De Nieuwe Taalgids. Jaargang 50
(1957)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 270]
| |
Het boeck der geboorten Antichristi in Jan van der Noots theatre.In de prozacommentaar van Het Theatre, het felle anti-roomse geschrift van de man die later weer in de schoot van de moederkerk terugkeerde, heeft Jan van der Noot een merkwaardige geslachtslijst van de Antichrist opgenomen. Die lijst draagt de naam Het boeck der geboorten AntichristiGa naar voetnoot1) en is ‘een bijzonder vernuftig samengestelde parallel van de in Mattheüs 1:1-17 voorkomende lijst van Christus’Ga naar voetnoot2). Deze ‘genealogie’ van de Antichrist vond ik vrijwel letterlijk terug in de refreinbundel Veel schoone Christelijcke ende Schriftuerlicke Refereynen, ghemaeckt wten ouden ende nieuwen Testamente, die in 1580 of 1581 bij Aelbert Hendricxsz te Delft uitkwamGa naar voetnoot3). De uitgever vond de geslachtslijst blijkbaar bijzonder belangwekkend, want op het titelblad wordt er al melding van gemaakt: ‘Met noch een Genealogie oft afcoemst des woesten ende grouwelijcken Antechrist, eerst ende voor aen ghestelt’. De refreinbundel die een jaar of tien later, in 1592, bij Iasper Troyen te Dordrecht verscheen en die dezelfde titel meekreeg als de bovengenoemde verzameling, bevatte onder meer een herdruk van de Delftse bundel, en in deze Dordtse uitgaaf treffen we dientengevolge ook de geslachtslijst van de Antichrist aanGa naar voetnoot4). In beide bundels volgt de lijst direct na het titelblad. Of de verzamelaar van de Delftse bundel rechtstreeks op Van der Noot teruggaat, valt niet met zekerheid te zeggen. Het lijkt me niet onmogelijk, dat ook Van der Noot de lijst aan een oudere of jongere tijd- en geloofsgenoot heeft ontleend. Misschien is dit zelfs enigszins waarschijnlijk te maken. Toch valt - dit stel ik nadrukkelijk voorop - bij een vergelijking van de tekst van Van der Noot met die uit de refreinbundel van 1580-'81 allereerst de overeenkomst in het oog. Die overeenkomst strekt zich tot in de kleinste details uit, tot in de marginalia - verwijzingen naar bijbelteksten bij iedere schakel van de genealogie -, zelfs tot in de foutieve marginalia! Zo verwijst Van der Noot bij een van de schakels uit de geslachtsketen in de marge naar ‘2. Thess. 7.’, terwijl de tweede brief aan de Thessalonicenzen maar drie hoofdstukken telt. Prof. Smit veronderstelt daarom dat 2 Thess. 3:6-12 bedoeld is, ook omdat de Engelse versie van Het Theatre 2 Thess. 3 noemtGa naar voetnoot5). De refreinbundel nu geeft ook ‘2 Thess. 7’ op! Iets dergelijks zien we bij een andere plaats uit de geslachtslijst, waar Job 12 genoemd wordt zowel door Van der Noot als in de bundel, terwijl zeker Job 21 bedoeld isGa naar voetnoot6). Een zo sterke gelijkenis brengt ons toch wel allereerst tot de gedachte, dat de tekst in de Delftse bundel regelrecht afhankelijk is van die in Het Theatre. Daar staat echter het een en ander tegenover. Op twee plaatsen is de geslachtslijst in de Delftse bundel iets gaver dan bij Van der Noot. Een van de schakels in de genealogie luidt bij deze laatste: ‘Het dooden der heyligen heeft voort- | |
[pagina 271]
| |
gebracht verachtinghe Gods’Ga naar voetnoot1). In margine verwijst de dichter bij deze zin naar ‘Psal. 32.’. Al eerder heb ik erop gewezen, dat we hier waarschijnlijk met een drukfout te doen hebben, omdat noch psalm 32 (volgens de telling van de Vulgaat) noch psalm 33 (volgens de protestantse telling) aanleiding geeft om te spreken over de ‘verachtinghe Gods’Ga naar voetnoot2). Ik heb toen verondersteld dat we in plaats van ‘Psal. 32.’ moeten lezen ‘Psal. 52.’ (= psalm 53 volgens de protestantse telling), waardoor het mogelijk wordt te denken aan psalm 53:2: ‘De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God; zij verderven het en zij bedrijven gruwelijk onrecht; er is niemand die goed doet’. Als we nu constateren dat in de refreinbundel bij de geciteerde schakel naar psalm 13 verwezen wordt, zouden we geneigd zijn die veronderstelling van een drukfout van de hand te wijzen. Echter, met psalm 13 is ongetwijfeld psalm 14 volgens de protestantse telling bedoeld - in psalm 13 herinnert niets aan de ‘verachtinghe Gods’ -, en psalm 14:1 is volkomen gelijkluidend met psalm 53:2! Hoe dan ook, de tekst in de Delftse bundel is hier correcter dan de versie van Van der Noot. Natuurlijk kàn dit een spontane verbetering zijn van de verzamelaar van de refreinbundel - dat moet dan een uiterst nauwgezet werkend man geweest zijn! -, maar het is ook mogelijk dat de lijst niet van Van der Noot is, van een andere auteur dus, bij wie de refreinbundel in dit opzicht iets nauwkeuriger aansluit dan de Antwerpse dichter. Tenslotte is de lijst in de Delftse bundel iets vollediger dan die in Het Theatre. We zagen al, dat de geslachtslijst van de Antichrist een tegenhanger is van de geslachtslijst van Christus in het Evangelie van Mattheus. Welnu, in het opschrift van de lijst sluit de Delftse bundel iets nauwer aan bij de bijbeltekst. In Matth. 1:1 lezen we boven het geslachtsregister van Christus: ‘Het boek des geslachts van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham’. Van der Noot, die overigens de bijbeltekst tot in bijzonderheden navolgt, geeft voor de gecursiveerde woorden géén parallel; hij schrijft alleen: ‘Het boeck der geboorten Antichristi’. De bundel van 1580-'81 daarentegen geeft een volledige parallel: ‘Dat boeck der geboorten des woesten ende gruwelijcken Antichrist: Een Soone der duysternisse, een Soone des Duyuels’. Misschien staat de redactie van de refreinbundel ook op dit punt dichter bij het veronderstelde origineel dan de tekst van Van der Noot. Maar ik erken graag, dat er meer nodig is om hierover zekerheid te verkrijgen. Dordrecht. L. Strengholt. |
|