Letterlijk.
Indien er één woord is, zo kan iemand denken, dat vrij dient te blijven van oneigenlijke toepassing, dan zou het wel letterlijk moeten zijn. En toch leert ons het Woordenboek, na de letterlijke betekenis te hebben omschreven en met voorbeelden toegelicht, ons rekenschap te geven van de functie als bijwoord van graad, thans altijd min of meer oneigenlijk, met de betekenissen ‘geheel en al, volstrekt, ten eenenmale, kompleet, bepaald’. In de citaten ziet men mensen zich letterlijk verdringen om een begaafde predikant te horen, iemand letterlijk hangen aan de lippen van een kind, de zon voorbijgangers letterlijk tot wanhoop brengen, een blad letterlijk begraven worden onder de pamfletten en weekbladen der tegenpartij. We zien er letterlijk gehengeld worden naar een man, en ook ten slotte letterlijk niets doen. Dit alles geschiedt bij achtbare auteurs, een omstandigheid die niet blind behoeft te maken voor het hachelijke van dit oneigenlijk gebruik, en vrijheid laat het letterlijk hangen aan de lippen van een kind te rekenen tot de ontsporingen die bij Conscience verre van zeldzaam zijn.
Te prijzen daartegenover is het onderscheidend oordeel van de rectormagnificus die in zijn overdrachtsrede verklaarde dat academici broodnodig zijn ‘in de haast letterlijke zin van dit woord’. Maar wat moeten wij zeggen wanneer te lezen staat dat de jonge Pablo Casals na het horen van een zekere spaanse cellist zozeer onder de indruk was, dat hij onmiddellijk besloot in diens voetsporen te treden en dit dan ook deed ‘in de letterlijke zin van het woord’? Elders treffen wij een ‘letterlijke’ aanhaling uit ‘de duitse pers’, en wij willen wel geloven dat het citaat getrouw hoewel natuurlijk niet ‘letterlijk’ is meegedeeld, niet echter dat de duitse pers in haar geheel aldus geschreven heeft. Beter, veel beter is dan weer de uitspraak, dat vele leden van Banning Cocqs korporaalschap zich in letterlijke zin achtergesteld voelden, ofschoon ook hier nog moet worden gezegd dat de overdrachtelijke achterstelling het eigenlijke was waardoor de betrokkenen pijnlijk getroffen waren.
Een gecompliceerd geval is dat van de man wiens stem wordt gezegd te zijn geweest in de meest(!) letterlijke zin die van een roepende in de woestijn. Niet alleen immers dat ook hier met de letterlijkheid vrijmoedig wordt omgegaan, maar het betreft bovendien een bijbelwoord waarvan de spreekwoordelijke toepassing regelrecht in tegenspraak is met de oorspronkelijke zin. Buiten het verband in het evangelieverhaal kennen wij de uitdrukking alleen in de betekenis van een vergeefse bemoeiing, maar het optreden van de roepende in de woestijn, van de heraut die, om de reis van een vorst mogelijk te maken, de aanzegging moest doen ‘de weg des heren recht te maken’, dit optreden was alles eerder dan vergeefs, men kon erop rekenen dat de order werd uitgevoerd. Aldus dan, om een woord te herhalen door Fromentin in een geheel andere samenhang gesproken, bevat de wending in haar nu algemeen geldende interpretatie ‘beaucoup de contresens en peu de mots’. Voor een zo bijbelvast volk als het nederlandse mag de gang van zaken nogal opmerkelijk heten. Hij levert een waardige tegenhanger bij Barbertje, die nog steeds en onherroepelijk ‘hangen’ moet, ofschoon zij (zij inderdaad!) de misdaad niet bedreven maar ondergaan had, en achteraf bekeken dát niet eens.
Wij moeten ons erop voorbereid houden dat telkens weer bepaalde personen letterlijk door de grond zullen zinken van verbazing, en letterlijk met stomheid zullen geslagen zijn.
Nijmegen, nov. 1956.
L.C. Michels.