Een eerst! Ou! Een eerst! Ou!
Aldus ‘die cnape’ in Mariken van Nieumeghen 460 (ed. Beuken), nadat hij de bestelling heeft opgenomen, die ingeleid werd met Moenen's ‘Ia, en (versta een) eerst, heer weert’ (r. 454). Het enige overeenkomstige herbergtoneeltje in een rederijkersspel, waarin ook dat mysterieuze eerst voorkomt, is Lawet's eerste Spel van de Verlooren Zoone (ed. E.G.A. Galama r. 948 e.v.). Overdaet, de waard, spoort de Verloren Zoon aan wijn te drinken en wel van de beste, die er ooit gekelderd was. De Verloren Zoon laat zich verleiden en even later komt een ‘jonckwyf’ hem bedienen met een ‘Hout daer, den eersten wyn’ (r. 990). Gelukkig - voor ons - blijft het daar niet bij, want anders zou de betekenis van eerst toch nog niet volkomen duidelijk zijn. De kwaliteit is superieur, maar of dat door eerst wordt uitgedrukt, is niet zeker. Wij zijn hier echter getuige van de gehele eet- en drinkpartij, ‘buiten’ en ‘binnen’. En nu blijkt het drinkritueel mee te brengen, dat men na verschillende wijnen te hebben genoten, zodra men de hoogte heeft, nog ‘eenen laetsten wyn’ drinkt (r. 1063), die een - voor de herbergier bijzonder gunstige - eigenschap heeft, namelijk deze, dat men er niet mee op kan houden, of zoals de waardin het uitdrukt:
Naer dat men zadt // es / zoo drynckt men wel by podts,
Ende dat alle yodts (r.1060-1).
Ik meen, dat dit toneeltje het bewijs levert, dat Leendertz indertijd goed heeft gezien en dat eerst in Mariken van Nieumeghen inderdaad een rangtelwoord is. Maar tevens weten we nu zeker, dat de kwaliteit der ‘drinks’ van de eerste tot de laatste in het algemeen niet dezelfde bleef.
J.J. Mak.