sprechend’, maar omdat ‘klank’ in tegenstelling met ‘schrijven’ reeds in eerste aanleg van levenloze voorwerpen kan uitgaan, behoeft hier het ‘persoonlijke’ niet als achtergrond te fungeren. Het laat zich denken dat rechtstreeks een toestel, een instrument als ‘verre-klinkend’ bedoeld is geweest. In zover nochtans deze klank toch de menselijke stem was, komt men door het virtuele woordvormingselement φωνος heen toch weer bij φωνή ‘stem’ terecht.
Het contact dat door gebruikmaking van de telefoon wordt tot stand gebracht is in zekere zin rechtstreeks: de hoorder aan de andere zijde verneemt het stemgeluid van de spreker aan de ene en komt aldus in kennis met de inhoud van de boodschap. Niet zo bij de telegraaf. Er is daar een adressaat, aan wie een formulier wordt ter hand gesteld dat in ‘geschreven’ vorm de boodschap tot hem brengt. Weliswaar is het niet dit ‘schrift’ dat in het woord telegraaf staat aangeduid. Het is in eigenlijke zin ook niet het -gram van telegram. Daaronder valt veeleer te verstaan het resultaat, hetzij een wordend, of straks een bereikt, of tevoren een geïntendeerd resultaat van de handeling van ‘verschrijven’. De telegrafist is bezig de boodschap te seinen, hij heeft ze geseind, hij gaat ze seinen. Maar de geadresseerde ontvangt nu per formulier deze boodschap, die ook tevoren door de afzender is opgegeven. Voor dit hele complex van begrippen is een aanduiding nodig, soepel genoeg om de nuances te kunnen dekken. Aan deze geschakeerde behoefte voldoet het woord telegram. Het is, zo algemeen mogelijk omschreven, de aanduiding van iets dat bij middel van de telegraaf wordt ter kennis gebracht, en zulks niet aan degene die het aan de andere zijde ‘opneemt’, maar aan een derde, die het niet hoort maar na ontvangst leest; ook het formulier dat hem uiteindelijk de telegrafische boodschap bemiddelt, heet dan telegram.
Met dit wezenlijke verschil dat tussen de telegrafische en de telefonische communicatie bestaat hangt nu verder samen de verschillende wijze waarop beider aanduiding wordt ingebouwd in het schema van de zin. De voor een derde bestemde ‘boodschap’ van de telegraaf, het telegram, wordt behandeld als een telbaar object. Men geeft op, verzendt, seint, ontvangt 'n telegram. Er is geen aanleiding om op gelijke wijze te spreken van 'n telefoon. Er bestaat niet zo iets als telefoneem. Wordt het woord telefoon van een lidwoord voorzien, dan is het in geheel andere zin. De telefoon is analoog aan de telegraaf: ‘de telefoon en de telegraaf zijn moderne communicatiemiddelen’. Of het is het toestel: ‘de telefoon is defect’. Vergelijk voorts, met een lidwoord: ‘er is vanmiddag een telefoon voor je geweest’ (weinig gebruikelijk); met een telwoord: ‘er zijn vanmiddag drie telefoontjes voor je geweest’; versta: telefonische oproepen (niet in de postale zin van deze term), Anrufe, calls. In het laatste voorbeeld is ook het diminutief van belang. Niet gemakkelijk zegt men: ‘drie telefoons’; dan wordt het allicht, indien niet ‘driemaal opgebeld’, ‘driemaal telefoon’, met het enkelvoudige werkwoord en zonder lidwoord, analoog aan de behandeling van stofnamen, gelijk men in het algemeen zegt: ‘er is telefoon voor je’, ‘telefoon voor meneer X’. Uit de bovengegeven analyse volgt dat er geen aanleiding bestaat om te zeggen: ‘er is telegraaf voor je’, wel: ‘er is 'n telegram voor je’. Het formele verschil tussen ‘drie telefoontjes’ en ‘driemaal telefoon’ doet uitkomen dat drie een telwoord is, maar driemaal niet; vgl. Heeroma, NTg 42, p. 241.
In de laatste tijd leest men een enkele maal het woord telefonade, schertsend gevormd naar kanonnade, fusillade.
Nijmegen, September 1952.
L.C. Michels.