Bestatigen.
In De Standaard van 3 Oktober 1953 schreef Dr. J. Grauls een artikel: Constateren en Vaststellen, de geschiedenis van een betwist werkwoord. Het vrij jonge Franse werkwoord constater, eerst in de achttiende eeuw opgetekend, heeft in Europa een buitengewone bijval gekend: in het Engels, het Duits en het Nederlands werd het overgenomen. In Vlaams België werd het na 1830 een ‘steen des aanstoots’. De puristen vervingen het door het, aan het Duits ontleende bestatigen (of bestadigen), dat echter bevestigen, bekrachtigen betekent. Zij konden zich desnoods beroepen op het Middelnederlands, dat in diezelfde betekenis als bestadigen (Oostelijk bestedigeii) voorkomt, dat ook nog in de zeventiende eeuw opgetekend (zie WNT v.v.), maar sedert geheel verouderd is. Gedurende bijna honderd jaar heeft het barbarisme bestatigen met zijn afleiding bestatiging gewoekerd in Vlaamse kranten, tijdschriften en boeken. De Vlaamse duivenliefhebbers vervingen constater en constateur (een registratie-apparaat voor de terugkeer van duiven) door bestatigen en zelfbestatiger.
Toen dit germanisme eindelijk verworpen werd, pleitte men, naar Noordnederlands voorbeeld, voor vaststellen, maar dat ging niet zonder verzet. Men beweerde dat vaststellen ontstaan was onder invloed van het Duitse feststellen, en in het Noorden weinig gebruikelijk was, wat weldra onjuist bleek. ‘Intussen is constateren in het Nederlands sedert ongeveer 150 jaar in gebruik en de Vlamingen zouden ongelijk hebben dit leenwoord te willen weren. Naast constateren beschikken wij over het thans algemeen aanvaarde vaststellen’.