Spaanschen Brabander, vs. 982.
Zaalberg heeft NTg 36, p. 67 voorgesteld in dit vers:
Dits niet, niet, niet, niet, niet, niet, niet, nichil is hier meest, het vierde niet door met te vervangen, uitgaande van de gedachte, dat men gewoon was te werken met drieledige geldbedragen. Hij kon tevens meedelen dat reeds in de druk van 1638 die verbetering te vinden is. Zij staat bovendien in de uitgave van Verwijs (1869). En zij mag inderdaad aantrekkelijk heten. Maar er is een ander bezwaar tegen deze regel, dat door de wijziging van niet nr. 4 in met niet wordt opgeheven, nl. een metrisch bezwaar. De regel is een lettergreep te lang en dit kleine euvel wordt niet hersteld door verandering van het vierde niet, wel door schrapping van het laatste:
Dits niet, niet, niet, niet, niet // niet nichil is hier meest. De passus die de regel bevat is geschreven in alexandrijnen. Zonder twijfel weet een goed toneelspeler raad met die opeenstapeling van negaties; ze zijn hem gewenst materiaal voor een plastisch combineren van woord en gebaar bij het doorsnuffelen van de ‘duysent vouwen’ van Jerolimo's beurs. Daarom schijnt mij de toelichting van Van den Bosch: ‘hokje voor hokje zoekt hij de buidel door’ zeer wel te passen. Metrisch helpt de caesuur na het vijfde niet aan een gewenste schakering in de voordracht. Met de opvatting vaned. 1638, Verwijs, Zaalberg kan men het metrum niet ‘recht’ krijgen, omdat dan aan weerszijden van het onderstelde met driemaal niet vereist is. Men zou dan een ontsporing moeten aannemen, waartoe de speciale inhoud van het vers aanleiding kon geven. Ontsporing is er ook in mijn veronderstelling, maar men kan zich gemakkelijk voorstellen dat er typografisch een niet te veel is komen te staan. Vooralsnog pleit ik voor schrapping, tegen wijziging.
L.C. Michels.