De Nieuwe Taalgids. Jaargang 50
(1957)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdHij heeft luie Evert op de rug.De gedachtenwisseling over deze zegswijze staat al bijna tien jaar stil, ofschoon de laatste debater met een vraagteken was geëindigd. Ik zou het gesprek graag weer op gang brengen. Ik geef daartoe eerst een beknopte samenvatting van de bereikte resultaten en laat die dan volgen door een paar suggesties van mijzelf. Verdenius, die het onderwerp aan de orde heeft gesteld, kende de zegswijze uit Friesland, Groningen en TwenteGa naar voetnoot1), maar verklaren kon hij ze niet. Nòch met Evert, waarin hij geneigd was een vervorming te zien van ezel of evel, nòch met ‘op de rug hebben’ wist hij raad. De tweede spreker, D.v. UnnikGa naar voetnoot2) hield vast aan Evert als eigennaam, voornamelijk op grond van de Engelse parallel ‘he has lazy Laurence on his back’. Hij legde voorts een ‘hypothetisch’ verband tussen Evert en ever, teneinde in de spreekwoordelijke luiheid van het varken een verklaring te vinden voor dezelfde eigenschap van Evert. Het ‘op de rug hebben’ tenslotte zou opheldering kunnen vinden in sagen over verdwaalde mensen, die in donkere bossen worden besprongen door boskatten, lynxen, beren en evers. In die ‘bespringende’ dieren zag de derde debater, Mej. A.R. HolGa naar voetnoot3) gestalten, waarin de duivel zich vertoont. Maar, vraagt zij, hoe is dan het adjectief ‘lui’ te verklaren? Ik wil mij aan een antwoord wagen en knoop daarvoor aan bij Van Unnik. M.i. kunnen we ter verklaring van ‘op de rug hebben’ de sagen van bespringende katten, enz. buiten beschouwing laten. ‘Op de rug hebben’ betekent ‘bereden worden’, d.i. gekweld worden. Vraagt men, wie ‘berijden’, dan is er maar één antwoord: demonenGa naar voetnoot4). Evert moet een demon zijn. De duivel misschien? Best mogelijk. In tal van middeleeuwse spelen klimt de duivel op Judas' rug, ‘berijdt’ hij hemGa naar voetnoot5). | |
[pagina 168]
| |
Dat het ‘bereden worden’ door de Boze ook ‘lui zijn’ kan betekenen, lijkt niet zo vreemd, als men denkt aan de associatie van de duivel met ledigheid. Die betekenis wordt trouwens bevestigd door de Betuwse variant van onze zegswijze, die Mej. Hol meedeelt: ‘Bernt op de rug hebben’, waarin Bernt, naar het schijnt, een taboe-naam is van de duivel. Ook het varken als zinnebeeld van luiheid kan deze betekenis hebben gesteund. Want de varkensgedaante is een bekende middeleeuwse duivelvoorstellingGa naar voetnoot1). Men kan voor de oorsprong van deze voorstelling denken aan het ‘everzwijn uit het woud’ van Psalm 80 (79): 14, maar evengoed of nog eerder aan de evergedaante van Freyr, een der vruchtbaarheidsgoden of -demonen, die in de Kersttijd hun ommegang houden onder de mensen en hen dwingen het werk te stakenGa naar voetnoot2). Gedwongen worden niet te werken kan in gesaeculariseerde zin begrepen zijn als ‘gekweld, aangevochten worden door luiheid’. De gelijkstelling van Evert in onze zegswijze met ever (= Freyr) dringt zich dan wel sterk op. Een bijzonder krachtige steun zou die gelijkstelling nog krijgen, indien mocht blijken, dat de naam ever voor varken of zwijn in de volkstaal beperkt is gebleven tot dezelfde streken, waarin de zegswijze ‘hij heeft luie Evert op de rug’ is aangetroffen, d.w.z. de SaksischeGa naar voetnoot3). J.J. Mak. |
|