De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47
(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdWeet of rust.Van Coornhert zijn een drietal lijfspreuken bekend: Verkiesen doet veriesen, de spreuk van zijn notarismerk: Gelycheijt bevredicht, en ten slotte vooral Weet of rust. Waar Kalff in zijn Geschiedenis (III, p. 444 vv.) Coornherts levensgang verhaalt, brengt hij deze spreuk te pas in de hier volgende samenhang: ‘De geest van onderzoek en de dorst naar kennis, die de 16de eeuw in zoo hooge mate kenmerken, openbaren zich ook in den man die “Weet of rust” tot zinspreuk had. Het samenleven met zijne vrouw had rust gebracht in zijn gemoed en zijne zinnen - nu komen de vroegere twijfelingen weer boven; hij is “ongerust in eenige punten der religie” en zoekt den weg tot rust ook in dit opzicht’. Maar het is zeker niet in deze zin dat de spreuk bedoeld kon zijn. Korte jaren na Coornherts dood is er een commentaar van verschenen waarvan mij niet bekend is of hij reeds eerder de aandacht heeft getrokken. Ik heb het oog op een passage uit Bredero's Angeniet, nl. de verzen 1358 vv. Wanneer Melimpior, de vriend van Kloridon, aan deze de waarheid zal gaan onthullen over de verloving van Angeniet met Endimyon (aldus de spelling van deze naam bij Bredero), bereidt hij hem volgenderwijze voor op de slag: | |
[pagina 49]
| |
Het gaat wel anders, Heer, alsmen somwijls besluyt,
De menschen die hier meest en best van deuchden spreken,
Die leven dickwils boost in sonden en gebreken.
En die de waerheyt miltst gebruycken met de mont,
Die hebben in 't gemeen de logen in de gront.
't Schickt voor een wijs man niet yet grootsch hem te vermeten
Van dingen daar hy niet uyt gissing kan van weten,
Ervarentheyt die leert wel bet in leet of lust.
Betrouwen dat bedrieght, wel seyt een: Weet of rust.
Noch Kollewijn noch Knuttel in hun uitgaven lichten ons in over de identiteit van deze ‘een’, maar het lijdt geen twijfel dat Coornhert bedoeld is. Evenmin is onzeker hoe Bredero de spreuk Weet of rust verstond. Het woord gissing heeft hier de betekenis van ‘betrouwbare berekening of verwachting’. Men moet niet lichtvaardig op de toekomst vertrouwen, alleen ervaring, het ‘weten’ is betrouwbaar. Zonder die ‘weten’schap kan men beter ‘rusten’, dat is: zich onthouden, in dit geval zich niet vleien met vooruitzichten, die immers bedrieglijk zijn. ‘Ick hebber oock gekent’, zegt Melimpior, die haar seer veel beroemde,
Die nauw'lijcx 't derdendeel niet dede, dat sy noemde,
en daarmee de noodzaak van het veilig weten op hun manier demonstreerden. Wij kunnen verder volstaan met voor de interpretatie van de spreuk te verwijzen naar hetgeen reeds Moorrees (1887) daarover schreef: ‘Van tweeën één, of blijven jagen naar het bezit van wetenschap op het hoogste gebied, en daar werkelijk zoo ver in vorderen, dat men zich eene eigen meening vormen kan, of ... eerbiedig berusten in hetgeen ons te hoog, te wonderbaar is’ (D. Vz. Coornhert, p. 3-4). Hier is de keuze van het woord berusten gelukkiger dan die van laten rusten bij Bonger: ‘Weet de dingen die men kan weten, laat al het andere rusten’ (D. Vz. Coornhert, p. 18). Weet of rust staat te lezen in een cartouche boven het portret dat Hendrik Goltzius maakte van zijn leermeester in de graveerkunst (reproductie bij Overdiep in GLN, dl. III). Aan de voet leest men het volgende dubbele distichon: Qui Veri studio, qui Libertatis amore
Pontifices nequijt ferre, Lemane, tuos;
Vivida sic Batavus Cornhertius ora ferebat:
Ora sed in scriptis vividiora sonant.
Onder Lemanus versta: Calvijn, als aanwonende van het meer van Genève. De opmerking is niet zonder belang, dat het onderschrift is opgenomen in het geheel van de gravure. Een auteursnaam wordt niet vermeld, maar het vers moet in elk geval de instemming hebben gehad van de kunstenaar die de prent vervaardigde naar een door hem zelf naar het leven gemaakte schildering; zo versta ik de woorden van het randschrift: ‘ad vivum depictus et aeri incisus’. In verband met een beroemde controvers, namelijk die over Vondels bijschrift bij Rembrandts Anslo, verdient het de aandacht, dat de graveur geen depreciatie zag, noch de dichter een tekort aan respect voor de schildergraveur, in een zódanige vergelijking tussen de plastische beeltenis en de ora gelijk die klinken in Coornherts geschriften, waarbij de laatste geprezen werden als de meest levendeGa naar voetnoot1), Een samenvattende studie over de stijl en manier | |
[pagina 50]
| |
van de oude portretbijschriften zou zeer gewenst zijn en misverstanden kunnen voorkomen. ‘Lijdt en mijdt, swijgen best’, zegt Jan Knol in de Spa. Brabander (vs. 1090). In de mond van deze Patriot maken de woorden de indruk van een spreekwoordelijk gezegde. Maar het is toch opmerkelijk dat ‘lijdt en mijdt’ ook meermalen voorkomt bij Coornhert. Aldus in het hoofdstuk Van de lydzaamheyd van de Wellevens kunste (ed. Becker p. 372): Zy lydt en mydt. In zijn aantekening daarbij wijst Becker nog twee andere plaatsen aan bij zijn auteur. Een daarvan vermeldt ‘een heyden’ als bron.
Nijmegen, September 1953. L.C. Michels. |
|