De Nieuwe Taalgids. Jaargang 50
(1957)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Een voornaamwoordelijk misverstand?In zijn Voornaamwoordelijke misstappen en misverstandenGa naar voetnoot1) citeert Dr. C.F.P. Stutterheim Jacob van Maerlant's Sinte Franciscus Leven vs. 55 e.v.: God, die niet ne wille verliesen,
Die ons sach ende siet dus riesen,
Die sendde ons tesen letsten tiden
Sinen vrient met roden ziden,
Die sine wonden brochte voort,
Om dat hi tvolc, dat leigt versmoort
In svleeschs weilde, in ertscen goede,
In favelen, in overmoede,
Uten sonden wecken soudeGa naar voetnoot2),
en betuigt hij, naar het schijnt, t.a.v. vs. 59: Die sine wonden brochte voort,
zijn instemming met de annotatie van P. Maximilianus O.F.M. Cap.Ga naar voetnoot3) met de woorden: ‘het relativum doelt op God, het possessivum op Franciscus’. Naar mijn besef is het precies omgekeerd: het relativum doelt op Franciscus, het possessivum op God (= Christus). Ik wil enkele argumenten noemen, die mij deze plaats zo doen verstaan. 1. Het werkwoord vortbringen in de zin van ‘veroorzaken’ (zie noot 3) wordt met betrekking tot een zaak in het middelnederlands nauwelijks - en bij Van Maerlant nimmer - aangetroffen. Daarentegen gebruikt deze dichter het werkwoord elders herhaaldelijk in de betekenis ‘voor de dag brengen, vertonen’. 2. De voorstelling, dat God Franciscus' wondetekenen bewerkte - overigens natuurlijk iets vanzelfsprekends - komt mij, denkende aan de geest van de 13de-eeuwse schrijvers, vreemd voor. Ik herinner me nooit anders gelezen te hebben, dan dat Franciscus na het bekende visioen ontstoken in brandende liefde voor de Gekruiste en als gevolg daarvan - althans in de innigste samenhang daarmee - de wondtekenen vertoonde, vg. Maerlant zelf in Sinte Franciscus Leven vs. 6997 e.v.: Dat visioen voer wech te hant
Ende liet hem enen so groten brant,
Die hem int herte es gebleven,
Ende in sijn vleesch es hem gescreven
Daer of . i . tekin al besonder,
Dies noch de werelt heift wonder.
Want recht alte hant te waren
Begonsten hem daer openbaren
Tekene van naglen ende van wonden,
Die hem in voeten ende in handen stonden enz.
Wanneer de tijdgenoot dit wonder expressis verbis zou voorstellen als door God bewerkt, zal hij daarmee een bijzondere bedoeling hebben. Maerlant rept er in de betreffende episode van zijn Franciscus-leven niet van, zoals men ziet. Wèl echter in de inleiding tot zijn werk, namelijk in vs. 64 e.v.: | |
[pagina 90]
| |
Ende ooc mede, dat hi woude
Datmens geloofde openbare,
Da[t] hi vray messagier ware,
Gaf hi hem zinen seghel te draghene,
Sine boodscap mede te jagene;
Dat waren zine . v . wonden root.
waar dus inderdaad die bijzondere bedoeling de voorstelling verklaart. 3. Deze voorstelling (t.w. dat God de wondtekenen heeft bewerkt) zal wel niet tweemaal, en dan nog onmiddellijk na elkaar, in vs. 59 (‘Die sine wonden brochte voort’) en vs. 67 (‘Gaf hi hem zinen seghel te dragene’) zijn gegeven. 4. Het woord wonde wordt in de betekenis ‘wondteken’ nergens elders aangetroffen. Sinte Franciscus Leven vs. 59 zou - bij P. Maximilianus' interpretatie - daarin alleen staan, wat niet waarschijnlijk is. 5. Die sine wonden brochte voort is syntactisch en psychologisch alleen maar te verstaan als bijvoeglijke bepaling bij vrient. Het dient dan ter toelichting van de ‘roden zielen’ (= rode zijde, bloedende zijde, of teken van de zijdewond), kennelijk ter wille van het rijm aan ‘Sinen vrient’ toegevoegd Bij deze opvatting zijn de vss. 60-63: Om dat hi tvolc, dat leigt versmoort
In svleeschs weilde, in ertseen goede,
In favelen, in overmoede,
Uten sonden wecken soude,
bijwoordelijke bijzin van doel bij ‘sendde’ (vs. 57). J.J. Mak. |
|