Hofhonger
In het laatste (14de) deel van de Nomina Geographica Neerlandica houdt Jan Lindemans een pleidooi voor gelijkstelling van hofhonger en hofjonger. Het betoog zou aan kracht hebben gewonnen, indien hij kennis had genomen van de voorbeelden van h-j-wisseling, die ik gaf in Tijdschr. v. Ned. Taal- en Lett. 71, blz. 192, t.w. in behegenen-bejegenen; (bij Everaert, uitg. Muller en Scharpé, blz. 23 en 91) en in behagen-bejagen; bij de daarvan t.a.p. gegeven voorbeelden (Everaert blz. 18 en Antw. Spelen Hh i) kunnen nog gevoegd worden De Roovere, mijn uitg., blz. 332:
Godt sprack / leeft soe datmen mach mercken
Duecht ende goedt exempel behaghen,
wellicht oog Sacr. v.d. Nyeuwervaert 323:
Roof, moort, brant sal behaeght sijn,
en Der mann, en vrouw. heim. 1060, aang. in MNW i.v. Behagen, Bedr.:
Om de nature van wiven om te behagen haer hitte met, so heeft
J.J. Mak.