Albert Verwey en Willem Levinus Penning.
G.H. 's-Gravesande (De gechiedenis van De Nieuwe Gids, Arnhem 1955, 318) en Maurits Uldeyrt (Dichterijke Strijdbaarheid / Uit het leven van Albert Verwey, A'dam 1955, 24) wekken de indruk als zou Verwey's Neuriing, verschenen in De Nieuwe Gids, jrg. VI (1891), I, 462 e.v. diens laatste bijdrage aan dit maandblad zijn geweest. Verwey heeft echter nog eenmaal, een halve mensenleeftijd later, aan het tijdshrift van Kloos meegewerkt. Hij deed dit met een ‘In memoriam Willem Levinus Penning’, te vinden in het aprilnummer van De Nieuwe Gids 1924 I, 397-400. Het stukje, dat gedagtekend is ‘Noordwijk aan Zee, 4 Maart '24’, bleeft ook onbekend aan Dr. M. Nijland-Verwey, want zij liet het onvermeld op blz. 232 van Albert Verwey / Keuze uit het proza van zijn hoogleraarstijd, Zwolle 1956.
Op 22 maart 1924 berichtte Willem Kloos, over deze onverwachte inzending van Verwey, aan Lodewijk van Deyssel: ‘Nu wil ik je nog iets meedelen wat je, als redacteur, eenigermate intersseeren kan. Verwey heeft mij persoonlijk een stujke gezonden over zijn overleden vriend Penning, met verzoek dat in de N.G. te plaatsen. Ik las het stukje en vond het heel goed, en het komt dus in onze a.s. Aprilaflevering. Merkwaardig, hè?’
Vaals.
Harry G.M. Prick.