De Nieuwe Taalgids. Jaargang 45
(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNog eens: IsabéGa naar voetnoot1).In Woordenschat, door Taco de Beer en Dr. E. Laurillard (1899? - het exemplaar op de Kon. Bibl. heeft geen frontpagina -) staat op blz. 495: Isabé, het lied van - een algemeen straatlied in 1847, '48, een kleine romance, beginnend met: ‘Daar was eens een meisje loos’. Het woord isabee schijnt evenwel meer voor te komen. In het boekje: National costumes in Holland, compiled with the assistance of the Netherlands: Open-air Folklore-Museum by Riet Hijlkema, Head of the Costumes Departement, staat, als onderschrift bij afbeelding 39: ‘Huizen: Vrouwen met Zondagse oorijzermuts (links) en daagse isabee (rechts)’. Misschien zou een kunsthistoricus kunnen zeggen of Isabey vrouwen met grote mutsen schilderde, welke mutsen aan hem hun naam ontleenden èn is dat soort muts en daarmee de naam in Huizen blijven bestaan, waardoor het woord in de (onze) taal gekomen zou kunnen zijn. Enig bewijs voor deze veronderstelling heb ik niet, maar is ze gewaagder dan die welke uitgaat van de bewondering van artillerie-officieren voor ‘marines’ van de Franse schilder? 's-Gravenhage. J. de Kruys.
In de Complete Gedichten van P.A. de Génestet, verzorgd door Dr. H.L. Oort en uitgegeven door de Mij. voor Goede en Goedkope Lectuur, z.j., vinden we op blz. 396 de volgende aantekening bij het gedicht ‘Alarmisten’, 7e couplet: - In 't lied van Isabé. Isabé was een beruchte Haagse straatjuffer uit de G's dagen. Er werden straatliedjes op haar gemaakt: En ze vochten met houten messen,
En ze bloedden als karnemelk,
's Jongen, 's jongen, wat 'n Isabé!
Men wil ook dat het bekende liedje: ‘Daar was eens een meisje loos,
Die zou gaan varen als lichtmatroos.’
op haar bedoeld is -. De uitdrukking kwam, volgens D. van Unnik en D.B., voor o.a. in het leger en in een sociëteit. Hier zal bovengenoemde straatjuffer, althans bij name, wel bekend zijn geweest. Wellicht leeft haar twijfelachtige roem dus hier en daar nog ongeweten voort: Wat een Isabé! Aerdenhout. H. Vogelesang. |
|