschilder had ook met een publiek te rekenen.
In het Aug.nr. staan dan nog twee namen gemeld, die ik niet thuis kan brengen: Willem van Oevere(n), met de prozaschetsjes ‘Kindervreugd’ en ‘In de bewaarschool’, blz. 356-374 (Jan. 1888) en een bespr. van een ‘Gids voor de rechterlijke macht’ door ‘Lentulus’, waarachter ik Willem Paap vermoed.
Tenslotte is Van Deyssel de enige geweest, die zijn ‘nom de plume’ gehandhaafd heeft, een leven lang, en dat zal wel samenhangen met het feit, dat zijn vader ook een bekend schrijver was.
| |
Eduard Karsen aan Albert Verwey (in A'dam)
Katwijk 30 Juli 88
Beste Albert, Doe me toch vooral het plezier, van te letten op de drukproef. Den laatsten regel zou ik voor geen geld gedrukt willen zien, en heb hem daarom met een dikke streep doorgehaald, maar Kloos zegt, dat de drukker daarop niet let. Dat ik den laatsten regel van het eerste gedeelte bedoel, die luidt ‘De Haan sta op’ zul je wel zien. Ik zou het afschuwelijk vinden die regel er toch achter te vinden en de ongerustheid erover doet me schrijven. Wil je zoo goed zijn om ook te letten op 't verschil van den datum. Als je geen tijd hebt, om de photografiën te bezorgen, zeg het me dan, ik ben elk oogenblik bereid om je te komen helpen.
hartelijk gegroet
door je toegenegen
J. Ed. Karsen.
P.O. Kloos zegt dat hij morgen op je rekent.
Zoals te verwachten was, hebben Verwey en de drukker ervoor gezorgd de door Karsen doorgeschrapte zinsnede uit zijn stuk te laten wegvallen.
Of Verwey, tussen 31 Juli en 2 Aug. (de afreis met zijn zusje, van A'dam naar Groningen) nog in Katwijk terug is geweest, valt niet uit te maken, maar lijkt mij niet waarschijnlijk. Op 27 Juli rekende hij met Vooys hun verblijfkosten enz. af over de 14 dagen van 16-31 Juli. Karsen nam zijn plaats in.
Verzen werden aan het Aug.nr. bijgedragen door Hélène Swarth.
Het laatst gedateerd van de bijdragen aan dit nummer: 30 Juli '88, is die van P.L. Tak, onder ‘Nederlandsche Politiek’: ‘Indrukken van den dag’. Dat mocht dan ook wel ‘heet van de naald’ opgediend worden!
(Slot volgt).
Mea Nijland-Verwey.
|
|