De Nieuwe Taalgids. Jaargang 50
(1957)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdComparatisme op structurele grondslag.Onze medewerker Dr. B. van den Berg heeft een rede gehouden onder bovenstaande titel bij de opening van de lessen aan de School voor Taal- en Letterkunde te 's-Gravenhage op 21 september 1957. Van het Nederlands uitgaande, vergelijkt hij daarmee het Frans, het Duits en het Engels, eerst kort naar de bouw van het woord, daarna uitvoeriger naar de bouw van de woordgroep en van de zin (waarvan hij een eigen definitie geeft: ‘een zin is een woord of een complex van woorden die een boodschap behelzen’). Bij woordgroep en zin onderscheidt hij steeds kern en rest, en gaat na de plaatsingsmogelijkheden van beide, alsmede de onderlinge verhouding van de delen van die rest, daarbij onderscheid makend tussen het strikt grammaticale of het neutrale en het stilistisch-expressieve. Nu en dan verwijst hij voor nadere uitwerking van zijn opvattingen naar zijn Beknopte Nederlandse Spraakkunst, waarvan juist de tweede omgewerkte druk verschenen is. De inhoudrijke rede is verschenen bij Noordhoff, Groningen en Djakarta, 1957. Prijs f 1,25. C.B.v.H. | |
Een herdruk van Hemkes' ‘XL Gedichten’.Bij de Stichting De Beuk te Amsterdam verscheen - 75 jaar na de eerste uitgave in 1882 - een herdruk van Veertig Gedichten door F.L. Hemkes | |
[pagina 345]
| |
(1854-1887), van een inleiding en aantekeningen voorzien door Dr. P.J. Meertens (prijs f 4,50). Wij zijn dankbaar voor deze her-uitgave, die een vrijwel vergeten bundel opnieuw bereikbaar maakt. Terecht verwacht Meertens, dat ook de moderne lezer bij het lezen in Hemkes' bundeltje ‘met een blijde verrassing enkele van zijn gedichten zal herkennen als overtuigende bewijsstukken van een niet groot, maar onmiskenbaar zuiver en waarachtig dichterschap’, 't Geuzenvendel op den thuismarsch en Het kindeke van den dood hebben (hadden?) de meeste bekendheid verworven. Met Pierre van Valkenhoff (De gouden tak, pag. 178) beschouw ik echter het sonnet De schaduw van den dood als het mooiste en treffendste gedicht uit de hele bundel. Het moge hier verder voor zichzelf spreken:
De schaduw van den dood.
Wij zaten neêr in 't heidekruid; daar vloog
Een wolk vóór 't zonlicht en een zwarte stip
Streek langs het bosch, als waar 't een floers van krip,
De schaduw van een ziel, die henentoog;
Verschrikt schoot ginds een vogel wild omhoog
Van uit de lage kant, een schuwe snip,
Terwijl de donkre schim, als met een tip
Het heîveld scherend, snel zich voortbewoog; -
Maar hand in hand, toen met zijn schaduwkleed
De breede vorm nabijsloop, zaten wij,
Gedachtig aan het spook, dat hard en wreed
Vaak menschen scheidt, hoe groot hun liefde zij;
Daar vlood het schijnsel heen; het was als gleed
De schaduw van den Dood langs ons voorbij.
| |
Stuivelings tetralogie ‘Jacques Perks Leven en Werken’.In de loop van dit jaar zijn bij de N.V. De Arbeiderspers te Amsterdam de eerste twee delen verschenen van de tetralogie Jacques Perks Leven en Werken door Prof. Dr. G. Stuiveling (prijs per deel geb. f 9,75; stelprijs voor de vier delen f 30,-). Deel I brengt, onder de titel Het korte leven van Jacques Perk, een uitstekend geschreven biografie, maar zonder wetenschappelijke apparatuur; daarvoor wordt verwezen naar het (nog te verschijnen) deel Brieven en dokumenten. In Deel II vinden wij de Verzamelde gedichten van Perk, uitgegeven naar de handschriften; vooral de afdeling ‘Verzen voor een vriend’ (= Kloos) betekent hier een belangrijke en welkome aanvulling op wat ons tot dusver ter beschikking stond. - Voorlopig laat ik het bij deze korte aankondiging. Na verschijning van de delen Brieven en dokumenten en Proeven in dicht en ondicht hoop ik in een artikel uitvoerig op deze belangrijke tetralogie terug te komen. | |
Neerlandistische voordrachten op de Akademiedagen 1957.Bij de Noord-Hollandsche Uitgevers-Maatschappij te Amsterdam verscheen Deel X van de reeks Akademiedagen, bevattende het verslag en de voordrachten van de op 25 en 26 april 1957 te Breda gehouden Akademiedagen (123 blz.; 7 foto's; prijs f 6,-). Drie van de daarin opgenomen voordrachten hebben betrekking op de Nederlandse taal- en letterkunde. W.J.M.A. Asselbergs ontleedt het bekende lied van Valerius Merck toch hoe sterck, waarbij hij aantoont dat de drie strofen drie opeenvolgende stadia uit het beleg van Bergen op Zoom uitbeelden, resp. het aanrukken van de vijand op 18 juli 1622, het eigenlijke beleg van 18 juli tot 3 oktober, de aftocht van Spinola | |
[pagina 346]
| |
en de opmars van Maurits op 3 oktober. Anders dan in zijn proza-tekst volgde Valerius in zijn lied het verslag (Bergen op Zoom beleghert ende ontleghert) van de plaatselijke predikanten die het beleg hadden meegemaakt, en kreeg hij ‘zijn dichterlijke inspiratie uit de vaart, waarmee de drie predikanten het belegeringsverloop weergeven’. Vergelijking met een groot aantal contemporaine teksten brengt Asselbergs tot de conclusie, dat de stijlmiddelen van Valerius niet origineel waren en dat de dichter niet aarzelde ‘woorden, wendingen en spelingen opeen te dringen die reeds elders dienst hadden gedaan’. - Karel Meeuwesse bespreekt De dichter Pierre Kemp en zijn plaats in onze literatuur. Op indringende wijze stelt hij een aantal aspecten van Kemps werk aan de orde: de continuïteit van enkele motieven, de relatie van de dichter tot bepaalde kleuren, zijn vermogen tot identificatie, ‘het verlangen naar de muzikale transcriptie van zo'n onvergelijkelijk plastisch oeuvre’. Tenslotte komt hij tot de conclusie: ‘Er kan, geloof ik, weinig twijfel aan bestaan, of Kemp is een typische vertegenwoordiger van de generatie der post-symbolisten, door sommigen ook wel die van de neo-symbolisten genoemd. Dat wil dus zeggen, dat hij behoort tot die schrijvers en dichters die nog bij de symbolisten...in de leer gingen, maar tenslotte onder de druk van de werkelijkheid tot een persoonlijke mythe kwamen’. - De voordracht van P. Tummers over Tweetaligheid in Zuid-Limburg, die door ziekte van de spreker niet gehouden kon worden (zij werd door die van Meeuwesse vervangen), is eveneens opgenomen. In een interessant overzicht schetst Tummers de vijf stadia van meer-taligheid, die in de loop der geschiedenis op het grondgebied van het tegenwoordige Zuid-Limburg geconstateerd kunnen worden: ‘1. een Keltisch-Germaans-Latijnse drietaligheid ten tijde van de Romeinse overheersing; 2. een Romaans-Germaanse tweetaligheid van de Grote Volksverhuizing tot in de 9de eeuw; 3. een Frans-Limburgse, voornamelijk in de 18de en 19de eeuw; 4. een Duits-Limburgse, ook voornamelijk in de 18de en de 19de eeuw; 5. een Nederlands-Limburgse, voornamelijk in de 20ste eeuw’. | |
‘De invloed van Rousseaus ideeën in Holland (ca. 1760-1810)’.Onder bovenstaande titel gaf Dr. W. Gobbers in Wetenschappelijke Tijdingen XVII, nr. 7 (augustus-september 1957) een beknopt overzicht van de inhoud van het (ongedrukte) proefschrift over Rousseau in Nederland, waarop hij in het begin van dit jaar te Gent promoveerde. Zijn heldere samenvatting geeft allerlei interessante bijzonderheden, terwijl een groot aantal noten naar bronnen en literatuur verwijst. Gobbers' conclusie luidt: ‘Het is duidelijk dat Jean-Jacques Rousseaus werkelijke en blijvende invloed in het Nederland der eeuwwisseling miniem geweest is. Met uitzondering van de jakobijnse patriotten van na 1787 heeft hij zich uitsluitend tot enkele individuele gevallen beperkt. Voor zover de Hollanders behoefte hebben gevoeld nieuwe ideeën in het buitenland te putten, zijn ze hoofdzakelijk bij de Angelsaksische auteurs te rade gegaan, wier denkwereld gegroeid was uit een geestesgesteldheid en een protestantse traditie die met de hunne nauw verwant waren. Hun nuchtere dispositie en hun diep wortelend geloof hebben de Hollanders belet de man van Genève ten volle te waarderen en zijn leer te adopteren’. | |
Herdruk van Knuvelder's Handboek (Eerste Deel).Het doet ons genoegen, de verschijning te kunnen aankondigen van Deel I | |
[pagina 347]
| |
van de ‘tweede, herziene druk’ van Gerard Knuvelder's Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde (L.C.G. Malmberg, 's-Hertogenbosch 1957; 403 blz.; prijs bij intekening op de vier delen f 18,- per deel). Vooral onder studerenden werd en wordt met ongeduld op deze herdruk gewacht. - Bij de verschijning van de eerste druk van dit deel (in 1948) heeft C.G.N. de Vooys daaraan in ons tijdschrift (jrg. XLI, pag. 278-279) een waarderende bespreking gewijd, waarin hij o.m. opmerkte: ‘Hoewel [Knuvelder] kon steunen op het jongste werk van J. van Mierlo, Rombauts en Van Es, levert dit boek de bewijzen van zelfstandige studie en grote belezenheid, terwijl de onderhoudend en met smaak geschreven tekst het boek ook voor andere lezers dan Neerlandici aantrekkelijk maakt’. Getrouw aan onze traditie, onthouden wij ons bij deze herdruk van een nieuwe kritische beschouwing, om te volstaan met een korte vermelding van de daarin aangebrachte wijzigingen. Grotendeels betreffen deze de verwerking van kritische opmerkingen door verschillende beoordelaars, en (vooral) van de resultaten van het voortgezet onderzoek die sinds 1947-1948 in talloze publikaties ter beschikking gekomen zijn. Wat de kritische opmerkingen betreft, stellen wij met voldoening vast, dat aan die van De Vooys vrijwel zonder uitzondering is tegemoet gekomen. Ten aanzien van de nieuwe publikaties kunnen wij slechts bewondering hebben, zowel voor de wijze waarop Knuvelder getracht heeft zoveel mogelijk volledig te zijnGa naar voetnoot1), als voor de manier waarop hij de nieuwste opvattingen en hypothesen in zijn overzicht heeft geïntegreerd. De noten, die trouwens ook voor de oudere studies wel werden uitgebreid, hebben door deze ‘moderne’ aanvulling als wegwijzers voor verdere studie in belangrijke mate aan betekenis gewonnen. Aan het einde van het boek wordt nog een lijst gegeven van publikaties ‘waarvan in het deelzelf geen gebruik (meer) gemaakt kon worden’. Verder is de groepering van de stof hier en daar gewijzigd (en verbeterd); de belangrijkste verandering in dit opzicht is, dat Maerlant nu bij de periode van 1170-1275 wordt behandeld en niet meer bij die van 1275-1430. De inleidingen op de verschillende cultuurperioden werden in het algemeen enigszins uitgebreid, zodat op de voornaamste punten wat dieper kon worden ingegaan. Een welkome aanvulling is het ‘Register van titels’, dat thans op het ‘Register van schrijversnamen’ volgt. Door dit alles is het boek ietwat omvangrijker geworden dan bij de eerste druk, zodat het wenselijk bleek de behandeling van de Vioeg-RenaissanceGa naar voetnoot2) naar het tweede deel te verschuiven, waar zij trouwens beter op haar plaats is. - Wij wensen Knuvelder geluk met deze verbeterde en (tot najaar 1956) bijgewerkte herdruk van zijn eerste deel, en herhalen gaarne de slotzin waarmee De Vooys in 1948 zijn bespreking besloot: ‘Met belanstelling zien wij de volgende delen tegemoet’. Een woord van lof komt de uitgever toe, die zorg droeg voor een lettertype dat - vooral in de noten - veel prettiger leesbaar is dan dat van de eerste druk. W.A.P.S. |
|