De Nieuwe Taalgids. Jaargang 47
(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Over Bugenhagen's Souter van 1526.Met belangstelling heb ik in dit tijdschrift de recente opstellen gelezen over de kwestie, of Cornelis Crul al dan niet hervormd was, eerst de doorwrochte studie van S.J. Lenselink, Cornelis Crul's bewerking van de 13e en 77e psalmGa naar voetnoot1), en daarna Van Mierlo's repliek, Bij een debat over de religieuze gezindheid van den Antwerpsen rederijker C. CrulGa naar voetnoot2). In het laatste trof mij het volgende (op p. 270): ‘In hetzelfde jaar (n.l. 1526) verscheen er te Antwerpen een Dietse vertaling van (d.i. van Bugenhagen's Duitse psalmvertaling) bij van Hoochstraten, die ze zeker niet als een ketterse vertaling zal hebben uitgegeven; maar als een geleerde vertaling volgens den grondtekst’. Blijkbaar heeft de schrijver niet opgemerkt, dat de Nederlandse Bugenhagen van 1526 onder een fictief adres is verschenen. Behalve door de vermelding in Lenselink's opstelGa naar voetnoot3) had hij dit o.a. kunnen weten uit Nijhoff-Kronenberg's Nederlandsche Bibliographie van 1500-1540, waar onder no. 508, met de uitvoerige titelbeschrijving, een verwijzing naar de litteratuur over de uitgave te vinden is. Nu dus de drukgeschiedenis van het boek minder bekend blijkt te zijn, dan men zou verwacht hebben, komt het me wenselijk voor er hier het een en ander van te verhalen. ‘Die souter wel verduytscht wt die heylige oft Hebreeusche sprake. Verclaringhe des gheheelen psalters seer claer ende profitelic door Iohannem Bugenhaeg wt Pomeren’, gelijk de titel luidt, is blijkens de colophon ‘Gedruct te Basel bi mi Adam Anonymus. Int Iaer ons HEEREN M.D.XXVI’. De drukker heeft succes gehad met zijn schuiladres, want nog tot in de 20e eeuw is de Souter herhaaldelijk voor een Bazelse druk gehouden. Toen het mij in 1919 gelukt is te ontdekken, dat achter deze fictieve naam en adres de Antwerpse drukker Johannes Hoochstraten zich heeft verscholen, heb ik daaraan een uitvoerig opstel gewijd, De geheimzinnige drukkers Adam Anonymus te Bazel en Hans Luft te Marburg ontmaskerdGa naar voetnoot4). Johannes Hoochstraten - vooral niet te verwarren met de veel productievere Antwerpse drukker Michiel Hillen van Hoochstraten, die vermoedelijk zijn vader is geweest - heeft van die eerste kennismaking af steeds mijn warme belangstelling behouden. Nog in mijn Verboden boeken en opstandige drukkers in de hervormingstijd heb ik hem met Simon Corver, Jan Seversz. en Adriaen van Berghen als een der representatieve figuren uit de geloofsstrijd geschetstGa naar voetnoot5). Zó vertrouwd is mij deze drukker en zijn grotendeels hervormde productie, dat ik één ding absoluut zeker weet: toen hij Bugenhagen's Souter in 1526 uitgaf, was het hem maar al te goed bekend, dat het om een verboden editie ging. Waarom ter wereld zou hij anders een schuilnaam hebben gebruikt? Want dat staat als een paal boven water, wie zich daarvan bedient heeft altijd iets te verbergen en tracht zich aan vervolging te onttrekken. En in dit geval is de reden niet ver te zoeken. Immers natuurlijk heeft Johannes Hoochstraten, even goed als ieder andere Antwerpse drukker, het keizerlijk plakkaat gekend van 24 September 1525 tegen de Lutheranen, waarin onder veel meer staat: | |
[pagina 44]
| |
‘dat alle die boucken van Martinus Luther, Pomerani (d.i. Bugenhagen), Carlostadii, Melancton, Ecolompadij, Fransisci Lamberti, Jone ende andere inden heyliger scriften mit Luther gevoelende... gebrocht zullen worden in een openbaer plaetse ende aldaer tot polvere verbrant...Ga naar voetnoot1)’. Johannes Hoochstraten heeft een ruim gebruik van het wapen der gefingeerde namen en adressen gemaakt. Nu eens noemde hij zich Adam Anonymus te Bazel, dan weer Hans Luft, Joannes Philoponos of Steffen Rodt te Marburg. En dat altijd in verboden uitgaven. Voor een bibliograaf beschouw ik het ontsluieren van dergelijke schuiladressen, die in de hervormingstijd en ook nog later vrij veel voorkomen, als een der moeilijkste, doch tevens meest boeiende zijden van het vak. Men moet over heel wat vergelijkingsmateriaal beschikken, benevens over een ingeboren speurzin, om tot zuivere resultaten te komen. Mij hebben die problemen altijd aangetrokken en menige studie heb ik er aan gewijdGa naar voetnoot2). Dat Johannes Hoochstraten twee jaar later voor de uitgave van Luther's Postillen op die epistelen ende evangelien hetzelfde fictieve Bazelse adres van Adam Anonymus opnieuw heeft gebruikt, bewijst, dat hij met de verboden Souter het gewenste doel had bereikt en zijn alibi toen in Antwerpen nog niet was ontdekt. Ik hoop tot slot er ook anderen van overtuigd te hebben, dat Johannes Hoochstraten wel degelijk Bugenhagen's Souter in 1526 ‘als een ketterse vertaling’ en niet slechts ‘als een geleerde vertaling volgens den grondtekst’ heeft uitgegeven.
's-Gravenhage, September 1953. M.E. Kronenberg. |
|