De Nieuwe Taalgids. Jaargang 50
(1957)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdBestaat er een h/j- wisseling in het Nederlands?In een bladvulling van de N.Tg. 50, 140 [1957] aanvaardt Mak behegenen / bejegenen als een voorbeeld van wat hij noemt ‘h-j-wisseling’. Ik geloof dat hij hiermee, tot op zekere hoogte althans, gelijk heeft, in elk geval dichter is gekomen bij het begrijpen van twee plaatsen van beheghenen bij Everaert, t.w. een uit Maria Hoedeken 558 [1509], en een uit Hooghen Wynt 90 [1525], die hij in Ts. 71,191-192 [1953] ter sprake heeft gebracht. In 1953 schrijft Mak immers nog, na de ‘geforceerde’ gissing van Verdam te hebben afgewezen: ‘Het verband in de gegeven citaten, vooral in het laatste, dwingt ons echter tot een bet. “hinderen, schaden, benadelen”. Voorts zal behegenen etymologisch moeilijk anders begrepen kunnen worden dan als een afleiding van hegenen. Tenzij h voor j zou staan, zoals in behaghen (= bejaghen?) in Everaert's Maria Hoedeken 401 [1509] (aang. uitg. bl. 18): Zijn gissing dat behegenen eigenlijk zou staan voor bejegenen, heeft Mak in 1953 echter niet goed aangedurfd ‘om de grote zeldzaamheid’. Daarom wil hij het houvast met hegenen niet loslaten en daarbij denken ‘aan de oudste betekenis van dit werkwoord, t.w. “afpalen, afsluiten” (zie Mnl. W. i.v., W.N.T. i.v. Hegen), waaruit die van “belemmeren, hinderen” voor behegenen gemakkelijk schijnt voort te vloeien’. Maks verklaring van beheghenen als ‘belemmeren, hinderen’ is m.i. echter weinig minder ‘geforceerd’ dan de door hem, terecht, afgewezen interpretatie van Verdam. Men kan de beide plaatsen van beheghenen bij Everaert niet interpreteren, als men zich niet bewust is van de taalkundige achtergrond die achter deze vorm schuilt. Het mag dan juist zijn, dat men bij de tekstverklaring van het principe dient uit te gaan, dat de betekenis van een bepaald woord allereerst uit de context, uit het verband zelf moet worden opgemaakt, het verwaarlozen van de taalkundige adstructie der voorgestelde interpretatie kan tot merkwaardige ontsporingen leiden. Wil men de door Mak geciteerde plaatsen van beheghenen en behaghen begrijpen, dan dient men erop bedacht te zijn dat Vlaanderen en het grootste deel van Brabant het foneem h niet kennen. Vormen als behoef, behaghel en geheel kan men daarom in Vlaanderen in de middeleeuwen geschreven vinden als boefGa naar voetnoot1), baghel en geel; het laatste woord wordt er trouwens tot op heden toe niet anders uitgesproken. We hebben hier namelijk te maken met gevallen van | |||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||
elisie, van portamento-lezen, waarbij de h, die geen enkele taalkundige realiteit dekt, begrijpelijkerwijze verwaarloosd wordt. Gevallen als boef, baghel en geel laten zich dus gemakkelijk begrijpen indien men uitgaat van de spraak. Wanneer de mensen echter in toenemende mate gaan schrijven en lezen, dan gaat ook het schriftbeeld een woordje meespreken in de groei van de taal. Sinds de woorden behaghel ‘behaagziek’ of heegher ‘reiger’ in Vlaanderen niet meer leven, is het dan ook uitgesloten dat familienamen als Behaghel of De Heegher met elisie over de h heen zouden worden uitgesproken; men zegt nu [be.jaχɔ.]Ga naar voetnoot1), en de naam De Heegher spreekt men uit als [dəje.gər]. Men gaat hierbij uit van het spellingbeeld, waardoor elisie achterwege blijft; de letter h die men in het Vlaams nooit uitspreektGa naar voetnoot2) komt natuurlijk ook thans niet aan bod, met het gevolg dat de hiaat tussen beide vocalen door een glide wordt overbrugd. In een familienaam als De Heere daarentegen is een uitspraak met glide nauwelijks denkbaar, omdat hierin dadelijk het woord (h)eer(e) wordt herkend; de allegro-uitspraak met elisie d' Heere, zoals de Gentse Lucas in de 16de eeuw trouwens zijn naam schrijftGa naar voetnoot3), is hier de normale. Men vergelijke ook de Vlaamse familienamen d' Haese en d' Hondt. | |||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||
Wanneer men in modern Vlaams dialect, b.v. in dat van Geraardsbergen, woorden als geheim, gehoor en behagen als gejeimGa naar voetnoot1), gejoor en bejagen (met [ge.], [be.], resp. [gə], [bə]), anderszij ds echter geheel als geel, de hulp als delpe en gij hebt als get hoort uitsprekenGa naar voetnoot2), dan laat het verschil in behandeling van de hiaat zich m.i. verklaren uit het karakter van deze woordenGa naar voetnoot3). De uitspraak met glide is aanwezig in woorden waaraan invloed van de cultuurtaal (kerk en school) of van het spellingbeeld niet geheel vreemd is. Een woord als welbehagen, dat men uitsluitend uit godsdienstonderwijs en preek kent, kan in Vlaamse dialecten onmogelijk met elisie worden uitgesproken; normaal is welbejagen, terwijl welbeägen duidelijk op een hoger dialectniveau ligt. Wanneer aan geschreven vormen als geheim en behagen eenmaal een uitspraak gejeim en bejagen beantwoordt, dan bestaat de mogelijkheid dat men de j-klank tussen vocalen als h kan gaan schrijven, zowel dus de glide-j in behagen [bəja.gən] ‘behagen scheppen’ als de etymologische j in bejagen ‘jacht maken op’. Dat men dit laatste woord herhaaldelijk hypercorrect als behagen geschreven vindt, kan ons dan ook niet verbazen; behagen ‘behagen scheppen’ en bejagen ‘jacht maken op’ werden immers allebei als [bəja.gən] uitgesproken, waren m.a.w. naar de klank homoniemen. Geen wonder dat men van deze homonymie een neerslag aantreft in de spelling. Een. grafiekje moge het een en ander verduidelijken:
Het verband in de door Mak uit Everaert aangehaalde citaten van beheghenen ‘dwingt ons’ bovendien niet, althans niet in het eerste citaat, tot een bet. ‘Milderen, schaden, benadelen’. In Maria Hoedeken 558 [1509] betekent ‘My dyncke / my en mach / beheghenen niet’ m.i. ‘mij mag niets (kwaads) overkomen’ (zie W.N.T. i.v. Bejegenen, B). In Hooghen Wynt 90 [1525] zou ik ‘Ooc salt beheghenen de / ghuene die maetsen’ willen vertalen als ‘het (t.w. de verarming ten gevolge van de vele taveernen) zal ook de metselaars treffen’. (zie Mnl. W. i.v. Bejegenenen, 2). Van de door Mak gegeven omschrijvingen ‘hinderen, schaden, benadelen’ zijn de twee laatste weliswaar niet onjuist, doch ze laten het woord bejegenen taalkundig met tot zijn recht komen. De door J. Lindemans in N.G.N. 14, 16-25 [1954] geponeerde gelijkstelling hofhonger = hofjonger is in Vlaanderen en in het h-loze Brabant dus zeer goed mogelijk, t.w. via het tassenstadium de jonger, hypercorrect geschreven de honger, wat nog niet betekent dat hier sprake zou zijn van enige h-j-wisseling van taalkundige aard. Merkwaardig is intussen dat de Brabander Jan Lindemans, in wiens geboorteplaats Opwijk het foneem h toch wel eveneens onbekend zal zijn, | |||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||
zich geen raad heeft gewetenGa naar voetnoot1) met een wvl. schrijfwijze als Jolleyn voor Hollain die zich in verbinding te Hollain gemakkelijk laat begrijpen, of met een wvl. familienaam de Honghere, waar een hypercorrecte schrijfwijze i.p.v. en naast de Jonghere, in principe, niet uitgesloten is. Ik ben het echter met Lindemans eens, dat ‘een phonetische verklaring van dit taalkundig feit’ moeilijk te geven is, en wel om de eenvoudige reden dat we hier niet met een fonetische, maar met een fonologische en grafische kwestie te maken hebben. Het lijkt me dan ook uitgesloten, dat men in het woord honger- in plaatsnamen, overal het woord jonger ‘junior’ zou hebben te zien. Deze mogelijkheid acht ik - behalve in gevallen van migratie - niet aanwezig voor Nederlandse gebieden die de h als foneem kennen. De vraag: bestaat er een h-j-wisseling in het Nederlands? meen ik tenslotte als volgt te mogen beantwoorden: een klankwisseling h-j is nog niet aangetoond; wat men als zodanig heeft bestempeld is slechts, òf een zuiver grafische wisseling (behegenen ‘bejegenen’), òf een j-glide in de hiaat (te Jolleyn ‘te Hollain’) in h-loze gebieden. Mei, 1957. F. de Tollenaere. |
|