De Nieuwe Taalgids. Jaargang 45
(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| |||||||||||
Aankondigingen en mededelingen.Portretten van G.A. Bredero.In de vorige aflevering deelden wij mede dat achter een zelfportret van David Bailly ten onrechte Bredero gezocht is. Daarop lieten wij volgen: ‘zijn uiterlijk voorkomen zal ons dus onbekend blijven.’ Men maakt ons opmerkzaam dat dit een vergissing is. Er zijn wel degelijk echte portretten bewaard o.a. bij de uitgave van De Stomme Ridder van 1619 (Vgl. Unger's Bibliografie 15 en 61 enz.). Een reproductie werd in 1886 geplaatst in deel I van de door Ten Brink e.a. bezorgde Bredero-uitgave. | |||||||||||
Multatuli en de welsprekendheid.In zijn inaugurele rede als buitengewoon hoogleraar in de taalbeheersing hield Dr. G. Stuiveling de 19de Mei te Amsterdam een pleidooi voor dit nieuwe vak, geïllustreerd door de praktijk van een auteur, die in zijn welsprekendheid zijn taal voortreffelijk beheerste, n.l. Multatuli (Groningen - J.B. Wolters - 1952. Prijs f 1,25). | |||||||||||
Taal en Versbouw.De 19de Mei hield Dr. A. Teeu, gewoon hoogleraar in de vergelijkende en algemene taalwetenschap te Utrecht een inaugurele rede, waarin hij, in tegenstelling met A.W. de Groot, betoogde dat de versbouw niet onverbrekelijk verbonden is met de bepaalde struktuur van een taal. De Latijnen konden bijv. de Griekse hexameter aanvaarden. In de Indonesische talen worden beurtelings de Sanskrit- en de Westerse versbouw toegepast. (Amsterdam - Djambatan - 1952). | |||||||||||
Bijbel en Romantiek.De 23ste Mei koos Gerard Brom dit onderwerp voor zijn afscheidscollege als hoogleraar in de Nederlandse en de algemene letterkunde aan de Nijmeegse Universiteit. Hij ging die verhouding na in verscheiden moderne talen, in het Nederlands o.a. bij Multatuli. (Nijmegen - Dekker en Van de Vegt N.V. - 1952; 38 blz.). | |||||||||||
Inleiding tot Guido Gezelle.In de voor het onderwijs bedoelde Lessen in Literatuur werd deze Inleiding bewerkt door Dr. J. Haantjes en Achilles Mussche. Het plan is van de eerstgenoemde, maar terecht heeft hij steun gezocht bij Vlaamse deskundigen en een vaste Vlaamse medewerking. In een tiental breed uitgewerkte en ingeleide lessen krijgt men een overzicht, met diepgaande beschouwing over leven en werken van de grote Vlaamse dichter. Dit boek, getuigend van gerijpte studie, dient ook verwelkomd te worden als ‘poging om op het gebied van de onderwijsuitgaven contact te brengen tussen Nederland en Vlaanderen’. | |||||||||||
Ruusbroec in vijftiende-eeuwse Engelse vertaling.Dat Ruusbroec's werken in Latijnse vertaling in geheel West-Europa verspreid werden, is algemeen bekend. Dat via het Latijn ook een tweetal werken (De Gheestelijcke Brulocht en de Blinckende Steen) ook in het begin van de 15de eeuw in Engelse vertaling bestonden, is minder bekend. Daarop werd onlangs de aandacht gevestigd door E. Colledge in een uitvoerig artikel TheGa naar voetnoot1) | |||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||
Treatise of Perfection of the Sons of God, gepubliceerd in de English Studies (April 1952). | |||||||||||
Bloemlezing uit het Groot Lied-Boeck van G. Az. Bredero.In de Klassieke Galerij (No. 56) werd deze bloemlezing uitgegeven door Dr. R.V. Vanden Bussche O.P.Ga naar voetnoot1) met een Verantwoording en een Inleiding (blz. V-XX). De stof is verdeeld in Wereldse Liederen (blz. 1-37) en Stichtelijke Liederen (blz. 39-71) met verklarende aantekeningen. | |||||||||||
Bloemlezing uit Zuid-Afrikaanse Poëzie.Dezelfde Klassieke Galerij (No. 15) bracht een tweede uitgave van deze, door R. Antonissen ingeleide en verzorgde keuze, waarbij de inleiding aangevuld en voor een belangrijk deel opnieuw geschreven is, terwijl een aantal minder belangrijke gedichten vervangen zijn door betere, o.a. uit de poëzie der jongste generatie gekozen. De degelijke inleiding was aan deze schrijver ten volle toevertrouwd en zijn keuze berust op intieme kennismaking met de letterkunde van zijn nieuwe omgeving. Voor de verbreiding van de Afrikaanse poëzie in de Nederlanden kan deze bloemlezing goede diensten bewijzen. Of de beknopte Woordenlijst aan het slot voldoende zal blijken voor oningewijde lezers valt echter te betwijfelen.Ga naar voetnoot2) | |||||||||||
Brieven van Erasmus.Dr. Gilbert Degroote, die een grondige studie maakte van Erasmus en zijn invloed in de Nederlanden, publiceerde in de reeks Verhandelingen van de Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding No. 421Ga naar voetnoot3) een studie over de Brieven van Erasmus, bedoeld als ‘een verkenningspoging van de meest scherpende inwerking van deze epistels in het Nederlands’. | |||||||||||
Reinaert-teksten.Voor de studie van de Mnl. Reinaert is het van belang dat men naast de voortreffelijke kritische uitgave van J.W. Muller de beschikking heeft over de authentieke handschriftelijke overlevering. Ter vervanging van de uitverkorte uitgave van de twee voornaamste handschriften door Buitenrust Hettema heeft nu W. Gs. Hellinga op uitgebreider schaal een diplomatische uitgave bezorgd van de bronnen vòòr het jaar 1500, namelijk van alle handschriften en fragmenten, van de Reynardus Vulpes en het volksboek Die hystorie van reynaert die vos.Ga naar voetnoot4) Met de uiterste zorg zijn de teksten nauwkeurig afgedrukt en zoveel mogelijk parallel geplaatst, wat door het royale quarto-formaat mogelijk werd. De Verantwoording van de uitgave (blz. III-VIII) is beknopt gehouden, omdat de beschrijving van deze bronnen bewaard werd voor een tweede deel, dat Tekstkritiek zal heten. | |||||||||||
Naamgevingsproblemen in de Reynaert.Voor de Naamkunde-commissie van de Kon. Ned. Akademie hield W.Gs. Hellinga een lezing over dit onderwerp, die in de Bijdragen en Mededelingen afgedrukt werd.Ga naar voetnoot5) Op scherpzinnige, maar niet altijd overtuigende wijze | |||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||
tracht hij allerlei namen als taboe-namen of als spotnamen te verklaren. Opmerkelijk is dat hij in een Bijlage aan de vele conjecturen bij de Proloog een nieuwe toevoegt. Hij wil nl. in vs. 6 lezen: ‘Die nivart niet en hevet vulscreven’, waar met Nivart bedoeld zou zijn de auteur van de Isegrims: Magister Nivardus. Daarmee wil hij terugkeren tot het auteurschap van Willem voor de gehele Reinaert. | |||||||||||
Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam.XXVII (1951), afl. 3-4. Deze tweede helft van de jaargang bevat de volgende bijdragen: P.J. Meertens: De taak der Nederlandse anthroponymie; A. Boileau: Over een paar levende plaatsnamen uit Overmaas; M. Schönfeld: Benoeming naar de vorm bij Nederlandse waternamen; K. Roelandts: Het naamkundig onderzoek in Skandinavië; A.W. Vlam: De toponymische bedrijvigheid van de Stichting voor Bodemkartering te Wageningen; J. van Gorp: Kempische persoonsnaman (vervolg); J.J. Kalma: Het ‘Toponymysk Wurkforbân’ te Leeuwarden; O. Leys: Vlaamse bijnamen vóór 1225 (eerste gedeelte, met materiaal, ingezameld door M. Gysseling) | |||||||||||
De Driehoeksverhouding Pol de Mont - August Gittée - Alfons De Cock.Een breed opgezette studie wijdde G. Schmook aan de onderlinge verhouding van dit drietal bekende Vlaamse folkloristen. Aanleiding was de herdenking van de honderdste verjaring van Alfons de Cocks geboorte. De schrijver beschikte over tal van gegevens vooral uit briefwisseling en leverde dus een belangrijke bijdrage tot ‘de genesis van de Vlaamse folklore’. Zijn verhandeling werd opgenomen in de Reeks IV No. 14 van de uitgaven der Koninklijke Vlaamse Academie (Gent - N.V. Drukkerij Erasmus - 1952; 125 blz.). | |||||||||||
Uitbou en onderrig van die Afrikaanse taal.Wij vestigen de aandacht op een referaat over dit onderwerp door Prof. Dr. S.P.E. Boshoff geleverd 28 Junie 1951 voor de Akademie-vergadering en afgedrukt in het Tydskrif vir Wetenskap en Kuns XI, afl. 2, blz. 87-107. | |||||||||||
Taalgeografiese Studies I.Die Ontwikkeling van Vormvastheid in enkele Afrikaanse Woorde met 'n a/e-wisseling, deur Professor Abel Coetzee (Johannesburg-Universiteit van die Witwaterstrand 1951). | |||||||||||
Nederlandse invloed op die Afrikaanse Woordskat.De 3de April 1951 hield J. du P. Scholtz als professor in Nederlands en Afrikaans aan de Universiteit van Kaapstad een interessante ‘Intreelesing’ over dit onderwerp, die gedrukt is in de ‘Lesingreeks van die Universiteit van Kaapstad’ No. 3 (London - Oxford University Press - 1952; 22 blz. Prijs 2 s. 6 d.). | |||||||||||
Jaarboek van de Kon. Vlaamse Academie 1949-1951.Bij de honderdste verjaardag van de geboorte van wijlen Isidoor Teirlinck werd hij van verschillende zijden plechtig herdacht. E. Blancquaert sprak over Isidoor Teirlinck als dialectoloog; Robert Foncke herdacht Vader Teirlinck als folklorist, L. van Puyvelde Isidoor Teirlinck als mens, Fr. Baur prees Isidoor Teirlinck de kunstenaar, J. van de Wijer sprak over Isidoor Teirlinck en de naamkunde, H. Teirlinck gaf uiting aan zijn piëteit Bij het Eeuwgetijde van | |||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||
mijn vader's geboorte. - Rouwhulde bracht E. Blancquaert bij het overlijden van de Luikse hoogleraar R. Verdeyen; P. Sobry en G. Walschap herdachten E.H. Joris Eeckhout. | |||||||||||
Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie XXV (1951).Deze bundel bevat o.a. de volgende bijdragen: J. Leenen hulde aan Isidoor Teirlinck; A. van Loey: De sifflante à chuintante ou prépalatale (ch inplaats van s en g inplaats van z in Middeleeuws Brusselse documenten); J. Dupont: Le Chainon sémantique terniaire; J.L. Pauwels: Woordgeografische Studiën: de Vlierboom in de Zuidnederlandse dialecten (met kaart); J. Lindemans: De plaatsnamen op -ake(n); A. Carnoy: Kruidkunde en Belgische Toponymie. Tenslotte volgen, als gewoonlijk, een drietal bibliografische overzichten, nl. De Nederlandse Dialectstudie in 1950 door L. Grootaers, De Plaatsnamenstudie in 1950 door H.J. van de Wijer, en De Persoonsnamenstudie in 1950 door K. Roelandts. | |||||||||||
Album Prof. Dr. Paul de Keyser (1951).Bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag werd de Gentse hoogleraar door vrienden en leerlingen een Album aangeboden, die uit twee gedeelten bestaat. Voorop gaat een overzicht van zijn Leven en Werk: een Levensschets door R. Roemans, een karakteristiek als Folklorist door F. van Es, als beoefenaar van Nederlandse Taal- en Letterkunde door A. van Elslander, als Kunstgeleerde door J. Duverger, als Opvoedkundige door J. Verheyen, terwijl R. Roemans er een Bibliographie aan toevoegde. Een tweede gedeelte bevat een keuze Uit het Werk van Prof. Dr. P. de Keyser op verschillend gebied. | |||||||||||
Duitse belangstelling voor Vlaamse letterkunde.Wij ontvingen enige delen van een nieuwe Bibliotheca Flandrica, ‘herausgegeben unter Forderung der Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde in Brussel’ (Düsseldorf-Köln - Eugen Diederichs Verlag), namelijk Drei altflämische Spiele: Jedermann, Lanselot und Sanderein, Mariechen von Nymwegen, vertaald door Wolfgang Cordan; Vom göttlichen Reichtum der Seele, Altflämische Frauenmystik (Hadewijch en Beatrijs van Nazareth), vertaald door J.O. Plassmann. Dat de belangstelling zich niet beperkt tot de Middelnederlandse letterkunde, blijkt daaruit, dat in dezelfde reeks ook Gerard Walschap's roman Houtekiet verschenen is, in de vertaling van Dr. Martha Baerlecken. | |||||||||||
Lanselot in Franse bewerking.Als uitstekend verzorgde en geïllustreerde luxe uitgave verscheen La belle histoire de Lancelot de Danemark et de la belle Sandrine, traduite par Robert Guiette (Brussel - Firmin Desmet. Edition des Artistes - 1948. | |||||||||||
Twee Middelnederlandse Legenden.Als register van de Gentse metsersnering berust een perkamenten handschrift op het Stadsarchief te Gent, waarin o.a. twee gedichten voorkomen, in 1427 vervaardigd door Lievin Kindekin, ‘der metser eerste capelaen’. Ze hebben betrekking op de legende van de ‘Vier gekroonden’, vier Romeinse martelaars - Severus, Severianus, Capoforus en Victorinus, gevierd ‘onder de naam van vijf steenhouwers’. De eerste tekst beroept zich op de overlevering in de Spieghel Historiael en het Passionael; de tweede geeft de legende | |||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||
van Sente Nazarius en van Sente Celsus. Deze nog onuitgegeven, vrij uitvoerige teksten, toegelicht en nauwkeurig verzorgd, werden uitgegeven door Dr. A. van Elslander en Drs. M. Daem in de Oostvlaamsche Zanten van 1951. Hoewel de letterkundige waarde gering is, verdienen deze gedichten als proeven van volkskunst onze aandacht. C.d.V. | |||||||||||
Ontvangen boeken.
|
|