Eigenaardig gehaspel met ende.
De Vooys acht het aannemelijk (Nieuwe Taalgids, 1955, 240), dat in uit enterna, ‘telkens en met nadruk, altijd weer’, de oorspronkelijke vorm eride van het voegwoord verscholen zit. M.i. is dit ook de meest logische verklaring. Ik zie maar twee mogelijke prototypen: *uit ende na of *uit en daarna. De eerste vorm, een verbinding van twee als bijwoord gebruikte voorzetsels, is, ook semantisch, een parallel van voor en na, ‘telkens’, dial. ook ‘af en toe, op onbepaalde tijdstippen, als er tijd is’ (Brab.). De uitdrukking komt met en zonder r voor: uit entena is oorspronkelijk, uit enterna heeft epenthesis van r, hetzij door aanleuning bij derna (daarna), hetzij als ‘versterking’ van de toonloze tussensyllabe, zoals in dial, daagstervoren, ‘daags tevoren’, opgevat als ‘daags daarvoren’, vantervoren, ‘van tevoren’; ofterwel < ofte wel.
De t-vorm i.p.v. d bewijst niets voor of tegen afleiding uit ende: beide komen voor. Aldus ken ik in het Brabants: overentover < over ende over (in overvloed), echtigentechtig < echtig ende echtig (wis en waarachtig); overendwee(r) < over ende weer (heen en weer), rommedom < er om ende om (helemaal omheen). Indien de oorspronkelijke vorm *uit ende daarna was, zou ook even goed t als d kunnen optreden. Semantisch voldoet deze vorm echter minder.
J.L. Pauwels.