De Nieuwe Taalgids. Jaargang 50
(1957)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De toenaam Stalpaert.In NTG. 49, p. 337-8 heeft Prof. Dr. L.C. Michels enkele gegevens meegedeeld over de soortnaam Stalpaard ‘paard dat op stal staat; kostbaar rijof trekpaard (Z.-Afrika); postpaard’. Daarbij heeft Schr. ook de familienaam Stalpa(e)rt met 16e en 17e eeuwse voorbeelden betrokken en een paar gissingen over het ontstaan vooropgezet, zoals ‘luxepaardje’, uit gevelsteen of wapenteken. De uiteenzetting dient hier niet volledig herhaald. Dat de toenaam reeds in het Middelnederlands bekend was, menen we te kunnen aantonen door het hiernavolgend naamkundig materiaal, dat echter wel niet uitputtend zal zijn:
Voorbeelden uit de 16e eeuw en later zijn nog de volgende:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138 ]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Tenslotte vermeldt De Flou, l.c. een paar voorbeelden van Stalpaert, voorafgegaan van een lidwoord:
Deze drie jongere toponiemen met het lidwoord kunnen we moeilijk verklaren uit het Mnl. stalpen (zie verder), daar de betekenis van dit werkwoord voor een toponiem geen goede zin geeft. We denken eer opnieuw aan de familienaam Stalpaert. Er komen ontelbare toponiemen op -aard voor, voorzien van het lidwoord, zoals den Blankaard, den Babbaard, den Heiaard, den Kaakaard enz., die overwegend afgeleid zijn van een soortnaam of een werkwoordstamGa naar voetnoot2). Toen men de zin van deze toponiemen niet meer begreep, kan men Stalpaert opgevat hebben als één uit deze groep en heeft men er dan ook een lidwoord voorgeplaatst. De familienaam is in Vlaanderen nog bekend. Stalpaert als moderne familienaam komt voor te Brugge en te Aalst. In het pas verschenen boek van O. Jodogne, Répertoire Belge des noms de famille, Tome I: Arrondissement de Nivelles, Leuven 1956, p. 215 wordt de familienaam Stalpaert vijfmaal de Nijvel, eenmaal te Tubize, eenmaal te Ohain en eenmaal te Limelette vermeld. Alle personen zijn hoogst waarschijnlijk Vlaamse inwijkelingen. De persoonsnaam Stalpa(e)rt, die in Noord-Nederland, naar mij tot nu toe bekend is, sedert de 16e eeuw voorkomt, is in het Noorden misschien van Vlaamse oorsprong. Onder de 5 personen met de naam Stalpaert, die in het Nederlands Biografisch Woordenboek van Van der Aa voorkomen, is de bouwmeester Daniël Stalpaert (geb. 1615 te Amsterdam) een zoon van Pieter Stalpaert uit Brussel. Over genealogische gegevens over de familie Stalpart vander Wiel(en) beschik ik spijtig genoeg niet. Dat de dichter Joannes Stalpaert van der Wielen aan verband met paard dacht, zou kunnen blijken uit de verhumaniseerde vorm Janus Philippus della Rota, alhoewel dit evengoed speelse interpretatie kan zijn. Wanneer we onze Middeleeuwse voorbeelden van de toenaam (vóór 1500) nader bekijken, zien we steeds de tweede lettergreep als -part, -paert enz. met a-vocalisme verschijnen. In het Middelnederlands luidt de diernaam pert, peert met daarnaast reeds sedert de 13e eeuw, vormen met a. Deze laatste vertonen het bekende ver- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||
schijnsel van de rekking van a of e voor r + konsonantGa naar voetnoot1). Op zijn minst zouden we in onze voorbeelden vormen met -pert verwachten. Bij uitbreiding van het materiaal zullen deze misschien nog opduiken. Naast de toenaam Stalpa(e)rt, kennen we ook de toenamen Stolpaert en Stulpaert:
De namen Stolpart en Stulpart hebben natuurlijk niets met -part te maken, het zijn afleidingen op -art bij de werkwoorden Mnl. stolpen ‘bedekken met een stolpe; omkeren, 't onderst boven keren; zich 't onderst boven keren, d.i. vallen enz.’ ofwel Mnl. stolpen = stelpen ‘doen stilstaan, iets stuiten; doen ophouden, een einde aan iets maken, waarvan anderen de nadeelige gevolgen ondervinden; tot zwijgen brengen, tot bedaren brengen’. Stulpen is voor beide ww. een wisselvorm, vgl. o.a. boc/buc, bos/bus in het Mnl.Ga naar voetnoot4). Deze betekenissen leenden zich goed tot het geven van bijnamen. De verschillende Mnl. en Nnl. woorden stelpen, stolpen, stulpen en hun betekenissen worden door de etymologische woordenboeken herleid tot de Indoeuropese stam stelb- (Franck-Van Wijk 663, Van Haeringen p. 161; Kluge 769 s.v. stolpern; Walde-Pokorny II 646), doch de verhouding tussen de verschillende vormen is ver van duidelijk. Stalpart kunnen we eveneens als een afleiding op -art beschouwen bij een werkwoord, nl. Mnl. stalpen ‘met de voeten stampen, klotsen; hoorbaar lopen, deftig stappen’ (MnlW VII 1923 en WNT XV 563). De bewijsplaatsen in het Middelnederlands woordenboek zijn weliswaar niet talrijk. We lezen aldaar: 1) ‘(ic sal) grote woorden spreken, stalpen ende wagebaerden mede, maer in vechts niet’, Belg. Mus. 1, 29 (98 Velth. I 29, 86) (Brabants, hs. geschreven ca. 1470); 2) ‘Ghi (Hoovaardij) ne durt blasen, scalpen (lees stalpen), no buffen’, Praet 3204 (Vlaams, hs. ca. 1450); 3) ‘... ende si stalpen hardeliken weder ...’ (lat. recalcitrare), Barth. 90b (Noordhollands; ao 1485). Tenslotte komt het ww. nog voor bij Kiliaen (uitgave V. Hasselt) p. 625 stalpen met de voet, pede quatere, ungula ferire. Verdam vermeldt tevens het Mnl. synoniem stolken (MW VII 2195-6), dezelfde vorming als het Eng. ww. to stalk ‘to walk softly, cautiously or stealthily (vanaf c. 1000); to go stealthily to, towards (an animal) for the purpose of killing or capturing it (vanaf ante 1400); ...; intr. to walk with stiff, high measured steps, like a long-legged bird (vanaf 1530)’ (NED X 784). Voor de afwisseling tussen p en k bij afleidingen van werkwoorden bij eenzelfde stam vinden we materiaal in Ts. 10 | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||
(1891) p. 22-3 (J.W. Muller), Ts. 14 (1895) p. 12-13 (J. Verdam) en Ts. 16 (1897) p. 193 (J. Verdam). Het Mittelhochdeutsches Wörterbuch van Lexer vermeldt II 1131: stalpen, ‘stampfen, mit den fûƷen eƷ (ros) stalpt und slûg, Malagis 112a; vgl. Nhd. stolpern’. Prof. Dr. L.C. Michels deelde ons een O.Nd.Brab. vorm stölpert mee met de betekenis slecht lopend paard. Hier willen we herinneren aan het boven vermeld voorbeeld uit Hasselt, waarin de naam van dezelfde persoon eenmaal Stalpaert en eenmaal Stulpaert luidt. Het is ons onmogelijk de excerpten op het origineel te kontroleren, wat we graag hadden gewild. Indien de gelijkstelling stalpaert/stulpaert juist is, dan kan men zich afvragen of de namen Stulpart en Stolpart niet dezelfde betekenis als Stalpaert hebben. Stalpen is een werkwoord dat een beweging uitdrukt, gepaard met een zeker geluid. Het heeft a.h.w. onomatopoëtisch karakter. Zulke werkwoorden en ook de frekwentatieven krijgen gemakkelijk wisselvormen, vgl. Ndl. stampen en stompen; Ndl. hunkeren en Vla. hankeren; Ndl. struikelen en Vla. stronkelen, stronkelsteen. Indien we Stalpa(e)rt verklaren als een afleiding met het suffix -art, dat meestal ongunstige betekenis heeft, van het ww. stalpen, dan begrijpen we uitstekend hoe zulke toenaam ontstaan is, bijv. naar de hortende, opvallende wijze van lopen van de eerste naamdrager. Dat men in jonger tijd en vooral sedert het voorkomen van stalpaard als soortnaam ook is gaan denken aan dit woord bij de schrijfwijze van de toenaam, ligt voor de hand. Vervolgens behoort het tot de mogelijkheden dat uit de soortnaam een jongere toenaam is ontstaan. Toenamen waarin de diernaam voorkomt, vinden we bij voorbeeld in Perdekins (gen.), RA Gent, fo. St.-Pieters, I 125, f. 72ro 15, ao 1281 (Gent) en Wouter colpart, Riquart colpart, RA Gent fo. St.-Pieters, I 10 f. 5ro, midden 13e eeuw (Dudzele)Ga naar voetnoot1).
Sint-Amandsberg (België). Lic. R. Haeserijn aspirant N.F.W.O. |
|